Home Spiritueel wetenschappers, exacte spiritualiteit

Spiritueel wetenschappers, exacte spiritualiteit

Door Michel Dijkstra op 21 januari 2010

Cover van 01-2010
01-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Met hun bijdragen aan de essaybundel Zien is geloven halen twaalf wetenschappers de tegenstelling wetenschap-spiritualiteit onderuit.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wetenschappers en spirituele mensen zijn elkaars tegenpolen. Een spiritueel persoon staat niet met beide benen op de grond: hij gelooft in wazige zaken als bijna-doodervaringen, energiestromen en communicatie met zijn pasoverleden oma. Een wetenschapper moet niets van deze opvattingen hebben en zoekt alles juist tot op de bodem uit. Deze kritische houding maakt hem tot een gevoelloos en materialistisch, kortom ‘aspiritueel’ mens.

Dat deze clichés over wetenschap en spiritualiteit niet waar zijn, illustreert de door Manon Duintjer samengestelde essaybundel Zien is geloven. In dit boek vertellen twaalf exacte wetenschappers hoe zij zich bij hun werk door spiritualiteit laten inspireren. Het resultaat is een veelkleurige en verrassende bundel. Keer op keer verbinden de schrijvers onderwerpen die op het eerste gezicht weinig tot niets met elkaar te maken hebben.

Een van de helderste bijdragen is van Henk Barendregt. Deze wiskundige verbindt zijn wetenschappelijke precisie met een diepgaande belangstelling voor boeddhistische meditatie. Barendregt stelt dat de wetenschap ons weliswaar belangrijke inzichten in de werking van de natuur schenkt, maar niet het lijden uit de wereld helpt. Zo wordt de mens soms geconfronteerd met diepe angsten.

Meditatie is volgens Barendregt een probaat middel om de angst te temmen. Tijdens het mediteren kan de mens zijn gerichtheid op het ‘ik’ opgeven en vreugdevolle rust verwerven. Dit betekent niet dat iedereen kritiekloos op zijn meditatiemat moet gaan zitten. Barendregt citeert Boeddha: ‘Je moet niets aannemen, behalve als het overeenkomt met je eigen ervaring en gevolgtrekkingen.’ Deze uitspraak getuigt volgens Barendregt van ‘een wetenschappelijke houding. Behalve via persoonlijke ervaring is het de moeite waard om meditatie ook wetenschappelijk te evalueren.’ De wiskundige kijkt dan ook welk effect meditatie heeft op depressieve mensen. Barendregts onderzoeksresultaten zijn bemoedigend: meditatietrainingen verminderen de terugvalkans van de patiënten drastisch. Op die manier leidt het onderzoek naar een spirituele praktijk tot nieuwe wetenschappelijke feiten.

Architect Max van Huut, van onder andere het hoofdkantoor van de Gasunie in Groningen, stelt in zijn bijdrage dat gebouwen een positieve uitwerking op mensen moeten hebben. Helaas bouwen veel architecten tegenwoordig op een eenzijdig rationele manier, die zich uit in de rechte lijnen van flats en bankgebouwen. Tegenover deze kille bouwkunst plaatst Van Huut zijn organische architectuur, waarbij de vorm van een gebouw door de natuur geïnspireerd is. Bovendien komen zijn projecten tot stand door de inbreng van zo veel mogelijk betrokkenen, zoals buurtbewoners en adviesbureaus.

Van Huuts benadering werpt vruchten af. Een zware misdadiger die in een door hem ontworpen gevangenis zat, gaf hem eens het volgende compliment: ‘Ik word zacht van dit gebouw.’ Dit compliment was ondenkbaar als de architect zijn bouwkunst alleen als wetenschappelijk reken- en meetwerk beoefend had. Wetenschappelijke nauwgezetheid en spirituele gevoeligheid zijn bij Van Huut, Barendregt en de andere auteurs dan ook geen twee zielen in één borst. Eerder vormen ze één levensadem, die hun creativiteit en nieuwsgierigheid voedt.