Toen ik na een kleine drie weken schoolvakantie weer begon met mijn vaste wekelijkse uurtje ‘tafels overhoren’ bij de kinderen van groep 4 en 5, viel het me op dat één van de jongens – die normaal gesproken niet altijd zin heeft in die ‘stomme rijtjes’ – ineens met sprongen vooruit was gegaan. ‘Wat heb jij gedaan in de vakantie?’, vroeg ik. ‘De hele tijd geoefend, of zo?’ ‘Nee hoor’, zei hij. ‘Ik heb op een zeilboot gezeten, en niks gedaan.’ We stelden gezamenlijk tevreden vast dat niets doen bij hem blijkbaar heel productief had uitgepakt.
Ons woord ‘school’ komt van het Griekse woord ‘scholè’, dat ‘vrije tijd’ betekent. Griekse mannen in de Oudheid die scholè hadden, hoefden niet te werken. Ze hadden de tijd aan zichzelf en konden zich wijden aan studie en (zelf)onderzoek: scholè. Maar een andere interpretatie van hetzelfde begrip is zeker zo interessant: om echt iets te leren, heb je scholè nodig. Opgedane kennis en ervaring rijpt tijdens momenten van rust.
De toekomst van het onderwijs is de laatste tijd trending topic in de media – de afgelopen maand wijdden De Groene Amsterdammer, Vrij Nederland, NRC Next én de Volkskrant er extra bijlagen en diverse omslagartikelen aan. Ik juich dat toe, al zou ik graag de oorspronkelijke betekenis van ‘scholing’ willen inbrengen in het debat. Echte kennis vraagt om reflectie en bezinning. En omdat onderwijs een publieke zaak en taak is, moeten we ons, politiek én privé, buigen over de vraag hoe we ook die momenten kunnen creëren. Momenten waarop je uit de dagelijkse tredmolen stapt en over het water staart. Zoals in een zeilboot. Een mooie denkoefening voor het begin van de zomer.