We houden van handelen, aanpakken, actief op zoek gaan naar oplossingen. Holm Friebe en Michel Dijkstra laten zien dat het ook anders kan.
We hebben behoefte aan boeken die een uitweg bieden uit de vicieuze cirkel van hectiek en hyperactiviteit. Boeken die ons erop wijzen dat we geen uur langer hoeven te werken dan voor ons levensonderhoud noodzakelijk is. De overige tijd brengen we deels sportend in de buitenlucht door, en deels doezelend met een filosofieboek op de sofa.
Zo’n boek is De steenstrategie van Holm Friebe niet. Dat zal een enkeling teleurstellen en de meerderheid opluchten. De kunst niet te handelen luidt de ondertitel, maar de Duitse econoom haast zich te verklaren dat zijn boek geen pleidooi is voor lanterfanten. Hij veronderstelt dat zijn lezers (heel gewoon) vooruit willen komen in de wereld. Maar ongewoon is wel zijn advies: je bereikt méér door minder te doen. Dat klinkt verleidelijk. Dat klinkt als: verbeter je gezondheid, drink meer alcohol.
Een steen is het symbool van soliditeit, het tegendeel van rusteloosheid. Een steen heeft weliswaar geen andere keus dan te blijven liggen, dus het lijkt wat overdreven om daarbij van een strategie te spreken. Dat snapt Holm Friebe ook wel. Maar de steen als verbeelding van rust en eigenzinnigheid laat aan duidelijkheid in elk geval niets te wensen over. De auteur begint zijn pleidooi met een schets van de levensgevaarlijke situatie van iemand die in de wildernis verdwaald is. Wie in paniek gaat rennen, is verloren. Blijf waar je bent, wacht op hulp en spaar je krachten, luidt het advies van survivalgidsen.
Action bias
De neiging in hachelijke situaties in het wilde weg te handelen wordt action bias genoemd. Dit algemeen menselijke fenomeen is waarschijnlijk van evolutionair-biologische herkomst: in onze lange geschiedenis als jager-verzamelaar was activiteit veel nuttiger dan nadenken. Het was noodzakelijk voor de overleving om snel op dreigingen uit de omgeving te reageren. In onze huidige complexe samenleving met dreigingen die abstracter zijn dan een sabeltandtijger heeft de action bias echter een averechts resultaat. In onoverzichtelijke omstandigheden is het vaak beter helemaal niets te doen, totdat je de situatie beter kunt inschatten.
Het is ook vanwege het oog van de omgeving dat we in actie komen, want we willen op zijn minst de indruk wekken aan de oplossing van een probleem te werken. Welke politicus of bestuursvoorzitter kan zich veroorloven te zeggen: we wachten eerst de ontwikkelingen maar eens af? Helaas, in politiek, zaken en het persoonlijk leven is haastwerk in het beste geval improductief; in het slechtste geval richt het grote schade aan. Beslissingen – tenzij het routinebeslissingen zijn – moet je nooit onder tijdsdruk nemen.
Dat betekent niet dat we een beslissing uitsluitend aan onze ratio moeten overlaten. (Als dat überhaupt mogelijk zou zijn, want neurowetenschappers wijzen erop dat ons bewustzijn alleen de rechtvaardiging levert na afloop van een grotendeels onbewust besluitvormingsproces.) Volgens Friebe nemen we de beste beslissingen ‘als we zo veel mogelijk relevante feiten intellectueel verwerken en vervolgens een intuïtieve beslissing nemen. Ons onbewuste – of noem het voor mijn part tao – is er een meester in grote massa’s complexiteit alvast voor ons te verteren, ons de juiste aanwijzingen te geven en beslissingen te souffleren […] We zouden het moeten laten begaan. Het kent ons beter dan wij onszelf.’
Nadat ons besluit gerijpt is, moet ons handelen lijken op de koers van een olietanker. We moeten niet steeds bijsturen in reactie op de prognoses van experts (die de aandacht van de media alleen maar krijgen omdat ze overdrijven), want in wezen verandert er weinig in de wereld. De rol van het nieuwe wordt schromelijk overschat. De schijnwerper is altijd gericht op succesvolle innovaties zoals die van Apple, maar verreweg de meeste innovaties floppen (‘70 tot 80 procent, al naar gelang de branche’). ‘Veel van de belangrijkste technologieën van de twintigste eeuw waren lang voor 1900 ontdekt. En zo zal het in de eenentwintigste eeuw ook gaan’, voorspelt Friebe. Of internet een even lang leven is beschoren als de trein, de fiets en het papieren boek is zeer de vraag.
Verkiezingsbeloften
Het is niet moeilijk de zwakke plek van De steenstrategie te vinden. Het is waar dat er onder de oppervlakkige hectiek weinig verandert in de wereld – behalve wanneer er wél veel verandert. Zoals Friebe zelf erkent, heeft Eastman Kodak de overstap naar digitale fotografie niet gemaakt, met faillissement tot gevolg. Hij had in de lijn van zijn betoog ook kunnen wijzen op politieke ontwikkelingen, waarvan algemeen bekend is dat ze, ondanks de obligate verkiezingsbeloften van verandering, stroperig zijn omdat de marges van het politieke handelen nu eenmaal smal zijn. In dat geval zou de huidige Amerikaanse president zijn ongelijk hebben bewezen. Holm Friebe overdrijft zelf natuurlijk ook een beetje. De kunst is te weten wanneer je moet handelen en wanneer niet, en daarvoor zijn helaas geen algemene regels op te stellen. Maar omdat er ontegenzeglijk een wereldwijde tendens is te snel en te vaak te handelen, biedt zijn onderhoudende boek een welkom tegenwicht.
Friebe haalt zijn inspiratie niet alleen uit gedragswetenschappen en managementboeken, maar ook uit oosterse filosofie. De relevante term is hier het beoefenen van wu wei (niet-doen). Michel Dijkstra schrijft over dit taoïstische sleutelbegrip in Basisboek oosterse filosofie: ‘Deze paradoxale term impliceert niet dat je de hele dag in bed kunt liggen suffen, maar dat je niet-intentioneel moet handelen. Wie handelt zonder vooropgezet plan of fixatie op winst, geeft ruimte aan zijn medemens en laat zo iedereen tot zijn recht komen.’ Dat is ten diepste dus moeilijk te rijmen met economische doelen, maar een verlicht econoom zou er een aansporing in kunnen zien om zo weinig mogelijk in te grijpen. ‘Het ideaal van het niet-doen geldt als een richtsnoer voor de vorst. Hij moet zo min mogelijk in het leven van zijn onderdanen ingrijpen, waardoor hij “onzichtbaar” wordt. Of, zoals Lao Zi het formuleert: “Bij het hoogste soort heersers weten de onderdanen alleen dat ze bestaan.”’
Mysterie
Het taoïsme dankt zijn naam aan het begrip tao, de ‘Weg’. Lao Ze, de grondlegger van deze Chinese filosofie, stelt dat tao een onbenoembaar mysterie is. Je kunt er wel het een en ander over zeggen, zoals dat tao de oorsprong van alles is en als een drijvende kracht in alles aanwezig is, en dat wie de tao volgt spontaan handelt, maar daarmee doe je de ondoorgrondelijkheid van het mysterie tekort. Er is een duidelijke overeenkomst tussen taoïsme en boeddhisme in deze nadruk op het onzegbare (verwar de maan niet met de vinger die ernaar wijst) en in de opvatting dat keurig afgebakende concepten tot een beperkte visie op de werkelijkheid leiden.
Michel Dijkstra, die filosofie, journalistiek en Sanskriet studeerde en eerder Zenboeddhisme publiceerde, zet uiteen hoe de Indiase, Chinese en Japanse filosofie zich ontwikkelden, beginnend met de Vedische geschriften die tussen de twaalfde en zesde eeuw voor Christus ontstonden. Het helder geschreven Basisboek heeft uit de aard der zaak een schematische opzet en een inleidend karakter. De overeenkomsten en verschillen tussen de diverse stromingen worden duidelijk, en ook (beknopt) die tussen oosterse en westerse filosofie. Het overzicht is heel nuttig voor het begrip van de afzonderlijke stromingen. Zo wordt het raadselachtige taoïsme iets begrijpelijker als je weet dat het zich ontwikkelde als tegenpool van het confucianisme, dat actief politiek handelen en een terugkeer naar oude normen en waarden voorstond. Het kan trouwens ook geen kwaad te weten dat pogingen tot taoïstisch bestuur tot maatschappelijke chaos leidden.