Home Martinus Veltman: ‘Wij proberen God te zoeken in het allerkleinste. Zo ervaar ik dat’

Martinus Veltman: ‘Wij proberen God te zoeken in het allerkleinste. Zo ervaar ik dat’

Door Anton de Wit op 20 maart 2006

03-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Wetenschappers die hun vak aanprijzen omwille van het maatschappelijk nut, vertrouwt hij niet. Het doel van de deeltjesfysica is, volgens Nobelprijswinnaar Martin Veltman, ‘de deeltjes te begrijpen’. Maar gering is die ambitie zeker niet: ‘Het doorgronden van de natuurwetten is het lezen van de échte bijbel.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het nut van de wetenschap is niet de reden dat je die wetenschap bedrijft.’ Martinus Veltman (1931) houdt dingen graag uit elkaar. Nut en reden, bijvoorbeeld. De fysicus ergert zich groen en geel aan verwarring van die twee zaken. ‘In hun strijd om geld te krijgen, proberen veel wetenschappers uit te leggen waarom juist hun tak van wetenschap zo belangrijk is voor de maatschappij. Dan wringen mensen zich soms in de raarste bochten. Bijvoorbeeld door erop te wijzen dat zij de ontwikkeling van mobiele telefoons of kleefvrije pannen mogelijk hebben gemaakt.’

‘Een rare bocht die mij altijd bijzonder heeft geërgerd in de fysica, is de stelling dat in deeltjesversnellers, waar deeltjes met grote snelheid op elkaar afgeschoten worden, de eerste seconden na de Big Bang wordt nagebootst. Dat is natuurlijk ongelooflijke lariekoek. Bij die Big Bang is helemaal niemand aanwezig geweest. Maar het wordt wel zo verkocht.’ Nog zo’n aansprekende ‘verdienste’ van zijn eigen tak van wetenschap is de ontwikkeling van het internet, dat is ontwikkeld op CERN in Genève, het grootste deeltjeslaboratorium ter wereld. Deeltjesfysici, onder wie Veltman zelf, zijn altijd pioniers geweest op het gebied van computers. Dat moest ook wel, omdat het bestuderen van elementaire deeltjes een zeer complexe onderneming is, waarbij vaak vele honderden wetenschappers betrokken zijn. Ruim voordat het wereldwijde web onze huiskamers veroverde, creëerden zij daarom al een netwerk van computers. Het bredere maatschappelijke nut is mooi meegenomen, aldus Veltman, ‘maar je moet de dingen niet op z’n kop zetten. Het maatschappelijke nut mag nooit maatgevend worden. Het kan niet zo zijn dat een tak van de wetenschap al dan niet bloeit door het commerciële belang ervan. De deeltjesfysica is er niet om dingen als het internet te genereren. Deeltjesfysica is er om de deeltjes te begrijpen.’

Irritatie
Harde wetenschap en het publieke spreken daarover – Martinus Veltman houdt die dingen graag uit elkaar. Toen hij in 1999 samen met Gerard ’t Hooft de Nobelprijs kreeg voor zijn baanbrekende onderzoek naar zogeheten zwakke krachten, vroeg een journalist hem wat zijn onderzoek betekend heeft voor de maatschappij. ‘Niks’, antwoordde hij, tot veler verbazing. ‘Dat was een voorbereid antwoord’, erkent hij nu. ‘Het aardige was dat er vervolgens in de pers allerlei reacties kwamen van mensen die schreven dat de fysica wel degelijk nut heeft. Er was debat over, dus dat vond ik wel goed. Maar de opmerking kwam voort uit de irritatie over de manier waarop wetenschappers zichzelf verkopen.’

Wat niet wil zeggen dat Veltman zichzelf niet verkoopt, of dat hij als wetenschapper niet publiek wil spreken. Sterker nog, hij ziet dat als zijn maatschappelijke plicht. Dat heeft hij, zo vermoedt hij, overgehouden aan de vijftien jaar dat hij in Amerika woonde en werkte, tot zijn emeritaat in ’96. Daar, aan de University of Michigan, was het volkomen normaal om afgerekend te worden op je wetenschappelijke prestaties, waarbij men niet alleen keek naar onderzoek, onderwijs en publicaties, maar ook naar het publieke optreden en ‘community service’. Hij legt dus graag uit wat de deeltjesfysicus doet. Zo schreef hij een boekje dat nu vooral op middelbare scholen gretig aftrek vindt, waarin hij een dappere poging doet de schimmige wereld van de protonen, neutronen, elektronen, neutrino’s en quarks voor de leek inzichtelijk te maken. En hij heeft, vertelt hij, wel een stuk of twintig standaardlezingen in de la liggen, afgestemd op toehoorders van alle rangen en standen.

Waarom? Omdat, zo zegt hij, het een deel is van onze cultuur dat wij willen begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Hij promoot de deeltjesfysica niet om het geld, niet om wat het de maatschappij oplevert, maar puur en alleen omwille van de deeltjesfysica zelf. ‘Wij proberen God te zoeken in het allerkleinste. Zo ervaar ik dat. De bijbel is geschreven door mensen, de natuurwetten zijn dat niet. Dus als ik het in religieuze termen zou uitdrukken, is het doorgronden van de natuurwetten het lezen van de echte bijbel.’
 
Pardon? Spreekt hier de Martinus Veltman die de populair-wetenschappelijke snaartheorie steevast afdoet als religie, die zelf zo vaak gezegd heeft areligieus te zijn? Die zich altijd fel heeft verzet tegen religieuze inmenging in het wetenschappelijke discours? Spreekt hier, kortom, de Martinus Veltman die de dingen graag uit elkaar houdt, wetenschap en religie bijvoorbeeld? Toch wel. ‘Natuurlijk is wetenschap geen religie, maar beide disciplines delen wel de curiositeit naar wat deze wereld is, naar het waarom. De wetenschap wil die vraag echter beperken tot het meetbare, want in de fysica eis je dat je alles kunt meten. En als je het over God hebt, ga je buiten het meetbare. Dus de vraag naar het waarom stel ik wel, maar je kunt die vraag in de wetenschap nooit beantwoorden.’

Feit en speculatie – ook die dingen houdt Martinus Veltman graag gescheiden. Precies daarom hekelt hij de snaartheorie, een model waarin gepoogd wordt verschillende, soms tegenstrijdige natuurkrachten te vatten in één alomvattende basistheorie. ‘Er bestaat geen enkele aanwijzing, in de vorm van gemeten feiten, dat de snaartheorie juist is. Het is een puur mathematische speculatie, niets meer. Zodra de wiskunde losraakt van de gemeten werkelijkheid, wordt ze religie. De natuurkunde bestaat bij de gratie van het feit dat je kunt meten. Als dat wegvalt, wie zegt dan nog wat waar is? Dat is de hamvraag. God zal het niet zeggen, de bijbel ook niet. En wat doen mensen altijd bij gebrek aan bewijs? Zij benoemen een hogepriester, een paus, en verklaren die onfeilbaar. Dat is precies wat er gebeurt bij de snaartheorie. De hogepriester die zegt wat waar is en wat niet, heet Edward Witten en zetelt in Princeton. Als hij zijn katheder bestijgt, dan is het goed. Dus is de snaartheorie in wezen religie geworden.’

De wetenschap draait slechts om feiten, en alleen de feiten behoren volgens Veltman de drijfveer te zijn van de wetenschapper. Fascinatie over de schoonheid van de wetenschap  komt steeds pas achteraf. ‘Je bekijkt de resultaten en verbaast je er dan over hoe alles in elkaar grijpt. Maar daar moet je erg mee uitkijken, je gaat er gemakkelijk de mist mee in. Het grote voorbeeld is Einstein. Die is zich in de nadagen van zijn carrière gaan verdiepen in wiskundige formules om gravitatie en elektromagnetisme in één schema te beschrijven, waarbij hij ten slotte terecht kwam in een wiskunde waarvan hij zei: “Dit is zo mooi, dit moet waar zijn.” Toen is hij volslagen steriel geworden. Schoonheid is geen criterium voor de waarheid. Uit niets is ooit gebleken dat een theorie waar is, omdat zij zo mooi is. Toen ’t Hooft en ik doorbraken met de theorie van zwakke krachten, waren er lui die zeiden: dat kan niet waar zijn, dit is zo lelijk. En later vonden ze het allemaal mooi. Schoonheid heeft mij nooit gedreven. Ik ben altijd strikt bij de feiten gebleven, omdat ik wist dat ik daarmee inzicht zou krijgen in nog niet beschreven krachten die de wereld drijven. Er bestond toen nog helemaal geen theorie, niet eens een mooie. Dan graaf je dus. Naar de waarheid? Zo je wilt. Je moet het niet meer maken dan het is, je wilt het gewoon weten. De rest kun je aan de kapstok hangen, dat laat ik aan de filosofen over.’

Kernenergie
Maar dan stelt – met excuses voor de onnozelheid – de vraag zichzelf opnieuw, die hem na de uitreiking van de Nobelprijs werd gesteld, zij het in iets andere bewoordingen. Wat betekenen deze feiten nou? Vergeet het nut voor gsm’s, internet en antiaanbaklagen: wat kan de samenleving leren van de deeltjesfysica?

Hij blijft onvermurwbaar. Martinus Veltman houdt dingen graag uit elkaar. Hij is geen missionaris, geen politicus. ‘Ik zou een ander mijn levensopvatting niet willen opleggen.’ Wel denkt hij dat ‘de feiten’ veel misvattingen en waanvoorstellingen zouden kunnen voorkomen. Neem de huidige discussie over kernenergie. Volgens Veltman lijden veel tegenstanders aan een ‘dwangneurose’. ‘Kernenergie is een belangrijk onderdeel van de wereld van morgen, of je het nu leuk vindt of niet’, stelt hij. Kernenergie een ethisch vraagstuk? Welnee. Voor Veltman is het een optelsom van feiten: de wereldbevolking blijft groeien, de aardolie raakt binnen afzienbare tijd op, waardoor elektriciteit een veel groter aandeel zal krijgen in onze energievoorziening. Kernenergie is de enige serieuze bron voor zo’n grote hoeveelheid elektrische energie. Die ene extra centrale waar momenteel over gebakkeleid wordt, volstaat dan volstrekt niet; een dergelijke energievoorziening zal volgens Veltmans berekening vragen om ongeveer vijftig reactoren. De nog een slagje gevaarlijkere kweekreactoren wel te verstaan, want anders zouden we in rap tempo door de voorraad uranium heen raken. Wie zou deze waarheid mooi durven noemen? ‘Vijftig centrales waarmee je kernwapens kunt maken, dat vind ik een angstige gedachte.’

Spreekt hij uit een idealistisch hart? ‘Nee, ik spreek vanuit een feitenhart. Er zit bij mijn weten ook geen emotie in. Ik weet gewoon dat we een beperkte hoeveelheid energie hebben. En als wij onze kinderen en kleinkinderen ook een fatsoenlijk leven gunnen, zullen we daar zuinig mee om moeten springen. Binnen vijftig jaar is dit alles werkelijkheid, met of zonder politiek, met of zonder idealisme. Met of zonder wetenschappers.’

Want hoe goed wetenschappers zichzelf ook verkopen, de wetenschap draait toch op de luxe van de maatschappij, vreest hij. De tegenwoordige experimenten van de deeltjesfysica zijn erg duur. Nu kan men zich die luxe permitteren, maar het draagvlak is instabiel. ‘Ik heb daarom altijd gedacht dat tegen het jaar 3000 de wetenschappers het moeten doen met de feiten die we nu verzamelen. Laten we dus in godsnaam proberen om zo veel mogelijk te doen met wat we kunnen en weten. En ik heb het gevoel dat dát iets goeds is wat we aan de volgende generaties nalaten, kennis. Wij vullen de bibliotheken.’

Nut en reden van de wetenschap – Martinus Veltman houdt die dingen graag uit elkaar. Maar hier komen ze even samen. ‘Dat is een lichtpuntje.’