Home Psychotisch afdalen

Psychotisch afdalen

Door Hans Achterhuis op 22 oktober 2021

Psychotisch afdalen
Cover van 11-2021
11-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Het denken van Heidegger, Derrida en Girard blijkt van groot belang om het ontstaan van psychosen te begrijpen, laat Berry Vorstenbosch overtuigend zien. Achter de euforie van de oplichtende waarheid gaan oerangsten verborgen.

Zelden heb ik de krachtige smaak van filosofische inspiratie zo intens geproefd als in De overtocht van Berry Vorstenbosch. De drie filosofen die hij uitvoerig bespreekt – Martin Heidegger, Jacques Derrida en René Girard –worden door hem ingezet om de psychosen uit zijn eigen levensgeschiedenis te begrijpen.

Dit begrijpen verschilt sterk van een wetenschappelijk verklaren. In de wetenschap wordt bijvoorbeeld langs biologische of psychologische weg naar oorzaken voor een bepaald fenomeen gezocht. Heb je die eenmaal gevonden, dan kun je hier adequaat op reageren. In plaats van oorzaak hanteert Vorstenbosch het begrip ‘trigger’. Een trigger kan groot of klein zijn, maar zet altijd een proces in gang dat zichzelf voortzet en versterkt. Het is als de vonk van een sigaret die leidt tot een bosbrand. Wil je een trigger begrijpen en voorkomen, dan is het niet voldoende om je alleen op die eerste vonk te richten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dwaalreizen

De spanning tussen begrijpen en verklaren wordt door Vorstenbosch geschetst aan de hand van een beroemde discussie tussen Heidegger en Rudolf Carnap. Carnap viel Heidegger aan door een onderscheid te maken tussen ware, onware en zinloze uitspraken. Het is volgens hem de taak van de wetenschapper of filosoof om onware uitspraken te weerleggen. Minstens even belangrijk is het om zinloze uitspraken te onderkennen en te weren. De belangrijkste zinloze uitspraak die Carnap bestrijdt is van Heidegger afkomstig: ‘Das Nichts nichtet’, in vertaling: ‘Het niets niet.’ Spottend merkt Carnap op dat deze woorden ‘nog minder dan niets’ betekenen.

Nauwkeurig legt Vorstenbosch vervolgens uit hoe Heidegger over het niets en de waarheid denkt. Het eerste begrip is verbonden met een angstervaring die veel mensen, vaak in afgezwakte vorm, herkennen. Angst verschilt van vrees. Vrees is altijd aan een object verbonden, waardoor je je ertegen kunt wapenen. Angst daarentegen is onbestemd, er is letterlijk ‘niets’ waar je angstig van wordt. Het begrip ‘waarheid’ verbindt Heidegger aan het woord Lichtung, dat vertaald wordt met ‘lichting’. Een waarheid kan je plotseling overvallen, ze kan oplichten en wordt niet logisch redenerend geconstrueerd.

Zo’n lichting kenmerkte de psychosen die Vorstenbosch meemaakte. De eerste keer was hij ervan overtuigd dat hij in navolging van Einstein het wereldraadsel kon oplossen. Het gevoel van euforie dat hij hierbij aanvankelijk ervoer, wordt niet door hem geromantiseerd, zoals dat in een recent verleden in de antipsychiatrie wel gebeurde. Achter de euforie van de oplichtende waarheid gaan oerangsten en de verschrikkingen van onze mensheidsgeschiedenis verborgen. In een psychose kom je die ook tegen.

Derrida bouwt voort op het werk van Heidegger. Nog meer dan zijn voorbeeld wil hij met zijn ‘deconstructiedenken’ alle betekenissen en geloofssystemen ontregelen. Het zijn niet meer de vaste ankerpunten die ons houvast kunnen geven. Je zou kunnen zeggen dat de taalfilosofie van Derrida het menselijke bestaan ‘ont-ankert’. De betekenissen van begrippen liggen niet vast, maar zijn afhankelijk van de context waarin ze gebruikt worden. Alle ankerpunten worden daarmee losgeslagen. Vorstenbosch stelt met recht dat in de context van de psychiatrie dit beelden oproept van ‘dwaalreizen, wrakhout en verdrinkingsgevaar’.

Vorstenbosch vraagt zich af hoe de overtocht van de psychose goed kan worden volbracht

Het denken van Heidegger en Derrida blijkt van groot belang om het ontstaan van psychosen te begrijpen, maar de voornaamste bijdrage hiervoor vindt Vorstenbosch bij Girard. Op zich is dat niet zo vreemd. Het oeuvre van Girard begint met een lange beschrijving van een waanzinnige. In de beroemde roman van Cervantes verklaart Don Quichot dat hij zijn eigen denken opgeeft om de dolende ridder Amadis van Gallië na te volgen. Zorgvuldig analyseert Girard het handelen van de beroemdste waanzinnige uit de literatuurgeschiedenis. Hij munt hiervoor het begrip ‘mimetische begeerte’. Mimese betekent ‘navolging’. Don Quichot probeert tot in de kleinste details het leven van zijn grote voorbeeld na te volgen. Girard spreekt hier over ‘metafysische begeerte’, die ook steeds mimetisch is bepaald.

Ook het tweede literaire personage dat Girard in zijn werk uitvoerig analyseert, madame Bovary uit de gelijknamige roman van Flaubert, wordt beheerst door mimetische en metafysische begeertes. Ze probeert de voorbeelden van de heldinnen uit haar liefdesromannetjes na te volgen. Haar mimetische waanzin leidt uiteindelijk tot haar zelf­gekozen dood.

Sterker dan Derrida en Heidegger wijst Girard op de gevaren die de zoektocht van de waanzinnige bedreigen. Kan deze veilig terugkeren, vraagt Vorstenbosch zich af, of – vandaar ook de titel van het boek – hoe kan de overtocht van de psychose op een goede manier worden volbracht? Girard zelf meende dat die veiligheid bereikt kon worden door een bekering tot het christendom met de navolging van Jezus als voorbeeld. Vorstenbosch gaat hierin grotendeels met hem mee, al schrikt hij terug voor te gemakkelijke grote woorden. Liever spreekt hij over een ‘bekeringspsychose’ of neemt hij van filosoof Peter Sloterdijk het begrip ‘ommekeer’ over.

Beklemmend

Hoezeer ik ook gefascineerd ben door de manier waarop Vorstenbosch de filosofie inzet in zijn grote project om te begrijpen, toch was ik dankbaar dat in het laatste deel van zijn boek een roman centraal staat: Zen en de kunst van het motoronderhoud van Robert M. Pirsig. Het verhaal over een eerste en een dreigende tweede psychose werd door de benadering van Vorstenbosch voor mij beklemmender dan in het verleden. Pirsigs wandeling met zijn zoon Chris door het hooggebergte blijkt ook een gevaarlijke filosofische reis te behelzen. Alle realistische beschrijvingen – hoe te trekken, maar vooral hoe veilig af te dalen – blijken ook filosofische betekenis te hebben. ‘Heerlijk om weer omlaag te gaan, vind je niet,’ zegt Pirsig tegen Chris. Hierin ligt misschien zijn redding; de aanwezigheid van en de zorg voor zijn zoon behoeden hem voor een tweede psychose.

Angst is onbestemd, er is letterlijk ‘niets’ waar je angstig van wordt

Ik meende altijd dat ik, behalve in mijn denken, nooit de dreiging en het gevaar van een psychose had ervaren. Dat gold dacht ik ook voor Derrida. Maar Vorstenbosch beschrijft hoe deze toen hij zijn eerste teksten schreef, tijdens een vakantie in Venetië, aan zijn vrouw vertelde dat hij een ongekend gevoel van duidelijkheid had dat later nooit meer terug zou keren.

Vorstenbosch riep door zijn indringende schrijven hierover een herinnering voor mij terug. Op mijn eerste grote bergwandeling in de Franse Alpen ontdekte ik het werk van Girard. Alle verschrikkingen van de oplichtende waarheid over het menselijke raadsel van het kwaad waar Girard het over heeft, kwamen in mijn dromen terug. Maar steeds weer brak gelukkig de dag aan waarin ik met mijn vrouw de tent moest opbreken en verder trekken. Ik weet niet wat er met mij gebeurd zou zijn wanneer ik daar alleen was geweest. Wel herinner ik mij nu dat het ten slotte heerlijk was om gezamenlijk weer af te dalen.