Een gezonde geest behoeft een gezond lichaam. We blijven deze eeuwenoude wijsheid graag herhalen, al is ze door de geschiedenis al vele keren ontkracht. Talloos zijn de grote geesten en knappe koppen die opgezadeld zaten met een lichaam dat hen voortdurend in de steek liet. Een treffend voorbeeld in recente tijden is de man die volgens velen de slimste mens ter wereld was: Stephen Hawking.
Ook de Poolse filosoof Leszek Kołakowski kan als voorbeeld aangehaald worden. Kołakowski is een van de invloedrijkste naoorlogse denkers. In de jaren zestig werd hij tot ballingschap veroordeeld omwille van zijn kritiek op het communisme. Zijn Geschiedenis van het marxisme sloeg in westerse kringen, waar nog gretig gedweept werd met het communisme, in als een bom. Kołakowski was zo gericht op het leven van de geest dat hij voor het lichamelijke weinig tijd had. Dat de man nog 81 is geworden, is een wonder. Lichaamsbeweging, voeding, zorg voor het lichaam: dat was volgens hem slechts tijdverlies voor wie zich echt in filosofische kwesties wil verdiepen. Kołakowski had voortdurend last van lichamelijke kwalen en mankementen. Op zijn dertigste zag hij er al uit als een oude man: voorovergebogen en met een wandelstok als eeuwige metgezel sleepte hij zich door het bestaan. Toch tastte dit op geen enkel moment de vitaliteit van zijn verstand aan: hij kon als weinig andere denkers geestig scherp en scherp geestig zijn. Met een kwinkslag en knipoog onthulde hij meer dan eens een dieper inzicht in de menselijke natuur dan uit doorwrochte, droge filosofische traktaten te puren valt.
Lichamelijk gebrek is soms de motor van geestelijke groei
Het kan moeilijk ontkend worden dat lichamelijk gebrek níét haaks hoeft te staan op geestelijke groei. Dostojevski verloor zichzelf regelmatig in drank en een ziekelijke gokverslaving, maar tot geestelijke vervlakking leidde dat allerminst. Hetzelfde kan gezegd worden van de Duitse filosoof Max Scheler, door Heidegger ooit omschreven als de belangrijkste filosofische kracht in vooroorlogs Europa. Scheler bezat een lichaam dat hem tekortdeed, en hij deed zijn lichaam zelf ook vaak tekort. Maar zijn geest was een creatieve vulkaan die voortdurend op uitbarsten stond
Slecht zijn voor je lichaam kan soms goed zijn voor je geest. Dit is uiteraard geen pleidooi voor zelfkastijding of het laten vieren van de lichamelijke teugels. Maar lichamelijk gebrek is soms de motor van geestelijke groei. Niet zelden tref je een diepere waardering voor het leven, en een dieper begrip van wat echt van waarde is, aan bij mensen die door dat leven getekend zijn. Wie nooit fysieke tegenslag kent, geen ziekte of lijden heeft meegemaakt, ziet zijn lichaam misschien gespaard, maar zijn geest daarom niet verrijkt