Home Rietdijks vooruitgangsdenken is kinderlijk

Rietdijks vooruitgangsdenken is kinderlijk

Door J. Seveke op 04 januari 2000

01-2000 Filosofie magazine Lees het magazine

De theorieën van Rietdijk zijn een boeiende ‘intellectual exercise’, die in hun hoge idealistische vlucht slechts terloops de alledaagse werkelijkheid van hier en nu raken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wie o wie moeten er in zijn visie over leven en dood van hun medemensen beschikken? De ouders, stelt Rietdijk. Maar dat kan natuurlijk niet en snel haalt bij er overleg met ‘de Arts’ bij, de Heilige en Wijze man in de Witte Jas die van alles verstand heeft. Nederland kennende (zie ook het kadertje ‘Nederlanders over ingrepen bij uitzichtloos lijden’) wordt dit een comiteetje: een neonatoloog, eventueel voor psychische kneusjes een wazige jongen van een RIAGG en natuurlijk een Ethicus, in de praktijk (professionele ethici zijn schaars) een vrijzinnige dominee, pastoor of pastor die dan binnen tien minuten een oordeel over leven of dood moeten formuleren of over het ‘optimaliseren van geluk’. Ga er maar aanstaan.
Een consequent denker is Rietdijk niet. Enerzijds betoogt hij dat het begrip ‘vrije wil’ maar een subjectieve schijnimpressie is, anderzijds verdedigt hij een ‘vrije keuze’ van de ouders. Het hele pleidooi van Rietdijk, het diepe vertrouwen in ‘de wetenschap’ die alles te zijner tijd wel natuurwetenschappelijk zal verklaren, is van een nogal mistige ‘objectieve morele orde’. Het vooruitgangsoptimisme, het ademt allemaal een geest die, terugziende op het gemoord en oorlogsgedreun van deze twintigste eeuw, haast kinderlijk aandoet.
Als Rietdijk het atoom verklaarbaar acht, laat hij zich dan tot zijn atomen beperken. Het ingrijpen van kamergeleerden in eugenetische vraagstukken heeft al eerder in de geschiedenis in vele landen desastreuze gevolgen gehad.
Die ‘atomen’ leveren een overigens wat precaire analogie op: enkele geleerden gingen puur wetenschappelijk met atomen rommelen en voor ze er erg in hadden werden een slordige honderdduizend Japanners tot as gereduceerd en zijn we met een gruwelijke erfenis aan kernwapens opgezadeld. Het gesleutel met genen en eugenetische ideeën waarvan de grenzen nog onoverzienbaar zijn kan in potentie een biologische explosie opleveren niet vergelijkbare kettingreacties.
Dit is geen pleidooi om met genetisch onderzoek te stoppen, maar wél om de – altijd hoogst onwetenschappelijk – maatschappelijke consequenties mede in overweging te nemen.