Michael Sandel
Shenzhen, China. 2015. Onderzoekers verzamelen DNA van mensen met een hoog IQ. De data worden in hun computers geanalyseerd om zo het geheim van de menselijke intelligentie te doorgronden. Het doel: gentechniek op de markt brengen waarmee ouders slimme baby’s kunnen krijgen.
‘Het is een nieuw hoofdstuk in de duistere geschiedenis van de eugenetica,’ reageert Michael Sandel — filosoof en hoogleraar aan Harvard — op het onderzoek in Shenzhen. Sandel, die in 2001 zitting nam in de toen pas gevormde President’s Council on Bioethics, heeft een uitgesproken kritische opvatting over gentechnologie, zo blijkt ook uit zijn Pleidooi tegen volmaaktheid. Een ethiek voor gentechnologie.
We zitten in clubfauteuils, in de bar van het Waldorf Astoria, de Amsterdamse vestiging. De muziek staat te hard, en naast ons schudt de barman de cocktailshaker met ijsblokjes. Sandel buigt zich — vriendelijk én professioneel als hij is — dichter naar het opnameapparaatje. Zelden ontmoette ik een denker met wie ik het minder eens ben. Maar hij heeft me wel aan het denken gezet. Betekent mensverbetering louter een aanpassing aan onze harde neoliberale wereld waarin geen ruimte is voor gebrek?
En — belangrijk voor mijn zoektocht — kan mensverbetering er zelfs toe leiden dat we het contact met onze gemeenschap verliezen?
Waarom Sandel zo kritisch is over het onderzoek in Shenzhen? ‘Ten eerste omdat het uitgaat van het idee dat het mogelijk is intelligentie vast te leggen in termen van IQ, iets meetbaars dat een genetisch correlaat kan hebben. Dat wijst op een verkeerd begrip van de intellectuele kwaliteiten die belangrijk zijn, die gecultiveerd en geprezen moeten worden. Maar zelfs als het mogelijk was menselijke intelligentie zo te beschrijven, is het verkeerd…’
En wat is de meer fundamentele reden voor Sandel om deze poging tot mensverbetering zo sterk te kritiseren? Nergens werd voor hem duidelijker wat er mis mee is dan tijdens een college over ethiek en biotechnologie dat hij gaf met een collega — een geneticus. Ze hadden als gastspreker James Watson uitgenodigd, de beroemde moleculair bioloog die in 1953 samen met Francis Crick de structuur van het dna aan de wereld presenteerde. In 1962 zouden ze voor hun ontdekking de Nobelprijs krijgen.
Sandel beschrijft de scène die ontstond in de collegezaal. ‘Weet je wat hij toen vertelde? Mensen met een lager IQ moesten verbeterd worden — dat was het woord dat hij gebruikte: verbeterd. Hij dacht dat hij ze zou helpen, die verbetering zou ervoor zorgen dat ze zich beter voelden in de wereld.
Ik vroeg: “Is een laag IQ dan een ziekte, een ziekte waar een behandeling voor nodig is?”
Hij zei: “Ja, een laag IQ wijst op een ziekte, die genezen moet worden.”
Een student van mij stelde toen een goede vraag: “Sommige mensen leiden een moeilijk leven omdat ze in onze samenleving geen baan kunnen krijgen. Ze zijn werkloos omdat ze niet beschikken over de vereiste mentale vaardigheden. Waarom veranderen we het economische en sociale systeem dan niet zodat deze mensen wel een baan kunnen vinden, of voldoende beloond worden? Waarom krijgt iemand die voor een hedge fund werkt veel geld, en een parkeerwachter niet?”
Weet je wat Watsons antwoord was? Hij zei: “Maar we kunnen de samenleving nooit veranderen, dat is veel te moeilijk. Het is veel eenvoudiger om de wetenschap te gebruiken om het leven voor deze mensen te verbeteren.”
Ik vond dat een erg duister en gevaarlijk idee. Mensen die gentechniek gebruiken, claimen dat ze de minder bevoorrechte klasse helpen, maar ze doen iets heel anders: ze beschouwen die mensen als wezens met een gebrek. En dat is precies mijn morele bezwaar tegen eugenetici. Ze zien mensen die niet floreren in onze economische orde — die we zelf hebben gecreëerd, en dus wellicht kunnen veranderen — als minderwaardig. De term heeft een duister verleden. In het tijdperk van de eugenetica — in de twintigste eeuw — wilden de eugenetici, waartoe zeker ook de nazi’s behoorden, de misfits, de onaangepasten, uitschakelen door ze te genezen of zelfs uit te roeien.
Dat getuigt van een ten diepste objectiverende blik op de mens, je maakt ze tot een ding, ze verliezen hun menselijkheid en mogelijkheid om zelf de wereld te veranderen, om het heft in eigen handen te nemen. Mensen hoeven niet kritisch na te denken over de samenleving, die wordt als feit beschouwd.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees