Home Leuk is ook niet alles

Leuk is ook niet alles

Door Marco Kamphuis op 21 augustus 2017

Cover van 09-2017
09-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom moeten we constant ‘leuke’ dingen doen, meestal in groepsverband? Michael Foley onderzoekt het in een caleidoscopisch boek, vol verrassende observaties.

Leuk hè? klinkt zelfs nog trivialer dan de oorspronkelijke titel Isn’t This Fun?, maar wie Michael Foley kent, weet dat een vlotte toon niet uitsluit dat een auteur iets te zeggen heeft. Hij is de schrijver van veelgeprezen boeken als Lang leve het gewone en Absurde overvloed en – wat mij betreft de beste aanbeveling – een inleidend boekje over Henri Bergson.

‘Leuk’ is lastig te definiëren. Het ‘leuk’ in dit boek is in elk geval niet dat van de eenling die op de vraag waarom hij elke avond aan een oud autootje ligt te sleutelen, antwoordt: ‘Ik vind het gewoon leuk.’ Het ‘leuk’ waarover Foley zich buigt is dat van de festivalganger die zijn buurman in de massa op de schouder beukt en roept: ‘Leuk hè?’ Groepsgewijs beleefd, laagdrempelig plezier, dat is wat Foley in dit boek onderzoekt, en voor alle duidelijkheid afficheert hij zichzelf meteen als ‘intellectuele snob’. Ironisch-afstandelijk brengt hij verslag uit van evenementen als de World Naked Bike Ride in Londen en een happening in ‘cosplay’ (waarbij iedereen verkleed gaat als Batman, Xena the Warrior Princess, buitenaards wezen, zombie enzovoort), maar onvermijdelijk krijgt hij steeds meer begrip en waardering voor deze gekkigheid – zonder zijn natuurlijke reserve helemaal te laten varen.

‘Leuk’ is volgens Foley een volstrekt modern concept, een plicht zelfs: ‘In de premoderne tijd was het de plicht je onsterfelijke ziel te redden, in de moderne tijd ging het om geld verdienen, en in de postmoderne wereld moeten we plezier hebben.’ En na het genoten plezier verspreiden we via de sociale media het fotobewijs van onze ‘leuk-rijkdom’, want dat is, stelt Foley, het nieuwe snobisme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ongrijpbaar

‘Leuk’ kwam op in achttiende-eeuws Europa, samen met de individuele vrijheid. De toegenomen welvaart van de middenklasse speelde daarbij een rol, evenals de opmars van de rede, die het religieuze verbod op genot bestreed. Maar op die rede, met name op de instrumentaliteit ervan, is het ook weer een reactie. Leuk is nauw verbonden met het concept van het spel – een activiteit die om zichzelf aangenaam wordt gevonden. En hoewel leuk naar Foleys opvatting iets moderns is, zijn allerlei verschijningsvormen daarvan, zoals rituelen, feesten en het spel, zo oud als de mensheid.

De auteur onderzoekt ‘leuk’ in samenhang met verschillende concrete onderwerpen, zoals dans, humor, seks, vakantie en sportwedstrijden. Hij komt tot het besef dat leuk vaak de vorm van rituelen aanneemt, dat het een mogelijkheid tot zelfverlies en opgaan in een groep biedt, verveling bestrijdt, te maken heeft met zelfexpressie, spel en niet zelden ook met zonde, en op een rebelse manier de maatschappelijke orde bespot (en in stand houdt). Ik kan niet zeggen dat mijn beeld van wat leuk nu eigenlijk inhoudt door dit boek scherper is geworden, maar het lijkt me typisch iets voor Foley, als een door Bergson beïnvloed filosoof, om de opvatting te huldigen dat het wezenlijke ongrijpbaar is (en waarschijnlijk niet eens bestaat) en dat eromheen cirkelen de enige benaderingswijze is. Zijn onderzoek brengt hem tot interessante, vaak prikkelende observaties op allerlei terreinen – dat is de echte waarde van dit boek. Zo velt hij in het hoofdstuk ‘Leuk en hedonisme’ een confronterend oordeel over het solitaire leven. Bij ‘degenen die te lang alleen hebben gewoond’ ziet hij ‘een toenemende zekerheid en tevredenheid over de eigen overtuigingen en mogelijkheden, en toenemende achteloosheid en minachting voor die van alle anderen’. Alleen wonen, vooral wanneer men ouder wordt, leidt tot extremisme en megalomanie, terwijl de tegengestelde krachten van een partner hier bescherming tegen kunnen bieden. Maar het vrijgezellenbestaan geeft natuurlijk wel de vrijheid (en de behoefte) om optimaal leuke dingen te doen.

Hysterie

Filosoof, scheikundige, informaticus, dichter en romanschrijver Foley is een veelzijdig man, maar in de uitgestrektheid van het door hem bestreken wetenschappelijke terrein schuilt toch wel een gevaar. Ik werd me hiervan bewust door een passage in het hoofdstuk ‘Leuke seks’, waarin hij negentiende-eeuwse hysterie vrijwel reduceert tot ‘seksuele frustratie’ bij vrouwen. Dit is een verregaande simplificatie, die kon ontstaan doordat Foley zich getuige zijn notenapparaat bij dit onderwerp op slechts één auteur baseert. Het valt te vrezen dat Foley ook wanneer hij, laten we zeggen, de werking van zenuwcellen of elementaire deeltjes bespreekt, eerder het resultaat van grasduinen dan van uitputtende studie met ons deelt. En toch: zelfs als Foley nu en dan met een zeker aplomb over de materie heen scheert, is Leuk hè? nog altijd een boek dat voortdurend tot denken aanzet.

Koffietentjes

De conclusie van het boek is dat het bijeenkomen van de massa bij al die evenementen, festiviteiten en markten, die net als de terrasjes en koffietentjes dag in dag uit in aantal toenemen, een nieuw soort verbondenheid schept – ‘een paradoxale gemeenschap van onbekenden.’ Wat typisch modern lichtzinnig vermaak lijkt, kun je ook zien als een einde aan het individualisme en een terugkeer naar het verleden, zij het dan dat er geen sprake is van de hechte verbondenheid van de traditionele gemeenschap. Foley is er niet de filosoof naar om te treuren over de veranderlijkheid der dingen. Die harmonische gemeenschap van vroeger is waarschijnlijk geïdealiseerd, en komt hoe dan ook nooit meer terug. ‘De nieuwe “kies maar wat”-benadering van lidmaatschappen van allerlei vluchtige, informele groepen’ past misschien ook wel beter bij de menselijke natuur, want er is ‘niets stabiel aan het organisme mens’.