Home Spoedcursus: bureaucratie

Spoedcursus: bureaucratie

Van een onneembare dorpsvesting tot een commercieel fastfoodrestaurant: verschillende modellen leggen de aard van de bureaucratie bloot.

Door Michel Dijkstra en Simone Bassie op 04 juni 2021

Spoedcursus: bureaucratie Beeld Maus Bullhors

Van een onneembare dorpsvesting tot een commercieel fastfoodrestaurant: verschillende modellen leggen de aard van de bureaucratie bloot.

Cover van 06-2021
06-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Parabel zonder sleutel: Het slot

Een onneembare vesting. Dit gebouw staat centraal in Kafka’s (1883-1924) beroemde en buitengewoon gelaagde roman Het slot, die je als een vernietigende kritiek op bureaucratie kunt lezen. De plot is even eenvoudig als vervreemdend: een zekere landmeter K. gaat in een dorp wonen dat geheel door het slot wordt beheerst. Hij wil koste wat kost toegang tot het gebouw en aan de bewoners erkenning vragen voor zijn verblijf in het dorp. Na een aantal mislukte pogingen krijgt hij een ambtenaar van het slot te spreken die hem wellicht toestemming geeft om in het dorp te verblijven. K. krijgt deze mededeling echter niet mee, omdat hij van uitputting in slaap valt. Max Brod, vriend en literair erfgenaam van Kafka, stelt dat K. in het nooit geschreven romaneinde zelfs zou overlijden zonder het slot ooit te betreden.
Filosoof Theodor Adorno (1903-1969) noemt Het slot treffend ‘een parabel waarvan de sleutel is gestolen’. Met andere woorden, het werk genereert oneindig veel interpretaties die geen van alle sluitend zijn. Zelf zag Adorno het werk als een aanklacht tegen totalitaire structuren, omdat zowel de dorpsbewoners als K. geen enkele vrijheid wordt gegund. Max Brod duidde de roman dan weer als een duister beeld van Gods genade, die de mens nooit door eigen inspanning kan verwerven. Het is echter ook mogelijk om in het slot en zijn macht over het dorp een symbool voor de bureaucratie te zien. K. probeert via talloze gesprekken toegang tot de vesting te krijgen, maar wordt niets wijzer. Integendeel, hij raakt steeds dieper verdwaald in een doolhof van onduidelijke verwijzingen. Terwijl K.’s wanhoop toeneemt, blijft het slot onverbiddelijk zwijgen. Het ultieme beeld van het systeem dat zich niets van het lot van een individu aantrekt?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De onttovering van de wereld: IJzeren kooi

‘Het is het lot van onze tijd, met de haar eigen rationalisering en intellectualisering, vooral: de onttovering van de wereld, dat juist de laatste en meest sublieme waarden zijn teruggetreden uit de openbaarheid…’ Deze felle woorden zijn geschreven door Max Weber (1864-1920), die aan het begin van de twintigste eeuw al waarschuwde voor de gevaren van bureaucratie. De Duitse socioloog noemt de neiging om mensen te beschouwen als nummers of radertjes in het kapitalistische systeem een ‘stahl­hartes Gehäuse’. Deze term, die letterlijk ‘staalhard omhulsel’ betekent, wordt vaak vertaald als ‘de ijzeren kooi’.

Volgens Weber komt de macht van de bureaucratie voort uit het protestantisme. Het harde werken dat deze christelijke stroming propageert staat sinds de moderne tijd niet meer in dienst van God, maar wordt een doel op zich. Zo ontstaat een ‘aan mechanisch-machinale productie gebonden economische orde die vandaag de levensstijl van alle individuen bepaalt, misschien zelfs tot de laatste ton fossiele brandstof is opgebruikt’. Kortom, door het hele leven door een economische bril te bekijken gaat de menselijke maat verloren. Dat bedoelt Weber dan ook met de ‘onttovering van de wereld’: er zijn geen onberekenbare krachten meer, maar alle problemen worden door wetenschap en techniek opgelost. De mens die in ‘de ijzeren kooi’ leeft, gaat dan ook vanbinnen langzaam dood. Hij wordt voort­durend geconfronteerd met doel-middeldenken en kan de schoonheid van de wereld niet meer zien. Met het verliezen van de levenszin neemt echter ook het verlangen naar nieuwe zingeving toe. Op die manier voedt de ijzeren kooi ons utopisch verlangen. Maar of wij er ooit aan kunnen ontsnappen blijft de vraag.

Werken zonder eindproduct: De lopende band

Het is een klassiek beeld uit de film Modern Times (1936): Charlie Chaplin die zich als arbeider aan de lopende band in het zweet werkt en uiteindelijk wordt meegesleurd. Vrijwel iedereen die vandaag de dag productiewerk verricht, herkent dit beeld onmiddellijk: je wordt tot een hersenloze uitvoerder gereduceerd. Oorzaak: de door bureaucratische processen aangestuurde arbeidsdeling. Dit ophakken van het werk werd voor het eerst ingezet door Henry Ford (1908-1947) in de assemblagelijn of lopende band voor zijn succesvolle en uiterst betaalbare Model T.

Voordat deze arbeidsdeling bestond en het ‘fordisme’ opkwam, werd ze al bekritiseerd door Karl Marx (1818-1883). Volgens deze denker bestaat er een fundamenteel verschil tussen de premoderne manier van werken en die van na de Industriële Revolutie. De premoderne werknemer is namelijk geheel betrokken bij het arbeidsproces, bijvoorbeeld het bakken van brood. Als hij het eindproduct in handen heeft, schenkt dit hem dan ook voldoening. Om met Marx te spreken: de arbeider heeft zichzelf verwezenlijkt in zijn arbeid. Met de werknemer na de Industriële Revolutie is het heel anders gesteld. Omdat hij alleen maar een stukje van de productielijn ziet, kan hij zijn handelingen niet in het grote geheel plaatsen. Daarom voelt hij zich niet betrokken bij het eindproduct; er is sprake van vervreemding tussen de arbeider en zijn arbeid. Het gevolg van deze arbeidsdeling is volgens Marx dat de mens zichzelf niet meer kan realiseren en zo ook vervreemd raakt van zichzelf. Degene die niet in harmonie met zichzelf leeft, kan de connectie met de ander evenmin nog vinden. Op die manier raakt de hele maatschappij door de introductie van de lopende band versplinterd.

Gereduceerd tot koning: McDonald’s

Als je met jonge kinderen door de stad loopt, probeer je ze te vermijden: de gouden regenbogen van de McDonald’s. Als het kroost deze emblemen in de gaten krijgt, krijg je al snel aan de te krappe tafeltjes een te gemakkelijk verorberbare maaltijd voorgeschoteld. Je kinderen vinden het voedsel geweldig. Je hebt bovendien als klant het gevoel dat je centraal staat, maar bij het afrekenen ben je toch enkele euro’s lichter dan je had gewild. Wil het concern je in de luren leggen?

De Amerikaanse socioloog George Ritzer (1940) vindt van wel. Voort­bouwend op het werk van Max Weber ontwikkelde hij een model dat het doel-middeldenken in de moderne maatschappij aan de kaak stelt. In tegenstelling tot zijn voorbeeld kiest hij echter voor een concreet bedrijf als beeld voor de dehumanisering van het leven. Volgens Ritzer vallen wij ten prooi aan de McDonaldisering van de wereld. Dit proces heeft een viertal kenmerken, namelijk efficiëntie, voorspelbaarheid, berekenbaarheid en beheersbaarheid. De efficiëntie zie je vooral terug in de zogenoemde drive-throughs van McDonald’s: klanten kunnen vanuit de auto bestellen en krijgen eten dat je heel goed uit de hand kunt nuttigen, zoals McNuggets. Daarnaast krijg je overal ter wereld bij het fastfoodrestaurant precies hetzelfde eten voor precies dezelfde prijs. De beheersbaarheid, ten slotte, wordt mogelijk gemaakt door computers of robots. Die zorgen er bijvoorbeeld voor dat de friet automatisch uit de frituur komt zodra hij gaar is. Als de mens zich afstemt op de machine, loopt alles op rolletjes. Ritzer merkt dan ook scherp op dat het erop lijkt dat ‘jij’ als almachtige klant centraal staat in de moderne maatschappij. Tegelijkertijd heeft dit consumentisme een hoge prijs: je reduceert de ander tot een nummer in een anonieme veelheid.