Artsen gaan in de regel zorgvuldig te werk bij euthanasie. De angst voor een 'dijkbreuk' in de stervenshulp is ongegrond. Katholiek Jean-Pierre Wils zet, los van Rome, zijn eigen koers uit door de ethiek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dat Nederland als eerste land ter wereld een euthanasiewetgeving bezit en België wellicht snel zal volgen, betekent niet dat alle reflectie over het onderwerp nu kan worden opgeborgen. Sterven, en bij uitbreiding actieve levensbeëindiging, is en blijft immers een problematisch en pijnlijk gegeven. In Euthanasie; naar een ethiek van het sterven zoekt Jean-Pierre Wils, hoogleraar theologische ethiek in Nijmegen, voorzichtig naar een antwoord op de vraag wat het betekent waardig afscheid van het leven te nemen. Daartoe gaat hij te rade bij zowel de literatuur, de filosofie, de geschiedenis als de hedendaagse medische praktijk. Die interdisciplinaire aanpak resulteert in een rijk gestoffeerd maar ietwat structuurloos werk met vele losse eindjes. Wils' meanderende gedachtegangen en zijn literaire, abstracte schrijfstijl maken het niet altijd even makkelijk zijn precieze bedoelingen te snappen en werken nogal eens op de zenuwen. Het boek is evenwel niet bedoeld als betoog, maar als een omzichtig belichten van de dood en de stervenshulp vanuit verschillende perspectieven. Daarbij maakt de auteur zijn eigen standpunt, de zeer strikte voorwaarden waaronder euthanasie volgens hem moet kunnen, pas op de laatste bladzijden kenbaar.
Doordat het boek al in 1999 in het Duits verscheen gaat het aan de nieuwe Nederlandse euthanasiewetgeving, die wellicht liberaler uitvalt dan Wils zou willen, vooraf. Dat doet echter niets af aan de relevantie ervan, want Euthanasie bevat waardevolle informatie over lijden, sterven en dood. Zo leren we dat er al in de Oudheid juridische regelingen bestonden die, hoewel terughoudend, hulp bij zelfdoding legitimeerden. Een positieve waardering van het lijden was toen vrijwel onbekend. In het beste geval beschouwde men het verdragen van pijn als teken van karaktervastheid en geenszins, zoals in het latere christendom, als ultieme loutering of als reiniging van zonden. De late Oudheid kende, vooral onder invloed van het epicurisme en de Stoa, intimiteit met het lichaam. Lichamelijke vervolmaking was een stap naar zedelijke vervolmaking.
Het christendom bracht in dat alles verandering. Het inspireerde zijn ethiek wel vooral op de Stoa, maar ging daarbij selectief te werk. De eerste kerkvaders wezen zelfdoding ten stelligste af, met als argument het beschikkingsrecht van de schepper over zijn schepping. Het christendom cultiveerde een pessimistische kijk op het lichaam en een diepe kloof tussen lichaam en geest. Pijn werd een toegangspoort naar God. Pas vanaf de Renaissance dook terug medeleven met de lijdende medemens op. De Verlichting stelde de zelfbeschikking van de stervende eindelijk opnieuw ter discussie, waarbij de competentie van het individu om zelf te oordelen en zelf te beschikken centraal kwam te staan.
Wils laat zich kritisch uit over de rigide houding van de katholieke kerk tegenover euthanasie, zelfdoding en abortus. Zelf katholiek, toont de zeer belezen auteur met dit boek aan dat geloof en openheid van geest elkaar geenszins uitsluiten. Religie, meer bepaald de verhouding tussen religie en ethiek, vormt een belangrijk thema. Wils toont aan dat scheppingstheologische argumenten niet noodzakelijk tot een uiterst restrictieve ethische opstelling leiden. Bij de christelijke opvatting van de onschendbaarheid van het leven is er, net als bij de algemenere categorie van de 'menselijke waardigheid', sprake van een evaluerende basishouding en niet van een norm voor het handelen, schrijft hij. Hiermee doet hij een verfrissende wind door het katholieke huis waaien, want daar is deze interpretatie vooralsnog geen bon ton en zal ze dat waarschijnlijk ook niet snel worden.
Evenzeer verfrissend is het om in een wijsgerig werk een verdediging van de literatuur als mogelijke weg naar een nieuwe ervaringswereld aan te treffen. In de esthetische voorstelling confronteren wij onze eigen ervaringen met de geconcentreerde ervaringen van fictieve personages en ontdekken zo nieuwe praktische antwoorden, stelt Wils. De cognitieve en de emotionele aspecten van een probleem worden gelijktijdig overgedragen, wat ons moreel bewustzijn scherpt.
De auteur schetst het euthanasiedebat in Nederland en België en gaat aan de hand van empirische gegevens de concrete praktijk na. Hoewel feitelijke gegevens geen onvervalste ethische argumenten vormen, moet men ze als ondersteunende argumenten in het ethische debat gebruiken, meent hij. Een ethiek die de empirie negeert, loopt immers het gevaar inhoudsloze eisen op te stellen. De praktijk geeft trouwens aan dat artsen in de regel zorgvuldig te werk gaan en dat de angst voor een 'dijkbreuk' in de stervenshulp wellicht ongegrond is. De liberale abortuswetgeving heeft evenmin een lawine van abortussen doen ontstaan.
Zoals Wils in Euthanasie heen en weer zwerft tussen nuchtere vaststellingen en zweverige bespiegelingen, doet hij dat ook in Leven met ethiek, een verzameling essays over fundamentele en toegepaste ethiek. De titel verwijst naar de hedendaagse situatie in de ethische theorievorming, die sinds de jaren zeventig een exponentiële ontwikkeling doormaakt. Oorzaken daarvan zijn onder meer het groeiende bewustzijn van een dreigende ecologische crisis, het teloorgaan van de grote ideologieën en het ontstaan van nieuwe medische technologieën. Waar men aanvankelijk nog in een morele consensus geloofde, bleek die hoop al snel onhoudbaar. Het nadenken zélf vermenigvuldigt immers de waarheid onophoudelijk.
Het daaruit resulterende huidige pluralisme in de ethiek maakt het de ethicus niet gemakkelijker. Wils confronteert de lezer met de werkwijze van de hedendaagse ethicus via de behandeling van uiteenlopende thema's. Daarbij spreidt hij een vreemdsoortige incoherentie tentoon. Nu eens toont hij zich een goed observator van de ambivalentie en complexiteit van morele vraagstukken, dan weer geeft hij zich over aan ongefundeerd cultuurpessimistische analyses. Op een tegelijk welwillende en van verlies doordrongen manier, schetst hij aan de hand van het gedachtegoed van Gianni Vattimo en Luc Ferry het gefragmenteerde bewustzijn van de postmoderniteit en de nieuwe, pluriforme duiding van religiositeit daarin. Op dezelfde open wijze onderzoekt hij de vraag naar het ethische profiel van de moderniteit en verzet zich tegen eenzijdige cultuurdiagnoses, daarbij puttend uit werk van Max Weber en Zygmunt Bauman. Zeker, de twintigste eeuw was bloederig, geeft hij toe. Maar daar tegenover staan onder andere mensenrechten, vooruitgang in de rechtspraak en een toenemend pluralisme wat persoonlijke levenskeuzen betreft. Ook in zijn analyse van traditie en globalisering heeft hij oog voor beide kanten van de medaille. Globalisering leidt tot zelfrelativering. Iedereen bezit ondertussen tenminste een impliciet weten van de standpuntgebondenheid en eindigheid van het eigen weten, schrijft hij. Hiervoor betalen wij echter de hoge prijs van de ontheemding, de existentiële thuisloosheid. Wils verwerpt de interpretatie van globalisering als 'McDonaldisering'. Hij neemt daarentegen een proces vol paradoxale ontwikkelingen waar. Precies in de spiegel van globale relaties ontstaat een herwaardering van het eigene, meent hij. Wie leeft in verschillen, is gedwongen tot genuanceerde waardeoordelen.
Deze bijna rooskleurige bespiegelingen staan in schril contrast met Wils' enge analyses van de hedendaagse seksualiteitsbeleving en van de inkrimping van tijd en ruimte. Veel meer dan consumptie en oppervlakkigheid kan hij hier niet in ontwaren. De hoofdstukken over toegepaste ethiek, meer bepaald over gendiagnose en -therapie, dierenrechten en stamceltransplantatie uit navelstrengbloed, laten dan weer veel ruimte voor interpretatie.
De vraag naar de verhouding tussen ethiek en religie is ook in dit boek steeds op de achtergrond aanwezig. Voor niet-religieuze lezers bevatten beide werken wellicht een overdosis God, maar anderzijds is dit een goede gelegenheid om kennis te maken met hedendaagse vormen van geloof. Al was het maar om de standpuntgebondenheid en eindigheid van het eigen weten explicieter te maken.
Euthanasie; naar een ethiek van het sterven, door Jean-Pierre Wils, vert. R.S.F. Kruis, uitg. Damon, Leende 2000, 319 blz., ¦ 39,90/ BEF.798.
Leven met ethiek, door Jean-Pierre Wils, uitg. Damon, Leende 2000, 296 blz.