Home Respect! Judo leert je met je eigen krachten omgaan

Respect! Judo leert je met je eigen krachten omgaan

Door Anne Havik op 10 december 2008

10-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Hij is het brein achter de judolessen op een school in een van de Vogelaarwijken. Henk Oosterling – Rotterdams filosoof en oud-vechtsporter – over respect en leren van elkaar: ‘Je komt er alleen achter wie je zelf bent, als je investeert in de relatie met je medemens.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Filosoof en Rotterdammer Henk Oosterling, verbonden aan de Erasmus Universiteit, maakt een buiging als hij het lokaal betreedt. Hij groet de grote mat waarop kleine kinderen in groepjes van twee over elkaar heen rollen. Ze zijn zes en zeven jaar, en hebben judoles. Zodra de lerares begint te praten zijn ze stil en luisteren ze aandachtig. Vandaag leren ze een valbreekoefening. De lerares demonstreert de oefening op een leerling: ‘Kijk, je pakt hem eerst in de houdgreep, dan ga je zo zitten, en dan duw je hem om. Probeer maar.’ De kinderen doen de oefening na, en worden hier en daar gecorrigeerd. Ze hebben er lol in en doen hun best. Foutjes worden zonder moeilijk te doen weggewuifd: ‘Ja, ik kan het nou eenmaal beter, want ik ben ook al zeven’, zegt een meisje. En ergens anders zegt een jongetje: ‘Ik doe je geen pijn, want ik doe gewoon netjes judosport.’

Opmerkingen naar Oosterlings hart. ‘Judo is gebaseerd op een respectcultuur. Er zijn strenge regels aan het spel verbonden. Je leert bijvoorbeeld dat je moet buigen voor alles wat je beschermt: de leraar, de mat en je tegenstander. En je leert rekening te houden met de kracht van degene met wie je vecht. Als hij veel zwakker is dan jij, moet je jouw kracht aan hem aanpassen, anders leert niemand iets. Er is altijd een wederzijdse afhankelijkheid die je moet erkennen, pas dan kom je verder. Judo is geen individuele sport.’ Het meisje respecteert haar tegenstander, die zwakker is dan zij, en het jongetje begrijpt dat er regels aan het spel verbonden zijn waaraan hij zich moet houden. Die inzichten zijn heel waardevol voor jonge kinderen, meent Oosterling. Omdat ze daarmee, behalve over de sport, ook iets over zichzelf leren. ‘In judo kom je er pas achter wat je zelf kunt, als je het spel samen met de ander speelt. Je bent afhankelijk van de relatie die je met de ander hebt, op de mat. Als je beter wilt worden, zul je in die relatie moeten investeren. Dat geldt ook voor het echte leven: je komt er alleen achter wie je zelf bent, als je in investeert in de relatie met je medemens.’

Sterker staan

Oosterling is het brein achter de judolessen die de leerlingen van basisschool de Bloemhof in Rotterdam sinds begin dit jaar krijgen. De lessen maken onderdeel uit van een veel groter project: Rotterdam/Vakmanstad, uitgevoerd in Rotterdam Zuid. Daarvoor stelde de gemeente een half miljoen euro ter beschikking. Vakmanstad richt zich – met name in achterstandswijken – op zowel individuele ontwikkeling als de versterking van sociale relaties. Het gaat uit van de gedachte dat je door een aantal basisvaardigheden te ontwikkelen, sterker in de samenleving komt te staan. Daarnaast leer je het verschil tussen jou en anderen om je heen positief te waarderen. Want juist door dit verschil leer je wie je zelf bent. Op eigen benen staan en respect voor de ander zijn voor Oosterling twee kanten van dezelfde medaille.

Hij is daarin sterk beïnvloed door de zogeheten Franse differentiefilosofie van denkers als Jean-Francois Lyotard. Michel Foucault en Gilles Deleuze. In die filosofie vind je kritiek op een ‘doorgeschoten’ individualisme; de opvatting dat een individu vooral autonoom en zelfstandig moet zijn, in ieder geval niet afhankelijk van anderen. Dat individualisme heeft volgens Oosterling van ons egocentrische wezens gemaakt. We bekijken de wereld alleen nog vanuit ons eigen perspectief, richten ons alleen op de ontwikkeling van onze eigen talenten, en onze eigen carrière. De ander zetten we voor het gemak op de tweede plaats. Maar juist hij helpt ons om onze talenten te ontwikkelen. Juist omdat hij over andere vaardigheden beschikt dan wijzelf, vallen die van ons op – in het contrast met die van hem. Doordat we verschillend zijn, moeten we ook elkaars talenten en voorkeuren erkennen; we moeten rekening houden met elkaar, zoals tegenstanders in judo dat doen. Oosterling: ‘Een mens is geen eiland. Als we onszelf willen vinden, zullen we dat in het contact met de ander moeten doen. Ik noem dat het inter-esse; het tussen-zijn.’ Volgens Oosterling komen we alleen iets over onszelf te weten tussen andere mensen. We hebben daar anderen bij nodig – het verschil tussen mensen is volgens de filosoof daarom ‘een kracht die hen bindt.’

Fysieke grenzen

Oosterlings project bestaat uit allemaal kleine deelprojecten die in allerlei sectoren worden toegepast, maar hij zelf richt zich het liefst op de jeugd. Als adviseur is hij het meest betrokken bij Pact op Zuid, een renovatieplan voor Zuid waar de Bloemhof zich bij aansloot. De doorgeslagen autonomie die ook bij jongeren van nu zichtbaar is, baart hem zorgen: ‘Ze denken dat ze in een film leven. Ze staan niet meer oog in oog met de realiteit. Ze beseffen nog niet wat media, computerspelletjes, tv en mobiele telefoons met hen doen. Ze zien het verschil niet meer tussen realiteit en fictie. Mediabewustzijn is even hard nodig als het besef van hun fysieke grenzen. Bovendien denken ze dat kip groeit in een plastic bakje met een cellofaantje er overheen in de supermarkt, stoppen van alles in hun mond en bewegen zich nauwelijks. Daardoor worden ze dik, hun hersenen ontwikkelen zich op een andere manier en ze leren minder goed.’

Naast judo, een uur per week, zijn er nog drie vakken aan het lespakket van de kinderen toegevoegd, die de relatie van het kind met zijn buitenwereld moeten herstellen. Ze leren nu ook tuinieren, koken en filosoferen. Kinderen moeten weer weten dat onze groenten uit een tuin komen, dat ze verzorgd moeten worden voordat we ze kunnen eten, zich bewust worden van de noodzaak om te investeren in de ‘relatie’ met een tomaat. Oosterling: ‘Binnenkort krijgt de school er drie tuinen bij. Daarin kweken kinderen hun groenten en fruit. Door dat zelf te doen, zien ze dat hun investering loont, en krijgen ze respect voor hun voedsel. Voedsel ontstaat niet in de supermarkt, maar maakt een heel ontwikkelingsproces door, voordat het opgegeten kan worden. Als kinderen weten wat ze eten, stoppen ze niet meer zomaar alles in hun mond. Op het schoolplein staan nu twee kleine groentetuintjes met kruiden, bonen, worteltjes, aardappelen en paprika’s. Zo brengen we de kinderen alvast in aanraking met de levenscyclus van de aarde.’

Kinderen moeten begrijpen dat ze te dik worden door te vet eten, en meer aandacht besteden aan eten koken en aan lichaamsbeweging, aldus Oosterling. ‘Het is allemaal met elkaar verbonden. Wie dat beseft, staat sterker in de maatschappij. We moeten ons richten op datgene wat ons bindt, en kunnen die band versterken door onze talenten te ontwikkelen en in te zetten. Zo raken we ingebed in de samenleving.’

Op de mat in het judolokaal, zijn twee jongetjes aan het stoeien. Ze liggen in een deuk als ze de ander omver hebben geduwd. Het gaat er nogal hard aan toe, maar ze weten hun val telkens te breken. Net geleerd. Worden kleine kinderen niet juist agressiever van een vechtsport? ‘Welnee’, zegt Oosterling lachend: ‘Het helpt hen juist met hun agressie om te gaan. Wie zich laat leiden door agressie, en vergeet dat je het spel juist samen speelt, verliest zijn concentratie en het duel.’