Home Maarten Doorman: filosoof én dichter

Maarten Doorman: filosoof én dichter

Door Marco Kamphuis op 28 juni 2005

06-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Als hij had geweten dat hij dat hij als filosoof én dichter bekend zou worden, dan zou hij voor een pseudoniem hebben gekozen. Maarten Doorman over zijn nieuwe poëziebundel Blindegangster.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Het verschil tussen literatuur en filosofie is eigenlijk heel simpel’, zegt Maarten Doorman. ‘Je kunt aan een filosoof vragen wat hij bedoelt, je kunt hem bij wijze van spreken opbellen en om uitleg vragen. Zou je dat bij een romanschrijver of een dichter doen, dan begrijp je niet wat literatuur is.’ Doormans studeerkamer bevindt zich op de derde verdieping van een Amsterdams herenhuis. Zijn bibliotheek is benijdenswaardig, om nog maar te zwijgen over het uitzicht op de museumbuurt. Doorman is filosoof aan de Universiteit van Maastricht en bijzonder hoogleraar kritiek van kunst en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Naast auteur van veelvuldig herdrukte filosofieboeken is hij dichter: onlangs verscheen zijn zesde bundel Blindegangster – allerminst de gevreesde hermetische poëzie van een kamergeleerde, al kan enige culturele bagage bij het lezen geen kwaad. Het is een gevarieerde bundel waarin parodie een plaats heeft naast elegie, en waartoe uiteenlopende bronnen als Sofokles en de Gouden Gids inspireerden.

Doorman vervolgt: ‘Met dank aan Wittgenstein maak ik het volgende onderscheid: een roman of een gedicht toont, en filosofie beweert. Vervolgens wordt het interessant, want als je preciezer gaat kijken, dan blijkt natuurlijk dat wat een filosofische tekst beweert afhankelijk is van stijl, en dat er van alles tussen de regels wordt beweerd – maar uiteindelijk moet je toch tot een afgeronde interpretatie van het beweerde kunnen komen. Als dat onnodig veel moeite kost, is het geen goede filosofische tekst. Bij literatuur zijn juist meerdere interpretaties mogelijk. Literatuur valt ook nooit samen met een boodschap of een mededeling.’

‘Aangezien een aanzienlijk deel van zowel de filosofie als de literatuur zich met levensvragen bezighoudt, hebben de twee veel met elkaar te maken. Er zijn perioden in de geschiedenis waarin literatuur en filosofie dicht bij elkaar liggen, zoals de Franse Verlichting. Candide van Voltaire is literatuur, maar heeft ook een filosofische strekking, namelijk dat het optimisme van Leibniz een lachwekkende aangelegenheid is. Er zijn ook perioden waarin ze verder uit elkaar liggen. Zo heb je in de negentiende eeuw enerzijds een klassiek genre als de roman, en anderzijds een filosofisch vertoog dat vooral academisch wil zijn, omdat de filosofie zich in de tijd van het positivisme een wetenschappelijke status wil aanmeten. Literatuur en filosofie bewegen zich altijd wel bij elkaar in de buurt, en heel veel grote romans hebben ook filosofische betekenis, denk ik, maar een roman die het moet hebben van de filosofie is geen geslaagde roman.’  

Flauwe trucjes
Onder invloed van het postmodernisme bestaat in de huidige Nederlandstalige poëzie een tendens om zich bezig te houden met representatie (de vraag hoe wij ons de wereld voorstellen). Daarover is Doorman niet enthousiast: ‘Je kunt in een gedicht wel met de filosofie spelen, er een grap mee uithalen, zoals ik soms doe, maar het bedrijven van filosofie leidt tot slechte poëzie. Of het is dubbelzinnig, en dan is het geen goede filosofie; of het is ondubbelzinnig, en dan is het slechte poëzie. Bovendien gaat het altijd om clichés, flauwe trucjes. Er is nu een aantal dichters waarvan gezegd wordt dat ze ontregelende poëzie schrijven – dat wil zeggen dat ze een groot wantrouwen tegenover de taal hebben en proberen de chaos van de wereld weer te geven, bijvoorbeeld door willekeurige onderwerpen achter elkaar te zetten. Maar het achterliggende denkbeeld dat de wereld niet coherent is, is filosofisch gezien een enorme gemeenplaats. Sinds de late Wittgenstein is dat niets anders dan een herhaling van zetten. Ik begrijp niet waarom men daar zo gewichtig over doet.’

Doorman ziet het filosoferen en dichten als twee verschillende activiteiten. Het hindert hem dat het verband bij de receptie van zijn werk steeds gelegd wordt. Een krantenrecensie van zijn vorige bundel begon met de zin: ‘Kan een hoogleraar dichten?’ Lachend: ‘Het antwoord daarop kun je wel raden…’ Had hij vooraf geweten dat hij als filosoof én dichter bekend zou worden, dan had hij voor een pseudoniem gekozen – om dat nu alsnog te doen is zo pathetisch. ‘In het buitenland zou dat helemaal niet nodig zijn, daar vinden ze het niet gek als je hoogleraar en tegelijkertijd dichter bent; de helft van de buitenlandse dichters werkt aan de universiteit. Men kan het in de provincie Nederland niet verdragen dat je een publieke intellectueel bent en poëzie schrijft. Dat schijnt té ongewoon te zijn. Ik heb verder helemaal niet over recensies te klagen, maar het valt me wel op dat mijn filosofische en poëtische werk altijd met die dubbele beoordeling te maken krijgt. De afstand tussen die twee dingen is veel groter dan men veronderstelt. Je zou kunnen tegenwerpen dat ik het allebei op dezelfde plek doe, maar aan dit bureau vul ik ook mijn belastingformulieren in.’

Is de drijfveer ook verschillend? ‘Nee, bij al het werk dat ik doe heb ik dezelfde drijfveren: liefde van de medemens verwerven, geld verdienen, en nieuwe dingen ontdekken. Ik dicht ook voor geld. Als het dichten helemaal niets op zou leveren, zou ik het minder doen. Wat gratis is, is niet goed.’

Hoe zit het met de expressie van emoties? ‘Dat speelt een rol, maar niet meer dan bij andere dingen. Als ik bij het koken een goede saus maak, dan zit daar evenveel expressie in als in een gedicht.’

Blindegangster, door Maarten Doorman, uitg. Prometheus, Amsterdam 2005, 56 blz., € 16,95
De romantische orde, door Maarten Doorman, uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2005, 282 blz., € 17,95