Home Postuum interview Tocqueville: Meer gelijkheid maakt de democratie niet beter

Postuum interview Tocqueville: Meer gelijkheid maakt de democratie niet beter

Door Menno Hurenkamp op 29 januari 2019

Postuum interview Tocqueville: Meer gelijkheid maakt de democratie niet beter
Cover van 02-2019
02-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

De commissie-Remkes heeft advies uitgebracht over de toekomst van onze democratie. Wat vindt de Franse historicus Alexis de Tocqueville (1805-1859) daarvan, als schrijver van het standaardwerk Over de democratie in Amerika?

Tekst loopt door onder afbeelding

Illustratie: Berend Vonk

Wat vindt u van de adviezen van de commissie-Remkes?
‘Tja, op de achterflap van het eindrapport Lage drempels, hoge Dijken schrijft de commissie over de toestand van de democratie: “Er is weliswaar geen sprake van een acuut probleem, maar wel van een urgent probleem.” Ik heb het nog even nagekeken in het woordenboek, maar “acuut” en “urgent” betekenen hetzelfde. Typisch, vindt u niet? Kent u het spreekwoord dat met een mooie hamer in de hand veel dingen op een spijker lijken? Uw commissie-Remkes lijkt het referendum een erg mooie hamer te vinden, net als de gekozen kabinetsformateur en het Constitutioneel Hof. Maar wat is nu precies de spijker? Zullen de mensen die nu ontevreden zijn over de democratie gelukkiger worden wanneer ze af en toe opeens aan het woord komen door een referendum? Ik denk dat dit soort procedurele oplossingen het wezen van de democratie miskent.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De politieke partijen vertegenwoordigen het volk niet meer, is de analyse; het volk moet zelf kunnen spreken. De commissie wil de hoger en de lager opgeleiden verbinden.
‘Ach, ooit verbond de aristocratie de mensen, er liep een kettinkje van gezag van de gewone mensen naar de adel, de baron zei wat goed was, de priester zei dat je moest luisteren en iedereen had zijn functie. Maar in deze tijd is iedereen zijn eigen priester. Die morele gelijkheid leidt tot individualisme, tot een situatie waarin – zoals men het bij u verwoordt – iedereen een god in het diepst van zijn gedachten is. Maar die vrijheid van beperkingen stemt helemaal niet per se gelukkig. Mijn landgenoot Durkheim liet al zien dat door autonomie de protestanten flink wat meer stress hadden dan de katholieken. En nóg meer gelijkheid nastreven, zoals uw commissie blijkbaar wil, dat kon dus weleens tot nog meer individualisme leiden, helemaal niet tot meer binding! Egalitarisme of gelijkheidsdenken, dat is ruim baan voor plat bezit en zelfverrijking. Als de politiek weer een belangrijke functie wil hebben, dan moet ze aristocratisch durven denken, trots zijn op het publieke debat, op het publieke leven. U weet het toch: nadat het Franse volk was uitgeraasd over vrijheid en gelijkheid, boog het spontaan het hoofd voor een dictator, en liet het die vrijheid verder voor wat ze waard was. Ze waren niet georganiseerd, alleen maar een domme massa. Als de burgers niet met elkaar overleggen wat ze willen, in de buurten, op scholen, in de wijken; als ze niet zelf nadenken en samen eigen plannen maken, dan is zo’n referendum ook niet meer dan een zoveelste vorm van centraal gezag, de oprisping van een paar dwingelandjes, alleen dan verpakt als volkswil. Dan kiest de massa voor de kudde.’

U bedoelt: dan schrijft de groep die denkt dat ze de meerderheid is voor dat iedereen Zwarte Piet leuk moet vinden.
‘Eindelijk zegt u wat ik wil horen! In een democratie ligt tirannie altijd op de loer. Maar weet u wat nóg erger is? U leeft in een middenklassensamenleving. Geen hemel, geen hel, geen ridders, geen jonkvrouwen – alleen maar hypotheken. Veel bezit en toch onzekerheid. Het is nooit zeker of je er al bent, in die middenklasse, want wie is eigenlijk de maatstaf? En het is ook nooit zeker of je er wel blijft, want wat als je dadelijk wat minder spullen hebt? Tolstoi gaf me eergisteren nog een mooi verhaal te lezen, De dood van Ivan Iljitsj. Lees het maar, dat zal u goeddoen. Want de enige bevrijding is de dood. Dat sociaal-economische gejammer over gelijkheid brengt niks op, het maakt mensen zwak en dom.’

Het klinkt alsof u in een andere bui ook wel bereid was geweest om het referendum te verdedigen, omdat het immers wel leidt tot debat en u dat wel hoogacht. Maar ik heb nog een andere vraag. U bent een duizenddingendoekje voor vroeger-was-het-beter intellectuelen, juist omdat u ver weg blijft bij de economie en het alleen maar over democratie hebt. Hoe voelt dat?
‘Mij valt op dat ik onder academici de laatste tijd weer minder gebruikt word. Nu ik dood ben heb ik tijd voor bewijsvoering. Daar hield ik me bij leven niet zo mee bezig. Gisteren heb ik wat zitten turven in de databanken van academische artikelen – mooi hoor. In de jaren zeventig waren er amper verwijzingen naar mijn werk. In de jaren tachtig groeit mijn aanhang. En begin 2000 ben ik echt populair! En nu vlakt het dus alweer een tijdje af.’

Laat me raden: de piek ligt rond 2010?
‘Ja, hoe weet u dat?’

Dat is twee jaar na de bankencrisis, en academici lopen door hun publicatiewijze ongeveer twee jaar achter bij de actualiteit. Als koning van de zelforganisatie bent u vooral populair in neoliberale tijden.
‘Ik hoor het u zeggen. Maar ook voor u en andere gelijkheidsdenkers geldt: het hart van de zaak is dat vrijheid en gelijkheid altijd schuren, en wie dat niet kan verdragen zal nooit gelukkig zijn in een democratie.’