Het plan van de Coöperatie Laatste Wil (CLW) om burgers zelfmoordpoeder te verstrekken veroorzaakte ophef. Lucius Annaeus Seneca, stoïcijns filosoof en leermeester van keizer Nero, reageert erop.
Illustratie: Bas van der Schot
Waar kijkt u het meest van op als u de discussie over zelfverkozen levenseindes volgt?
‘Ik verbaas me over de manier waarop tegenwoordig in uw land, en eigenlijk in de hele westerse wereld, tegen de dood wordt aangekeken. Dan heb ik het niet alleen over degenen die niet in een hogere macht geloven. Ook christenen en andere gelovigen hebben er veel moeite mee om de dood te accepteren. Terwijl die juist een veilige haven is, een soort thuis, waar je na een korte of lange reis aankomt.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De dood hoeft dus niet gevreesd te worden?
‘Daar is inderdaad geen enkele reden voor. Het is een “niets”, net als de tijd vóór onze geboorte. Op het moment dat een waardig en – vrij letterlijk – redelijk leven niet meer mogelijk is, kan dat ‘niets’ zelfs welkom zijn. Of laat ik het nog scherper stellen: in veel gevallen is het leven een vorm van slavernij, een móéten leven omwille van het leven in de meest erbarmelijke omstandigheden; de dood kunnen we zien als een bevrijding daarvan.’
Dan kunnen we ons voorstellen dat het voor u geen straf was dat u door Nero gedwongen werd om zelfmoord te plegen.
‘Op die hele geschiedenis met Nero en wat er allemaal is beweerd over mijn betrokkenheid bij de samenzwering tegen hem ga ik liever niet in. Maar nee, de dood was voor mij inderdaad geen straf. Het valt me trouwens op dat jullie het woord “zelfmoord” gebruiken. Dat is blijkbaar een begrip dat in uw tijd gangbaar is geworden. Daarmee belandt het in de hoek van jullie strafrecht; het wordt een juridische term of een criminele daad. Heel vreemd. Wat kan er crimineel zijn aan het beëindigen van een bepaalde vorm van lijden?’
Nou, legt u eens uit waarom dat niet crimineel is?
‘Omdat zelf een einde maken aan je leven een rationele uitweg is. Ik heb geschreven dat de wijze erop bedacht moet zijn wat de kwaliteit van zijn leven is, niet de kwantiteit. Als hem veel tegenslagen overkomen die hem uit zijn evenwicht dreigen te brengen, dan stapt hij eruit. En dat doet hij niet alleen in de uiterste noodzaak. Zodra zijn omstandigheden hem als bedreigend voor zijn waardigheid beginnen voor te komen, begint de wijze zich af te vragen of hij er misschien een punt achter moet zetten. Hij is er niet op uit het leven zo lang mogelijk te rekken. Als het om suïcide gaat neem ik dus een radicaal standpunt in. Ik ga uit van ultieme zelfbeschikking. Dat betekent dat het altijd geoorloofd is om zelf het leven te beëindigen. Ik zou zelf ook nooit een onderscheid maken tussen euthanasie en suïcide – een veel beter woord dan “zelfmoord”.’
Maar het leven is toch het meest waardevolle bezit van de mens?
‘Ja, en precies daarom moet de mens er zelf over beschikken.’
Het idee dat de zelfverkozen dood de makkelijkste weg is spreekt u daarom niet aan?
‘Nee, de wijze vlucht niet voor het leven, maar stapt eruit na een rationele overweging, na het afwegen van plussen en minnen. En het is ook geen teken van lafheid. Hebt u mijn brieven aan Lucilius gelezen? In een daarvan schrijf ik over een gladiator die vlak voordat hij de arena betreedt een spons in zijn keel propt waarmee hij zichzelf verstikt. Zo’n daad getuigt toch van dapperheid? In plaats van te wachten op een wisse dood neemt hij zelf het heft in handen.’
Heb je dan geen verantwoordelijkheid ten opzichte van de mensen om je heen die je met hun verdriet achterlaat?
‘Ik erken de verantwoordelijkheid ten opzichte van anderen. Een mens moet het leven op die ander afstemmen. Maar de dood niet. De dood is radicaal individualistisch, niet alleen omdat nu eenmaal iedereen zijn of haar eigen particuliere sterven meemaakt, maar ook omdat iedereen zou moeten kunnen bepalen wanneer het tijd is, wanneer het schip de thuishaven moet aandoen.’
Kortom, u bent voorstander van de vrije verstrekking van dat zelfmoordpoeder?
‘Helemaal. U kent toch het verhaal over mijn dood? Eerst sneed ik in aanwezigheid van mijn vrienden en mijn vrouw Paulina mijn polsen door. Maar het bloeden ging niet snel genoeg. Daarom besloot ik mijn enkels, knieholtes en liezen open te snijden. Zelfs dat leidde nog niet tot de dood. Zelfs een gif dat ik daarna nam doodde me niet. Uiteindelijk ben ik in een heet bad gestapt en langzaam weggegleden. Al met al een moeizame weg naar de dood. Als ik over dat zelfmoordpoeder had beschikt, was dit alles mij bespaard gebleven. De mens heeft niet alleen het recht om voor de dood te kiezen, maar heeft ook recht op een zachte dood.’