Home Maak van het dier geen mens
Dieren

Maak van het dier geen mens

Door Erno Eskens op 22 april 2008

04-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

René ten Bos verzet zich tegen de drang om dieren te onthullen, te tonen en te beheren. Laat een dier weer een dier zijn, met alle vrijheid om zich te verstoppen.

Ooit was het allemaal helder. Het dier had zijn eigen plek, en wie mens wil worden moest proberen geen dier te zijn. De meeste Griekse filosofen vonden daarom dat ieder mens de strijd met de dierlijkheid aan moest gaan. Wie de dierlijkheid overwint, wordt waarlijk mens. In zijn nieuwe boek Het geniale dier constateert de Nijmeegse hoogleraar organisatiefilosofie René ten Bos dat nog maar weinig mensen hierin geloven. Onze dierlijke kanten mogen er ook zijn, heet het, en wie streeft naar een eindzege op de dierlijkheid raakt vervreemd van de eigen lichamelijkheid. Je wordt er ongelukkig van.

In een poging dit ongeluk af te wenden, braken de negentiende-eeuwse romantici met de Griekse opvatting. Maar ze schoten door, zegt Ten Bos. Ze gaven zich net iets te veel over aan het verlangen om ‘weer dier te worden’. In een ‘proces van toenemende verdierlijking’ verheerlijkten ze de dierlijke eigenschappen ten koste van de intellectuele. Romantische dichters lieten de scheidslijn tussen mens en dier vervagen en zij kregen daarbij steun van Darwin en Linnaeus. De mens stamt af van de aap, stelde Darwin; de mens is een aapachtige, vulde Linnaeus aan. Dieren dus. De beide wetenschappers waren niet bang dat hun constatering de scale naturae – de hiërarchie in het rijk der levende wezens – zou ondermijnen. Uiteindelijk zou de mens, door zijn intellectuele en morele vermogens, toch ver boven de dieren staan, met God, het Zuivere Intellect, daar nog weer boven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Maar het duurde niet lang voordat de hiërarchie begon te wankelen. De mens werd steeds meer dier, en het dier werd langzaam mens. In zijn intrigerende boek beschrijft René ten Bos dit proces. Er is sprake van een ‘vermenselijking van het dier’, zegt Ten Bos. Eerst ontwaarde men gevoel bij dieren, vervolgens zag men verstand en een ziel, en onlangs ontdekte etholoog Frans de Waal ook cultuur bij walvissen (ze zingen liedjes en hebben een hitparade) en altruïsme bij andere dieren.

Ten Bos ontkent niet dat de genoemde menselijke eigenschappen bij dieren aanwezig zijn, maar verzet zich tegen de conclusies die ethologen hieruit trekken. Wetenschappers die ‘menselijke’ eigenschappen bij dieren hebben gevonden, willen doorgaans ook dat dieren menselijker worden behandeld. En daar heeft Ten Bos moeite mee. Uiteraard vindt ook hij dat dieren een beter leven verdienen, maar dat hoeft volgens hem niet te betekenen dat we ‘menselijk’ en ‘humaan’ met dieren moeten omgaan. Dat moeten we juist niet, zegt hij. Het gaat namelijk fout als dieren in de mal van de menselijke beschaving worden geperst. Dieren zijn geen mensen. Ze passen niet in die mal. Het is daarom beter om dieren gewoon lekker zichzelf te laten zijn. Gun ze hun dierlijkheid. Val ze niet te veel lastig met beheersplannen, wetten, richtlijnen en beleidspunten.

Dat de menselijke, op beheersing gerichte aanpak niet werkt, legt Ten Bos uit aan de hand van het computerspel Zootycoon, waarbij de speler een dierentuin moet runnen. Het park dient te worden ingericht, dieren moeten worden getoond en verzorgd, er moet beleid worden gemaakt, er moet marketing plaatsvinden, en uiteraard moet er wat worden verdiend. Door deze ‘zootycoonisering van de natuur’ worden de dieren ‘volstrekt manipuleerbare objecten in een spektakelshow’. Deze zootycoonisering van het dier is het best te zien in de veehouderij. Ten Bos – zelf vegetariër – walgt van deze vleesindustrie met zijn beheerssystemen, beleidsplannen en ‘outputmaximalisatie’.

Hoe moet het dan wel? Je moet de dieren weghouden van die beheersdrang van de mens, betoogt Ten Bos. Je moet dieren een plek geven waar ze niet beheerd worden, waar ze zichzelf kunnen zijn, waar ze zich kunnen verstoppen. Want dat is de dierlijke eigenschap bij uitstek: ieder dier streeft naar het verborgene. Als wij ons moreel tot dieren willen verhouden, moeten wij weerstand bieden tegen de menselijke eigenschap bij uitstek: ieder mens streeft ernaar om zaken te onthullen, te tonen en te beheren. Als we een beetje moraliteit in onze donder hebben, dan zouden we even weerstand moeten bieden tegen deze al te menselijke eigenschap.

Beheersvrije zone
Het betekent volgens Ten Bos niet dat alle dieren te allen tijde in de vrije natuur moeten kunnen leven. Dat ideaal is niet meer haalbaar in onze overbevolkte wereld. Er is geen natuur meer, er zijn alleen parken en stallen. We ontkomen er niet aan om dieren enigszins te beheren. De kunst is binnen dat parklandschap toch een beheersvrije zone te creëren voor het dier. Dat dieren die beheersvrije, eigen plek nu niet hebben, is volgens Ten Bos een ontoelaatbare uitsluiting van het dier uit de moraal. Die uitsluiting is overigens niet alleen slecht voor het dier, maar ook voor de mens. Want ‘wie garandeert ons dat er na het dier niet ook bepaalde groepen mensen worden uitgesloten van het redelijke en morele universum? Dat is de diepere betekenis van mijn zorgen over het beheer van dieren: houdt dat beheer dan wel op bij het dier?’

Het geniale dier is een intrigerend boek. Ik heb het met plezier gelezen. Het biedt een wat tegendraadse, eigenwijze kijk op de verhouding tussen mens en dier. Tussen alle evolutiegerichte dierenboeken, activistische pamfletten en ethologieboeken is het verfrissend. Het dier wordt nu eens niet direct in het discours van de evolutie, de ethologie of het actievoerder geduwd. Ten Bos filosofeert over dieren, en dat is bijzonder. En passant filosofeert hij ook over de mens, dat wezen dat het niet kan laten om alles te onthullen, te openbaren en te beheersen. Vandaar dat het boek, zoals de ondertitel meldt, ook een andere antropologie is. Met deze antropologie bouwt Ten Bos voort op zijn eerdere boeken over organisatiefilosofie, waaronder Rationele Engelen, Het einde van bedrijfsethiek, en Modes in management. Ook daarin schrijft hij met de nodige ironie over de al te menselijke managementambities.

Hoewel ik het boek met plezier heb gelezen en herlezen, is er ook wel wat af te dingen op Het geniale dier. Ten Bos benadrukt soms te veel dat dieren geen gevoel hebben voor dat rationele en menselijke. Het dier verschijnt dan als een wezen dat niets beters te doen heeft dan zich te verstoppen. Het dier is dan, om Máxima te quoten, ‘een beetje dom’. Ten Bos schrijft zelfs dat het dier te dom is om zijn eigen domheid te begrijpen. Hij noemt die domheid geniaal. Tja. Ik denk dat Ten Bos hier doorschiet. Want zou het echt zo zijn dat dieren hun situatie niet overzien, geen beleid voeren en geen beheersdrang hebben? Zouden dieren echt verbeeldingskracht missen en niet in staat zijn om te speculeren of een andere rol te spelen?

Je hoeft geen etholoog te zijn om deze dieropvatting verrassend te vinden. Olifanten, apen en varkens zijn heel goed in staat om hun situatie te overzien en creatieve oplossingen te bedenken voor problemen die zich aandienen. Mieren zijn uitstekend in staat om kolonies luizen te beheren in een strikt omlijnd parklandschap van een lindeboom. Katten kunnen uitstekend rollen spelen en veinzen. Een kat die wordt betrapt terwijl hij zijn staart achternaholt, doet bijvoorbeeld net of hij slechts zijn staart tracht te likken. Het is niet lastig om andere voorbeelden te vinden van toneelspelende dieren. Vissen doen zich voor als steen, insecten doen een tak of een wesp na, muizen doen alsof ze al dood zijn als ze door een kat worden gepakt. En zo kunnen we nog even doorgaan. Ten Bos heeft wat mij betreft te weinig oog voor deze ‘menselijke’ eigenschappen van het dier.

Fundamenteler van aard is de vraag of Ten Bos’ strategie – laat het dier fijn dier zijn – in de praktijk voldoende is om dieren te beschermen. Ten Bos verzet zich tegen dierenrechten. Dat geroep om dierenrechten is volgens hem de lieve vorm van zootyconisering. Uiteindelijk is het beheersdrang. Wie het dier zijn eigenheid wil teruggeven, moet het niet ook nog eens vergaand willen juridiseren. Maar wat is het alternatief? Geen Zootycoon meer spelen en wachten op een mentaliteitsverandering? De computer uitzetten en hopen dat het vanzelf goed komt met de dieren in ons park? Doen alsof de dieren het zelf wel redden als we ze met rust laten? Dat het dan allemaal vanzelf wel goed komt, lijkt mij een utopie. We kunnen maar beter wat beleid vormen, want de wereld zal verder verparken, en we hebben juist meer parkwachters, meer regels en meer wetboeken nodig om dieren te beschermen tegen de beheerszuchtige mens. We kunnen beter de spelregels van Zootycoon aanscherpen. Dat idee van een beheersvrije zone voor de dieren is geen gek idee. Ik stel voor dat we dat ook afdwingen via dierenrechten.