Elize de Mul
Promovendus techniekfilosofie, Leiden
Wie op grote voet leeft, laat grote voetafdrukken achter. Vanuit de micropositie van het individu zijn die voetafdrukken moeilijk te (over)zien. Er wordt ondertussen wel hevig gespeculeerd. Smeltende ijskappen, het verdwijnen van de bij, het langzaam opraken van natuurlijke grondstoffen. Mensenmassa’s komen in beweging, pleiten voor een lichtere tred. Massa’s mensen ontkennen het bestaan van de afdrukken volledig. Allen kneden echter, veranderen de wereld naar menselijk gebruik. De term ‘Antropoceen’ verwijst naar de grootschalige afdruk die wij gezamenlijk achterlaten. De term getuigt echter ook van een kortzichtigheid, een onvermogen om de mens níét centraal te stellen in het grote verhaal. De wereld reageert immers ook op ons gestamp. Ze oefent haar invloed net zo hard uit op ons als andersom. En aangezien wij deze wereld nodig hebben om überhaupt voort te bewegen, wordt het tijd te beseffen dat de dingen wellicht de maat der mensen zijn.
Alicja Gescinska
Politiek filosoof, Amherst
Wat de (morele) implicaties van het zogenoemde Antropoceen zijn, hangt af van de aard van de voorspelde ecologische en klimatologische veranderingen. Apocalyptische doemdenkers voorspellen grote globale en sociale onrechtvaardigheid omwille van die veranderingen, en daaruit voortvloeiend ook grootschalige conflicten. Op moreel vlak zou zo’n ontwikkeling nopen tot meer vreedzaamheid, tot een hernieuwing van het gevoel van solidariteit en rechtvaardigheid. Maar ik ben geen doemdenker. Ik koester de valse hoop dat het nog lang vijf voor twaalf zal zijn. En dat we de kwalijke veranderingen van het nieuwe tijdperk dus nog kunnen inperken met genoeg goede wil en goed gedrag. Daarin staat een existentiële bescheidenheid centraal. We eigenen ons de dingen zo graag toe, we leggen zo graag beslag op alles. De wereld zou beter af zijn indien we ons meer als hoeders in plaats van als eigenaars van de wereld zouden gedragen.
Paul van Tongeren
Emeritus hoogleraar ethiek, Nijmegen
De betekenis van Protagoras’ uitspraak dat de mens de maat der dingen zou zijn, heeft een merkwaardige verandering ondergaan. Tegenwoordig wordt die stelling veelal gebruikt als uitdrukking van de menselijke macht. En vaak met een moralistische connotatie: die macht wordt dan bekritiseerd. Ook de voorgelegde stelling is daarvan een voorbeeld: we zouden af moeten van de idee dat het allemaal om de mens draait! Maar waarom eigenlijk? Omdat we anders het Antropoceen niet overleven! Maar waarom is dat erg? Omdat mensen dat erg vinden. En daar is de mens weer terug, als maat van de dingen. Zelfs als het die mensen niet om zichzelf gaat, maar om de aarde, is het de menselijke waardering ervan die bepalend is. De vraag is niet of we af móéten van het idee dat de mens de maat der dingen is, maar of we eraf kúnnen. Misschien bedoelde Protagoras dat wel: de mens raakt zichzelf niet kwijt; onze macht is onze ultieme onmacht.
Dit artikel is exclusief voor abonnees