Home Rein Gerritsen: ‘De cel gaat in je lijf zitten’
Vrijheid

Rein Gerritsen: ‘De cel gaat in je lijf zitten’

Mirella van Markus keert met Rein Gerritsen terug naar de plek waar hij twee jaar gevangenzat. ‘Ik heb mijn vrijheid gecreëerd door tijdens het laatste deel van mijn gevangenisstraf filosofie te studeren. Daardoor heb je te maken met normen die buiten de gevangenis liggen.’

Door Mirella van Markus op 23 maart 2010

Rein Gerritsen: ‘De cel gaat in je lijf zitten’ beeld Anoek Bleumer

Mirella van Markus keert met Rein Gerritsen terug naar de plek waar hij twee jaar gevangenzat. ‘Ik heb mijn vrijheid gecreëerd door tijdens het laatste deel van mijn gevangenisstraf filosofie te studeren. Daardoor heb je te maken met normen die buiten de gevangenis liggen.’

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Vandaag ontmoet ik Rein Gerritsen. Ooit bankovervaller, nu wetenschapsfilosoof. Hoe zou hij denken over vrijheid? Bestaat vrijheid in gevangenschap? Ben je daadwerkelijk vrij wanneer je vrijkomt? Vragen die mij bezighouden als het gaat om het thema vrijheid, die ik aan niemand beter kan voorleggen dan aan Rein Gerritsen.

Terwijl ik naar Utrecht rijd, waar Gerritsen nu samen met zijn vrouw en kinderen woont – en waar hij in de gevangenis zat –, denk ik aan wat hij op een van de eerste pagina’s van zijn biografie Knock-Out schrijft.

Op zijn tweeëntwintigste krijgt hij samen met zijn moeder en broer een ernstig auto-ongeluk. Rein zit achter het stuur en overleeft het als enige. Over de dood van zijn moeder schrijft hij: ‘Toen ik wist dat ze dood was, toegegeven: toen voelde ik me pas voor de eerste keer vrij.’ Het wordt het begin van ons gesprek.

Rein Gerritsen: ‘Mijn moeder was heel dominant. Ze drukte een stempel op alles wat ik deed of niet deed. Ze heeft nooit werkelijk voor mij gezorgd, maar mij als ongedoopt jongetje naar een katholieke kostschool gestuurd. De dood van mijn moeder voelde als een enorme bevrijding. De machtsfactor, mijn moeder, was weggevallen. Ik had het gevoel dat ik kon doen en laten wat ik wilde. Dat was natuurlijk niet waar, maar het voelde wel zo. Dit vrije gevoel werd al snel verdrongen door een enorm schuldgevoel. Ik voelde me schuldig omdat ik me bevrijd voelde, schuldig over mijn gevoelloosheid en schuldig aan haar dood; ik was immers degene die de auto bestuurde.’
‘Deze emoties waren zo heftig dat mijn lichaam ze automatisch uitschakelde, waardoor ik kreeg te maken met het tegenovergestelde: zware emotionele bevriezingsverschijnselen. De basis daarvoor was al gelegd in mijn kostschoolopvoeding. Daar deed je niet aan gevoelens. Die afwezigheid van gevoelens maakte mij later uitermate geschikt voor het criminele circuit.’

‘Toen ik uit het ziekenhuis ontslagen werd, stond ik er alleen voor. Ik had veel pijn, geen werk en geen geld. Op een dag hing er een plastic zak met boodschappen aan de deurknop. Er zat een briefje bij waarop stond dat ik bij het café op de hoek voortaan gratis kon eten. Het café bleek de liefdevolle omgeving waaraan ik zo’n behoefte had. Het was een grote criminele familie, en voor ik het wist was ik een van hen. Inbraken, bankovervallen – ik schuwde geen geweld. Het ging goed totdat ik in 1984 ’s nachts de loop van een pistool tegen mijn slaap voelde en werd gearresteerd op verdenking van een bankoverval, verboden vuurwapenbezit en heling. Ik werd veroordeeld tot drieënhalf jaar onvoorwaardelijk met psychiatrische dwangverpleging. Uiteindelijk heb ik zo’n twee jaar gezeten.’

Isolatiecel

‘Met het uitzitten van een gevangenisstraf heb ik nooit zoveel moeite gehad. Dat is misschien terug te voeren op de overeenkomsten tussen een kostschoolopvoeding en gevangenschap. Het verblijf in isolatiecellen, in psychiatrische inrichtingen en in moderne strafinrichtingen was een ander verhaal. Daar proberen ze je psychisch kapot te maken. Je naast je fysieke vrijheid ook je geestelijke vrijheid volledig af te pakken. Alles draait er om discipline, disciplinering en disciplinaire maatregelen. Hoe je eet, wanneer je eet, met wie, hoe laat; hoe je slaapt, wanneer, met wie; hoe je loopt… Elke weigering een bevel op te volgen wordt bestraft met sancties.’

‘Deze disciplinering beschrijft de Franse filosoof Michel Foucault in Discipline, toezicht en straf, een studie naar de geschiedenis van het gevangeniswezen. Hij concludeert dat het strafsysteem vanaf de Middeleeuwen veranderd is van lijfstraffen naar controle over de geest. Een belangrijke rol daarin speelde de zogeheten panopticum-gevangenis, ontworpen door de Britse negentiende-eeuwse filosoof Jeremy Bentham. Panopticum betekent ‘alziend oog’. Het panopticum is een ronde gevangenis met individuele cellen – in Nederland kennen we de koepelgevangenissen in Haarlem, Breda en Arnhem. Elke cel heeft aan beide kanten ramen. In het midden bevindt zich een toren van waaruit de toezichthouder alle cellen ziet. Het panopticum gaat uit van het idee dat de opzichter alle geïsoleerde individuen wel kan zien, maar de individuen de opzichter niet.’

‘Volgens Bentham waren dergelijke gevangenissen een vooruitgang ten opzichte van het oude systeem van lijfstraffen, maar Foucault betwijfelt dat. Want daarvoor in de plaats kwam een verregaande vorm van geestelijke disciplinering. Begrijp me goed: een beetje discipline kan geen kwaad en meestal is ‘‘een geregeld leven’’ het enige positieve aspect aan het gevangenisleven. Ik knapte er wel van op. Maar dan heeft het ook een duidelijk doel: de discipline om je leven weer op orde te krijgen. Geestelijke disciplinering heeft in mijn beleving het tegenovergestelde doel, namelijk mensen psychisch kapotmaken.’

‘Na een paar maanden kreeg ik een psychische terugval. Dat komt doordat je in een keurslijf van gewoonten en gedragingen zit die niet jouw normale patroon volgen. Je bent gevangen in een systeem met andere spelregels. In een isoleercel krijg je geen nieuws, je weet niet of het dag of nacht is, je hebt geen idee. Week in week uit. Dan ga je buikspieroefeningen doen. Op een gegeven moment is dat niet genoeg meer. Je zoekt steeds zwaardere prikkels op om te voelen dat je leeft. Een te veel aan discipline, met alles wat daarbij hoort, maakt mensen bajesmaf. Zoals ik het ervaren heb, draait het in de gevangenis niet alleen om het beperken van je vrijheid, maar dat je voorgoed de wil om te leven verliest. In de gevangenis was ik totaal afgestompt.’

Vrij

‘Het moment dat ik vrijkwam, wist ik niet wat me gebeurde. Het voelde heel onwerkelijk. Ik werd afgezet op het station van Heerhugowaard. Ik heb er een halve dag gestaan met het treinkaartje in mijn hand. Geen flauw benul wat ik moest doen. Het idee dat je in een trein kon stappen kwam niet bij me op.’

‘In het laatste deel van mijn gevangenisstraf, in 1987, heb ik zes weken in de isoleercel gezeten. Dat doet rare dingen met de mens. Dan is er helemaal geen sprake van vrijheid. Je kunt zoveel stappen naar links en zoveel stappen naar rechts doen. De cel gaat in je lijf zitten. Je spieren zeggen op een gegeven moment gewoon: dit is de grens. Dat soort verschijnselen treedt al snel op, binnen vierentwintig uur. Wat dat betreft ben je als mens ontzettend makkelijk te beïnvloeden.’

‘Dat gebeurt vaak op heel slimme, indirecte wijze zonder dat je het zelf in de gaten hebt. Ik kan bijvoorbeeld nog steeds niet tegen een temperatuur van achttienenhalve graad. Dat is de temperatuur in moderne gevangenissen. De temperatuur waarbij mensen niet ziek worden, maar waarbij je het ook net niet prettig hebt. Je wilt het koud hebben of warm, je wordt er knettergek van. Het wemelt van dit soort ervaringen in de gevangenis.’

‘Volgens Foucault bereik je met verregaande disciplinering dat mensen zich ook buiten de gevangenis onvrij voelen. “De geest is een geweldige cipier”, dat wist hij ook al. Zodra je de gevangenis hebt verlaten, voel je die geestelijke onvrijheid nog sterker dan in de gevangenis. Dat verklaart misschien waarom gedetineerden vaak zo snel mogelijk terug willen naar de gevangenis en een delict plegen.’
‘Daarom wordt met ons detentiesysteem niet bereikt wat men beoogt te bereiken. De recidive blijft tussen de 70 en 80 procent en de criminaliteit wordt steeds zwaarder. Er valt van alles te zeggen over een gevangenissysteem. En ik zeg zeker niet dat ik niet had moeten zitten. Maar het huidige systeem is alleen maar uit op vergelding. Ik pleit voor een herstelrechtssysteem, waarbinnen wordt geïnvesteerd in scholing, betere voeding en het tegengaan van corruptie in het gevangeniswezen. Ook de mogelijkheid voor de dader het slachtoffer tegemoet te komen, geconfronteerd te worden met wat hij een ander heeft aangedaan, hoort daarbij. Natuurlijk houd je altijd een categorie mensen waar niets aan te verbeteren valt. Deze mensen moet je opsluiten en menswaardig behandelen, dat is het enige wat je kunt.’

Hoe vrij kun je in de gevangenis nog zijn?

‘Ik denk wel dat ik me vrij gevoeld heb, maar ik denk dat het een illusie was. Achteraf kom je er namelijk achter dat je door en door geconditioneerd bent geweest. In de gevangenis rookte ik een peuk altijd op dezelfde manier: drie keer aansteken en drie keer doven. Ook nam ik elke dag een Snickers en een cola. Dat was de enige manier om wat vermaak te hebben. Toen ik al een halfjaar vrij was, betrapte ik mezelf erop dat ik dat nog steeds deed. Ik heb hard gewerkt om daarvanaf te komen.’

‘Dat is ook de reden waarom gevangenen niet over hun gevangenschap willen praten. Zij willen niet “twee keer zitten”. Ze kunnen nu bepaalde emoties wel toestaan die ze destijds niet konden toestaan; daarom is het zo heftig er achteraf over te praten. De kans om in een depressie te schieten is groot. Als je die gevoelens in de gevangenis toestaat ga je eraan onderdoor. Relatief veel gevangenen plegen ook zelfmoord, wat je als een teken van vrijheid kunt zien. Ze kiezen voor de dood, omdat ze niet meer gemanipuleerd willen worden, of vanuit schaamte omdat ze hun mannelijkheid hebben verloren. Verkrachtingen en aanrandingen vinden geregeld plaats, onderling en door bewakers. Gevangenen vinden dit het ergste omdat “je man voelen” vaak het laatste is wat je nog hebt. Dat is ook de reden waarom het wordt gedaan.’

‘De mate van geestelijke vrijheid die je als gevangene kunt behouden, wordt ook bepaald door de manier waarop je gevangenzit. Politiek gevangenen als de filosofen Voltaire, Chomsky en Gramsci, maken deel uit van een beweging, een ideologie. Zij zitten als het ware niet alleen. Juist door verbondenheid met een gemeenschap of ideologie kun je je vrijheid binnen de gevangenis behouden. Als je die verbondenheid verliest, word je gek. Gramsci heeft een bepaalde mate van vrijheid gecreëerd door in de gevangenis, op een wc-rol, zijn levenswerk voor anderen te schrijven. Je moet voor jezelf die vrijheid creëren om het psychisch vol te houden. Ikzelf heb dat in het laatste deel van mijn gevangenisstraf gedaan door filosofie te studeren. Daardoor heb je te maken met normen die buiten de gevangenis liggen. Ik was gericht op het leven na mijn gevangenisstraf en bezig met wanneer ik bijvoorbeeld weer hoorcolleges moest volgen. Je stelt jezelf constant de vraag: Hoe ziet het eruit als ik vrijkom? Om je vrijheid te behouden is het ongelooflijk belangrijk jezelf een doel te stellen.’

Misdaad en straf

‘Ik heb mijzelf nu als doel gesteld: voorkomen dat mensen in datzelfde onrechtvaardige systeem terechtkomen als ik. Momenteel schrijf ik een boek over misdaad en straf. Vijf jaar geleden was ik daar psychisch nog niet toe in staat geweest. Dan had ik onmiddellijk een ernstige alcoholvergiftiging opgelopen of mijn polsen doorgesneden. Nu kan ik het wel, maar het kost me nog steeds heel veel moeite. Daaraan merk ik dat er nog steeds aan me getrokken wordt en ik in die zin niet vrij ben. Ik heb het gevoel alsof er een machtige octopus met grote tentakels aan mij vastzit en daar wil ik van loskomen.’

‘Vrijheid heeft voor mij te maken met waardig kunnen sterven en dus waardig kunnen leven. Ik heb heel lang gevangengezeten in mijn eigen verdriet, pijn en frustraties over de dood van mijn moeder en broer. Ik vond mezelf een slecht mens, een slechte zoon, een slechte broer. Totdat ik erachter kwam dat mijn pijn het vraagstuk helemaal niet was. Dat is puur zelfmedelijden. De vraag was: wat betekent het dat er abrupt een einde is gekomen aan het leven van een ander? Iemand anders is om het leven gekomen en daarom heb je bepaalde verplichtingen. Dat inzicht was voor mij enorm bevrijdend: de ander kunnen zien. Bij het verwezenlijken van mijn vrijheid draait het niet alleen om mij, maar ook om die ander. Om anderen. Dat doe ik niet om mijn schuld te vereffenen of om me beter te voelen, maar vanuit een gevoel van lotsverbondenheid met mensen wie hetzelfde is overkomen als mij. Daarnaast heb ik ook de verplichting als vader mijn kinderen in een betere maatschappij te laten opgroeien, waar andere normen en waarden gelden dan de VOC-mentaliteit.’

‘Emmanuel Levinas, de Franse filosoof, beschrijft die ethische verhouding met de ander. Volgens hem doet “het gelaat van de ander” een ethisch appel op mij. Dat gelaat is onbedekt, kwetsbaar. Maar tegelijkertijd, omdat het zo kwetsbaar is, ook verplichtend. Ik moet het goede doen. Juist die verplichting heb ik ervaren als een enorme bevrijding.’

‘Je kunt jezelf bevrijden, maar dan moet je ook in de in de gelegenheid gesteld worden daadwerkelijk een nieuw, vrij leven te kunnen leiden. Dat is niet het geval. Ik had veel liever acht jaar gehad dan drieënhalf. Op één voorwaarde. Dat ik na die acht jaar daadwerkelijk in staat zou zijn een nieuwe toekomst op te bouwen. Dus dat het strafblad niet tot mijn 82ste geldig blijft. Ex-gedetineerden krijgen echter niets mee wat hen in staat zou stellen een nieuwe toekomst op te bouwen. Ze krijgen enkel en alleen beperkingen. Ik heb een Code Willem Rood. Langgestraften wegens vuurwapenbezit krijgen zo’n kwalificatie. Dat betekent dat als er een incident is waar de politie bij betrokken is, je met getrokken wapen benaderd moet worden. Ik heb dat een paar keer meegemaakt, dat is niet leuk. De meeste ex-gedetineerden zullen je ook zeggen: “Gevangenschap begint pas wanneer je vrijkomt.”’

Misdaad en straf. Waarom ex-gedetineerden recidiveren verschijnt in september 2010 bij uitgeverij Lemniscaat.