Een DNA-sample als portret. Is dat wel een echt portret? Filosoof Robert Zwijnenberg vraagt het zich af naar aanleiding van het DNA-portret Sir John Edward Sulston van kunstenaar Marc Quinn.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Een roestvrijstalen frame met wat vage stipjes achter glas. Dat is alles wat je ziet bij Marc Quinns portret van sir John Sulston, Nobelprijswinnaar op het gebied van DNA-onderzoek. Quinn liet DNA uit het sperma van Sulston zo behandelen dat bacteriën het konden kopiëren. Die gingen zich vervolgens vermenigvuldigen, tot het er zoveel waren dat ze zichtbaar werden. Vervolgens stopte Quinn de DNA-substantie in gelei achter glas. Sir John Edward Sulston, zoals het portret heet, is een favoriet kunstwerk van Robert Zwijnenberg, filosoof en hoogleraar kunstgeschiedenis in relatie tot natuurwetenschap aan de Universiteit Leiden.
Waarom zijn deze stipjes achter glas een portret te noemen?
‘Je krijgt inderdaad het gevoel dat je genept wordt bij dit portret. Je gaat zoeken naar wat er nou mooi of knap aan is. Bij een gangbaar portret zie je iemands gezicht, soms weliswaar wat vervaagd of vervormd, maar dit is wel héél abstract. Toch is het ook maar een conventie dat een gezicht iemand het best representeert. Waarom zou je niet een ander onderdeel van de persoon kunnen nemen? Je zou kunnen zeggen dat mensen op een klassiek portret tenminste natuurgetrouw worden afgebeeld. Maar vaak ging het vroeger niet zozeer om een getrouwe, complete afbeelding, maar werd de nadruk gelegd op iemands status. Je werd afgebeeld als koning, bijvoorbeeld. Dat is eigenlijk ook een reductie van een persoon. Bovendien bevat dit werk echt lichaamsmateriaal van de geportretteerde; dat maakt het ook wel weer concreet. Je kijkt naar een levend iets in plaats van verf. Daarnaast zou je nog kunnen zeggen dat dit een portret is, simpelweg omdat het in de Portrait Gallery in Londen hangt. Quinn heeft het zelfs in opdracht van dat museum gemaakt. De context van de andere portretten maakt dat je gaat kijken naar hoe dit ook een portret kan zijn. Uiteindelijk wil Quinn met zijn werk natuurlijk vooral de vraag stellen wat een portret is, wanneer iets nog een goede representatie is van wie wij zijn.’
En wie zijn wij volgens dit portret?
‘Dit werk roept de vraag op in hoeverre wij ons DNA zijn. Toen het gemaakt werd waren er hoge verwachtingen van wat DNA-onderzoek over het individu zou zeggen. Inmiddels is daar kritiek op, en zijn er weer wetenschappers die beweren dat we onze hersenen zijn. Quinn was toen hij dit werk maakte al kritisch over de gedachte dat je de mens kunt reduceren tot zijn DNA. Tegelijkertijd vraagt hij ook of we iemand wel kennen als we zijn of haar gezicht zien. Is dat wie we zijn: een lichaam, ons uiterlijk? De andere portretten in de National Gallery bekijk je na dit werk met andere ogen.
Wat mij daarnaast gebeurde toen ik naar het werk keek, is dat ik mijn eigen gezicht weerspiegeld zag in de lijst om het DNA heen. Dat is denk ik niet toevallig. Iedereen ziet zijn gezicht in die lijst weerspiegeld. Je gaat daardoor ook nadenken over hoe ons DNA ons als soort verbindt. In die zin is het niet alleen sir John Sulston, maar ook de mens in het algemeen die je hier geportretteerd ziet.’
Als u mocht kiezen tussen een DNA-portret van uzelf en een meer gangbaar portret van een hedendaagse kunstenaar als bijvoorbeeld Lucian Freud, wat zou u dan doen?
‘Moeilijk. Beroepsmatig vind ik een DNA-portret natuurlijk heel interessant. Maar een portret van iemand als Lucian Freud is persoonlijker, omdat daaruit ook zijn visie spreekt. Daarom zou ik uiteindelijk toch liever door Lucian Freud dan door Marc Quinn worden geportretteerd.’