‘Die sporen in het zand betekenen dat er krokodillen in de buurt zijn’, zegt de gids die ons langs de oevers van de Nijl begeleidt. Veel hedendaagse taalfilosofen zijn geïntrigeerd door de volgende vraag: wat heeft het woordje ‘betekenen’ in de uitspraak van onze gids te maken met het gebruik van datzelfde woordje in de zin “‘Il pleut’ betekent dat het regent” ? De meest ambitieuze onder deze filosofen beweren dat we een theorie over de betekenis van zinnen uit natuurlijke talen (dat zijn Nederlands, Fries, of Frans, of Swahili) kunnen afleiden uit een theorie die verklaart waarom voetsporen in het zand iets kunnen ‘betekenen’, of waarom een nat wegdek ‘betekent’ dat het net geregend heeft.
De redenering die ze volgen, lijkt op het eerste zicht plausibel: net zoals de sporen in het zand ons informatie geven over krokodillen, en net zoals het nat wegdek ons informatie verschaft over de meteorologische toestand die eraan voorafging, zo verschaft het uitspreken van de zin ‘Il pleut’ door Pierre, een niet onbetrouwbare Fransman, ons informatie over het weer – meestal het weer op de plaats waar hij dat zinnetje uitspreekt.
Ik denk dat zo’n project niet kan kloppen. Dat wil zeggen: ik denk niet dat het begrip ‘betekenis’ zoals gebruikt in de eerste zin van deze column iets te maken heeft met betekenis van woorden, zinnen of teksten. Natuurlijk zijn er grove analogieën te maken. Ik kan leren dat het regent door vast te stellen dat het wegdek nat is, of omdat iemand mij zegt dat het regent. In beide gevallen verwerf ik informatie over het weer. Maar onder deze oppervlakkige gelijkenis schuilt een diep en cruciaal verschil. Het zit al aangeduid in het feit dat ik het net had over ‘een niet onbetrouwbare Fransman’. Voor natuurlijke talen geldt dat er een cruciale onafhankelijkheid bestaat tussen wat de zin betekent, en of wat hij betekent, ook het geval is. Pierre had zich kunnen vergissen, of kunnen liegen – en toch zouden zijn woorden nog steeds betekenen wat ze betekenen. De sporen in het zand kunnen nooit liegen. Ze hebben de causale geschiedenis die ze hebben: veroorzaakt door krokodillen, schildpadden, of wat dan ook. Wij kunnen ons vergissen in de interpretatie van de sporen, maar de sporen zelf zijn niet ‘juist’ of ‘verkeerd’. Anders is het met taal: zinnen uit een taal zijn waar of onwaar, juist of verkeerd. Als Pierre, die perfect Frans spreekt, ten onrechte beweert dat het regent (hij zegt ‘Il pleut’ wanneer de zon schijnt), zullen wij niet geneigd zijn om te besluiten dat we ons vergissen in de interpretatie van zijn woorden. Pierre vergist zich.