Home Mei Li Vos: ‘Ergens in me zit nog altijd een dominee’

Mei Li Vos: ‘Ergens in me zit nog altijd een dominee’

Door Frank Meester op 26 april 2011

Cover van 04-2011
04-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Mei Li Vos blikt in Politiek voor de leek terug op haar leven als Kamerlid. ‘Politiek bedrijven is niet een kwestie van weten, maar van geloven, alleen moet je wel doen alsof het een weten is.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat kan ik weten?
‘Als Kamerlid loop je voortdurend hijgend achter alles aan wat je moet weten. Je kunt niet al die paperassen lezen, laat staan de mails die je ontvangt. Het is simpelweg fysiek niet behapbaar. Kamerleden hebben trouwens op dit gebied een enorme achterstand ten opzichte van ministers. Een minister heeft een team van ambtenaren dat voor hem werkt, terwijl een Kamerlid het met anderhalve persoon moet doen. Het stomme is dat Kamerleden daar zelf schuldig aan zijn. Ze hebben steeds ingestemd met bezuinigingen op zichzelf. Het is bekend dat de ambtenarij neerkijkt op de Kamerleden. Die ambtenaren zitten daar al jaren, die kennen de dossiers door en door, en dan moet zo’n ontwetend Kamerlid erover beslissen. Maar de meeste Kamerleden weten wel dat ze niets weten.
Je ziet dan ook dat hoe ervarener de Kamerleden zijn, hoe minder ze lezen. Politiek bedrijven is uiteindelijk namelijk niet een kwestie van weten, maar van geloven, alleen moet je wel doen alsof het een weten is. Als je Wilders hoort praten, dan denk je dat hij zeker weet dat alle vrouwen met een hoofddoek onderdrukt worden. Of neem Kunduz. Die papieren werkelijkheid van Den Haag heeft weinig te maken met de praktijk van Afghanistan.’

Wat moet ik doen?
‘Ik ben door en door constructivistisch opgeleid. Ik geloof niet dat er een waarheid bestaat. Zelfs niet als het om de simpelste dingen gaat. Deze tafel waar we aan zitten is voor de een een tafel, voor de ander misschien wel een bed, omdat hij er seks op gehad heeft. Als het om politieke beslissingen gaat speelt dat nog veel meer. Daarom denk ik dat je als politicus in het bezit moet zijn van emotionele en sociale intelligentie. Je moet zoeken naar een waarheid die de meeste mensen gelukkig maakt. Daarom geloof ik in middenpartijen en sociaal-democratie.
Ik ben calvinistisch opgevoed. Ik moet een heleboel van mezelf. Ik moet hard werken, en dat werk moet zinvol zijn. Ik ben daarin gelukkig wel een beetje veranderd. Die bloemen die op tafel staan, heb ik voor mezelf gekocht. Dat had ik vroeger nooit gedaan. Toen ik in 2010 net niet in de Kamer kwam, zeiden mensen tegen me: “Ga lekker columnpjes schrijven en word tafeldame bij De Wereld Draait Door.” Die dingen vind ik leuk om erbij te doen, maar ik moet nog steeds het gevoel hebben dat ik iets wezenlijks doe. Ik ga nu voor een bedrijf werken dat zich inzet voor biogas. Ergens in me zit nog altijd een dominee.’

Wat mag ik hopen?
‘Ik was erg geraakt door het verhaal van het bejaarde Belgische echtpaar dat zelfmoord pleegde. Hij had terminale prostaatkanker. Zonder hem had het leven geen zin meer voor haar, zonder hem had ze geen hoop meer, en dus pleegden ze samen zelfmoord. Zonder hoop geen leven. Hoop is een levenselixer.
Natuurlijk kun je soms je door te hopen ook teleurgesteld raken. Als kind hoopte ik telkens maar op heel grote cadeaus van Sinterklaas – die kwamen niet. Later begreep ik waarom. Je moet door schade en schande wijs worden en leren waarop je wel kunt hopen en waarop niet. Er blijven bijna altijd wel dingen over om op te hopen. Al heb ik natuurlijk makkelijk praten. Er zijn ontzettend veel mensen voor wie het minder eenvoudig is om hoop te koesteren. Daarom zijn initiatieven die mensen hoop geven zo belangrijk. Zoals de Weekendschool van Heleen Terwijn. Kinderen uit achterstandsgezinnen gaan op zaterdag of zondag naar school en krijgen les van vooraanstaande wetenschappers, politici, kunstenaars enzovoort. Als je altijd in een omgeving bent zonder mogelijkheden, weet je niet waarop je kunt hopen. Nu zien ze opeens succesvolle mensen die vertellen hoe ze zo ver zijn gekomen. Die kinderen leren daar dus van alles, maar ik denk dat het belangrijkste is dat ze leren hopen.’

Wat is de mens?
Als ik me even tot de politicus beperk, dan is de mens een idealist. Zelfs Maxime Verhagen, die sluwe vos, is in de politiek gegaan, omdat hij de indruk had dat hij de christen-democratie kon verbeteren, en ik denk dat hij dat idee nog steeds heeft. Zelfs Wilders is een idealist, en misschien zelfs iemand als Hans Hillen die zo bezig lijkt met zijn eigen positie.
Een goed politicus moet ook ijdel zijn. Hij moet zijn idealen graag zelf willen realiseren en daar de credits voor krijgen. Wie mag er partijvoorzitter worden, wie mag welke portefeuille, wie mag er op tv komen? Bij die strijd komen heel lelijke kanten van mensen naar boven. Er zijn maar weinig politici die aardig zijn gebleven en toch succesvol waren in de politiek. De enige die ik kan bedenken is Boris van der Ham. Volgens mij heeft hij nooit echt met zijn ellebogen gewerkt.
Een politicus moet ook sterk van zichzelf overtuigd zijn, of tenminste doen alsof. En als iedereen dat maar vol overtuiging doet, komt daar vaak wel iets goeds uit. Zo werkt het spel. Dat is overigens juist mijn slechte kant. Als ik mezelf weleens op film zag, leek het net of ik een college aan het geven was: “Van de ene kant dit, maar van de andere kant dat.” Ik was mezelf te veel aan het relativeren. Dat moet je als politicus niet doen.’