Home Mirella: ‘Hoeveel moet ik geven aan Afrika?’

Mirella: ‘Hoeveel moet ik geven aan Afrika?’

Door Mirella van Markus op 24 augustus 2011

Cover van 07-2011
07-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Het is zeven uur in de ochtend. Nog half slapend druk ik de tv aan om even het ochtendjournaal mee te pakken. Jan de Hoop meldt dat nrc.ext aandacht vraagt voor de honger in de Hoorn van Afrika. Het artikel gaat over veertien redenen om niet te geven. De kop van het artikel gaat langs me heen, want plots kijken twee wezenloze Bambi-ogen diep verzonken in een uitgemergeld peuterlichaam mij aan. Ik schrik ervan. Hoewel er dagelijks gruwelijke beelden mijn huiskamer worden binnengeslingerd en ik er inmiddels tamelijk immuun voor ben, laat dit beeld me niet meer los.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Missie geslaagd, zou je denken. Toch niet, want verder dan denken aan dit gruwelijke beeld ben ik nog niet gekomen. Waarom eigenlijk niet? Waarom zet ik deze gevoelens van afschuw niet om in daden? Ik vind dat ik mijn ogen hier niet voor kan sluiten, maar blijkbaar ontbreekt de motivatie ernaar te handelen. Dat knaagt aan me en ik vraag me af hoe ik dit kan veranderen.
Ik kom terecht bij een boek van filosoof en hoogleraar bio-ethiek aan Princeton Peter Singer: Het kan wel! Armoede hoeft niet. Hij begint zijn boek met een waslijst aan redenen om niet te geven, en het is alsof ik mezelf hoor praten: de vrees dat het geld niet goed terechtkomt of in zakken van corrupte regeringen verdwijnt die de situatie in stand houden of verergeren. Ook het machteloze gevoel van een druppel op de gloeiende plaat is herkenbaar. En ook ik geef minder makkelijk aan anonieme mensen ver weg dan aan bekenden dichtbij. Al deze excuses zijn prima te verklaren met psychologische en evolutionaire inzichten, maar daarmee is het nog niet ethisch te rechtvaardigen om niet te handelen, stelt Singer. Zo luidt ook de conclusie van het artikel in nrc .next. Veertien redenen om niet te geven en één om het wel te doen: er gaan mensen dood. Ik ben het met hen eens, maar hoeveel moet ik dan geven wil het ethisch verantwoord zijn?

Opofferen

Singer oppert in het eerste deel van zijn boek dat we, om een goed mens te zijn, moeten geven tot we, als we nog meer zouden geven, iets zouden opofferen dat bijna net zo belangrijk is als de vreselijke dingen die met onze donatie voorkomen kunnen worden. Dan zouden we dus alles behalve onze primaire levensvoorzieningen moeten opgeven om ethisch te zijn. Dat vind ik veel te ver gaan. Filosoof Garret Cullity, auteur van The Moral Demands of Affluence, gelooft dat we moeten geven tot het punt waarop verdere bijdragen ons streven naar wezenlijk levensverrijkende zaken zoals vriendschap, het ontwikkelen van muzikaal talent of betrokkenheid bij de eigen woonomgeving zouden ondermijnen.

Ik bedenk hoeveel mensenlevens ik zou kunnen redden als ik mijn BMW cabrio de deur uit zou doen. Voor een familielid of vriend zonder aarzeling, maar voor een onbekende anonieme ver weg – ik kan het niet. Singer beaamt mijn gevoel: ‘Tot de conclusie komen dat de behoeften van anderen er evenveel toe doen als onze eigen behoeften is natuurlijk niet hetzelfde als voelen dat dit zo is. Dat is de kern van het probleem waarom we niet op de behoeften van de armste mensen ter wereld reageren zoals we reageren op iemand die voor onze ogen in nood verkeert en gered moet worden.’ Hij vraag zich af of een ethische redenering die van ons vraagt om een groot deel van ons inkomen weg te geven, wat zo tegen de menselijke natuur indruist dat niemand ernaar handelt, wel zin heeft. Als je de lat te hoog legt, is niets doen het resultaat, en dat is helemaal onethisch.
Alsof het zo moet zijn, gaat op dat moment mijn telefoon. Of ik ambassadeur wil worden van een microkredietorganisatie. Tot op heden had ik het afgehouden, maar nu gaan de woorden van Singer door mijn hoofd: ‘Als u overtuigd bent van het morele argument, maar niet voldoende gemotiveerd bent om ernaar te handelen, raad ik u aan om, in plaats van te tobben over hoeveel u zou moeten doen om een volledig ethisch leven te leiden, iets te doen dat aanzienlijk meer is dan u tot nu toe hebt gedaan.’ Ik sta op het punt om ‘ja’ te zeggen. Zou ik door mijn betrokkenheid te vergroten ook meer gaan ‘voelen’ dat de behoeften van anderen er evenveel toe doen als de mijne, wat me zal motiveren om werkelijk aanzienlijk meer te geven dan ik tot nu toe heb gedaan? Ik besluit dat ik deze kans mezelf en die onbekende ander die het zo hard nodig heeft niet mag ontnemen.