Home Linguistic terms: Elk nadeel heeft zijn voordeel

Linguistic terms: Elk nadeel heeft zijn voordeel

Door Filip Buekens op 13 maart 2013

07-2003 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom zeg je ‘Iemand heeft gebeld!’ als er iemand heeft gebeld? Je zit rustig thuis en iedereen heeft de bel gehoord. Je vaststelling is triviaal, want iedereen heeft de relevante kennis verworven. Waarom zeg je dat dan? In de eerste plaats zegt het iets over jezelf: dat je niet verwacht dat er op dit uur van de dag iemand zou aanbellen. Bovendien weet je niet wie er heeft aangebeld, anders zou je wellicht zeggen: ‘Daar zijn de gasten’, of ‘de buurman krijgt het weer op zijn heupen’. Je uitspraak – die in het licht van de feiten evident is – signaleert allerlei overtuigingen, verwachtingen en bedoelingen. Misschien zit je net in bad en wil je dat je vriendin de deur opent. Of stel dat je net aan een inbraak begonnen bent: je waarschuwt je kompaan dat de euvele daad dreigt te mislukken. Het evident ware van je uitspraak moet je gesprekspartner ertoe aanzetten verder te redeneren en de juiste conclusie te trekken: opstaan en de deur openen, of snel langs het tuinpad wegvluchten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In conversaties zeggen we niet wat evident of triviaal is – dat lijkt de regel. Als je dus zegt dat er gebeld wordt en iedereen de bel gehoord heeft, moet je iets anders bedoelen dan dat er gebeld wordt. Je gesprekspartner is verplicht om op basis van je uiting te beredeneren wat je bedoelt. Daardoor wordt je bijdrage tot de conversatie niet meer triviaal maar juist informatief: hij zet anderen aan om specifieke overtuigingen, verwachten of handelingen te stellen. En nu luidt de vraag: waarom zeg je dan niet meteen wat je bedoelt? Waarom zeg je niet meteen ‘Wil jij de deur openen?’ of ‘We poetsen snel de plaat!’? Zijn we te lui? Of te gehaast? Er is niets in de taal dat ons verhindert explicieter te zijn. Waarom zeggen we niet meteen wat we denken? Taalfilosofen hebben vastgesteld dat we vaak meer bedoelen dan we zeggen, maar waarom bedoelen we meer dan we zeggen als we in principe alles wat we kunnen bedoelen ook kunnen zeggen?
 
Hier volgt een hypothese: als we bijdragen tot een conversatie gebruiken we woorden met een specifieke betekenis. Maar we doen nog meer: we willen de aandacht van onze gesprekspartners op iets vestigen. Aandacht is een bewust fenomeen, terwijl het begrijpen van woorden een onbewust proces is – het gebeurt zonder dat je erbij moet nadenken. Je wilt dat anderen een actieve, bewuste denkinhoud verwerven – niet over de betekenis van je woorden, maar over wat het geval is, of over wat hem of haar te doen staat. Welnu, wat je door een redenering moet afleiden uit de woorden die je begrijpt, krijgt meer aandacht dan de woorden zelf. Het is dus interessant om je toehoorders ertoe te dwingen om datgene waarop je de aandacht wilt vestigen, te laten afleiden uit wat je zegt. Wat paradoxaal uitgedrukt: waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan? We doen moeilijk (althans: een beetje moeilijk) wanneer we onze gesprekspartners tot een conclusie willen dwingen. Dat is de cognitieve prijs die we de ander laten betalen wanneer ze impliciete bedoelingen moeten achterhalen. Maar die inspanning heeft ook een voordeel: je kan er zeker van zijn dat je bij de ander een actieve, bewuste denkinhoud hebt ingeplant. Johan Cruyff's ‘elk nadeel heeft zijn voordeel’ geldt ook voor taal: je zegt niet wat je bedoelt, om er zeker van zijn dat de ander begrijpt wat je bedoelt.