Home Niet voor verliefden

Niet voor verliefden

Door Marco Kamphuis op 13 maart 2013

08-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Kiezen voor een relatie, betekent volgens John Armstrong dat we ‘er een aantal eigenschappen in moeten brengen die sterk verschillen van die waardoor we in eerste instantie verliefd werden’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Wie op dit moment hevig verliefd is, moet De filosofie van de liefde. De verbeelding van de intimiteit van John Armstrong nog maar even laten rusten, en voorlopig de illusie koesteren dat hij of zij de ware gevonden heeft. Als de onvermijdelijke neergang in de passie is ingetreden – over enkele dagen, weken, maanden? -, als de relatie door teleurstellingen en onbegrip overschaduwd wordt, ja, dan is het moment gekomen om dit boek van de stapel op het nachtkastje te pakken en kennis te nemen van Armstrongs concept ‘volwassen liefde’. Misschien valt er dan nog wat te redden.

Een betoog over de liefde wordt bemoeilijkt doordat het begrip niet te definiëren is. Van je vrienden houden is toch net iets anders dan je vrouw beminnen, en sommige mensen voelen een diepe liefde voor God, of voor chocolade… ‘Misschien valt de verscheidenheid aan relaties en genegenheden waar we de term “liefde” mee verbinden niet onder één gezamenlijke noemer. Misschien is de poging om die gezamenlijke noemer te definiëren een fundamentele misvatting.’ De filosofie van de liefde heeft de liefdesrelatie tussen twee volwassen personen tot onderwerp, en dat is al complex genoeg: je kunt je vrouw bijvoorbeeld een plezier doen, uit de goedheid van je hart, maar je kunt haar ook een genoegen ontzeggen, uit jaloezie – en in beide gevallen doe je het omdat je van haar houdt. Houden van is een veelvormig verschijnsel, waar in de loop der tijden bovendien verschillend over gedacht is, en John Armstrong, auteur van het veelgeprezen The Intimate Philosophy of Art, heeft getracht enige lijn in deze materie te brengen. Hij doet dat ontegenzeglijk met wijsgerige allure, en verwijzend niet naar filosofie alleen, maar ook naar film, literatuur, schilderkunst en uiteraard psychologie. Hij is niet op zoek naar één enkele complete theorie over de liefde, hij presenteert heel verschillende denkbeelden, maar ontwikkelt niettemin een samenhangend betoog.
 

De ware

Hij rekent overtuigend af met de mythe van ‘de ware’. Hoewel het een feit is dat sommige partners beter bij je zullen passen dan andere, moet je de zoektocht niet overdrijven, want er zullen in iedere relatie conflicten ontstaan door uiteenlopende smaken, behoeften en interesses. Heb je eindelijk iemand gevonden die net als jij hartstochtelijk van jazz houdt, dan zul je zien dat ze Miles Davis, jouw idool, verafschuwt; en zoek je verder naar een vrouw die Miles Davis adoreert, dan beschouwt ze jouw favoriete album als een dieptepunt in het oeuvre. En daar komt natuurlijk nog bij dat partners binnen een relatie kunnen veranderen. ‘Het probleem schuilt niet in het vinden van de juiste persoon, maar in je eigen vaardigheden om aan een ander te geven – om van iemand te houden. Wie zoekt naar het ware “object” zoekt ten onrechte niet naar de juiste houding.’



Die juiste houding wordt belangrijker naarmate de relatie langer duurt. In het eerste stadium van liefde – de verliefdheid – is het vergeeflijk als je de zaken niet scherp ziet. Sterker nog: het kan ook niet anders, want zou je de zaken wél scherp zien, dan was er van verliefdheid geen sprake. Ons verlangen naar iemand die ons uit onze eenzaamheid verlost, die onze gebreken opheft (volgens Socrates, Plato’s spreekbuis in het Symposium, beelden we ons in dat we de aanlokkelijke eigenschappen van een ander op een geheimzinnige manier zelf zullen verwerven als we die ander liefhebben), dat verlangen ziet plotseling een mogelijke vervulling in een bepaalde persoon. Vervolgens gaat onze fantasie met ons op de loop en vormen we een beeld van die persoon dat weinig met de werkelijkheid overeenkomt, maar voor ons zeer begerenswaardig is. De hartstocht laait op. (In deze staat van verdwazing is het zinloos ons met een boek als De filosofie van de liefde lastig te vallen.) Het is gemakkelijk om hier naderhand de spot mee te drijven – onterecht, vindt Armstrong, want dit onmogelijke verlangen is de begintoestand vanwaaruit de liefde kan ontstaan.

In het gunstige geval dat de liefde wederkerig is, dat er een relatie van komt, betalen we vroeg of laat de prijs voor onze verbeelding: we hebben te veel verwacht van onze geliefde, van een relatie met deze geliefde, we hebben ook te veel verwacht van de liefde in het algemeen, want liefde lost niet al onze problemen op. Deze fase is ‘traumatisch en we moeten het zelf doormaken – aan verslagen van anderen hebben we niks. Maar als we geluk hebben, zullen we uiteindelijk inzien dat dit trauma niet onze eigen schuld was of die van onze partner.’ Onze liefde is noodzakelijkerwijs op een onvolwassen manier tot stand gekomen; ‘het punt is alleen dat we om de relatie te laten voortduren, om de liefde te laten overwinnen (…) er een aantal eigenschappen in moeten brengen die sterk verschillen van die waardoor we in eerste instantie verliefd werden (…) Dat is de inherente tragedie van de liefde.’
 

Fysieke aantrekkingskracht

In dit stadium moeten we, ontgoocheld en gefrustreerd als we zijn, ondanks alles een optimistisch beeld van de liefde behouden. We dienen afscheid te nemen van onze verwachtingen, en te waarderen wat we hebben. Dat is de volwassenwording van onze liefde. We doen er goed aan kennis te nemen van Aristoteles’ definitie van philia (wat zowel vriendschap als liefde betekent): ‘te doen wat goed is voor de ander en niet uit eigenbelang maar om die ander’. Armstrong schrijft: ‘Aristoteles’ definitie herinnert ons eraan dat liefde ook een praktische aangelegenheid is, namelijk dat van iemand houden meer inhoudt dan zitten denken hoe knap hij of zij is; het gaat ook om zorgen.’ Zodoende is liefde een verworvenheid, een prestatie.

Aldus de grote lijn van Armstrongs betoog. Hij komt misschien niet tot verrassende conclusies, maar hij werpt toch licht op een ingewikkeld fenomeen. Een punt van kritiek is wel dat het onderwerp een veel dikker boek had gerechtvaardigd. En Armstrong besteedt merkwaardig weinig aandacht aan fysieke aantrekkingskracht, die volgens hem ‘vanzelfsprekend’ slechts een kleine rol speelt in het opwekken van duurzame liefde. Maar waarom zou uiterlijke schoonheid een minder goede reden zijn om ons aan iemand te hechten dan een goed humeur?
 
De filosofie van de liefde. De verbeelding van de intimiteit, door John Armstrong, uitg. Prometheus, Amsterdam 2003, € 15,95