Home Op zoek naar het grote voorbeeld

Op zoek naar het grote voorbeeld

Door Anton de Wit op 22 maart 2010

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Een mens heeft voorbeeldfiguren nodig om zijn leven vorm te geven. Noem hen heiligen. ‘Want God heeft geen innerlijke TomTom in ons lijf ingebouwd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ze zijn alweer enige eeuwen totaal uit de mode: hagiografieën, de stichtelijke levensbeschrijvingen van christelijke heiligen, die zonder enige kritische noot de hemel in werden geprezen. Hun levensverhalen moesten mensen ertoe aanzetten om een soortgelijk deugdzaam en godvruchtig leven te gaan leiden.

De Verlichting en de Reformatie waren eensgezind in hun afkeer van deze zonderlinge heiligenverering van de middeleeuwse christenen, die men zag als dwaze afgoderij. Bovendien paste het niet in moderne opvattingen over het autonome individu. Waarom zou je immers naar andermans voorbeeld leven? Jij bent jij, met jouw leven, en jouw verantwoordelijkheid om er iets van te maken. Kinderen leren misschien door imitatie, maar een volwassen mens moet zijn eigen plan kunnen trekken. Denk zelf, doe zelf, leef zelf.

Maar zo eenvoudig lieten de heiligen zich niet verjagen. Mensen, ook van het volgroeide soort, hebben nu eenmaal andere mensen nodig om hun de weg te wijzen, of hun te bevestigen dat ze op de goede weg zijn. God noch natuur heeft een innerlijke TomTom in ons lijf ingebouwd, dus we zullen allemaal moeten navigeren op de lichtpuntjes aan het firmament van ons bestaan: die mensen die wij als voorbeeldig beschouwen, mensen die ons inspireren, en ons handelen zin en richting geven. Noem hen heiligen, noem hen helden (zoals Roland van der Vorst doet in zijn boek Hoop; zie het interview elders in dit nummer). Noem hen lafjes inspiratiebronnen of voorbeeldfiguren. Noem hen wat je wilt. Het punt is: de behoefte aan hagiografieën is ondanks alles blijven bestaan.

Dat blijkt ook uit de onlangs verschenen essaybundel Waarvoor je leeft, onder redactie van Hans Alma en Adri Smaling. Praktisch alle auteurs zijn op de een of andere manier verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. De opstellen zijn ‘studies naar humanistische bronnen van zin’, zoals de ondertitel luidt. De insteek is steeds wetenschappelijk, maar de centrale vraag is allesbehalve academisch. Vrij vertaald luidt die: hoe voorkom je dat het verlies van de vaste kaders die de traditionele religies bieden ook tot een ervaring van zinloosheid en doelloosheid leidt? Of, positiever gesteld: hoe kun je vanuit de moderne seculiere levensbeschouwing die veel mensen hebben zin en betekenis ervaren in je leven?

Op die vraag komen tal van antwoorden van de diverse auteurs. Kunst, sport, zelfzorg, werk – ze worden allemaal als areligieuze bronnen van zin aangemerkt. Het is allemaal tamelijk voor de hand liggend; verrassend wordt de bundel pas bij de bijdrage van filosoof Joachim Duyndam over voorbeeldfiguren. Duyndam benoemt direct de hierboven beschreven ambivalentie: belangrijke moderne waarden als authenticiteit en autonomie staan op gespannen voet met het volgen van voorbeeldfiguren. Maar, zo merkt hij op, volgen is niet per se hetzelfde als nabootsen of gedachteloos kopiëren. Het gaat erom dat wij de waarden die spreken uit iemands denken of doen proberen te vertalen naar of toe te passen in ons eigen leven. Dat is een creatief proces.

De heiligen of helden van het humanisme zijn in de interpretatie van Duyndam dan ook mensen die andere mensen ideeën geven, inzichten, perspectieven enzovoort. En dan niet op vrijblijvende wijze: de voorbeeldfiguren motiveren ons tevens om te handelen op basis van de ideeën die wij dankzij hen (her)vinden. Inspiratie, zo merkt Duyndam op, betekent immers letterlijk ‘inblazing’, en wat wordt ingeblazen of aangeblazen komt in beweging, zoals een zeilboot. Dat beeld is ook om een andere reden treffend: een zeilschip komt weliswaar in beweging door de wind, maar heeft nog altijd een schipper aan het roer nodig om op koers te blijven. Met andere woorden, wij verliezen onze autonomie niet (of in ieder geval niet per se) wanneer wij ons laten inspireren door voorbeeldfiguren.

Voltaire

Historische figuren, tijdgenoten, zelfs film- of romanpersonages komen in aanmerking om een held van het humanisme te zijn, zo leren we uit het artikel van Duyndam. Jammer genoeg zijn de concrete voorbeelden die in de bundel gegeven worden tamelijk mager en arbitrair. Alleen Menno ter Braak en Voltaire worden in een apart hoofdstuk tot voorbeeld verheven. Grotere denkers als Erasmus, Thomas More en Montaigne moeten het met wat bijzinnen stellen. Boeiende historische, hedendaagse of fictieve iconen komen eveneens maar amper aan de orde.

De twee aparte hoofdstukken over specifieke voorbeeldfiguren zijn bovendien weinig overtuigend. Hanne Laceulle schreef de bijdrage over Menno ter Braak, waarin zij vooral verder tobt over de vraag of een humanist wel voorbeeldfiguren hebben kan, en zo ja, of Ter Braak überhaupt wel in aanmerking komt voor de eretitel van humanistische held. Het zal weinig mensen inspireren of motiveren. Voltaire is wat dat betreft een iets duidelijker voorbeeldfiguur, al tekent Jos de Wit daar meteen bij aan dat vooral de mythevorming rond Voltaire, en niet zozeer de historische persoon zelf, ons tot voorbeeld kan strekken.
Blijkbaar volstaat een kritisch-historische biografie dus niet: we hebben inspirerende beschrijvingen nodig van de levens van humanistische helden en heiligen, die ons aanzetten tot een soortgelijk deugdzaam en menswaardig leven. Deze bundel geeft een aardige voorzet; het wachten is nu op echte humanistische hagiografieën.