Home Kosmische muziek

Kosmische muziek

Door Anton de Wit op 29 mei 2012

Cover van 06-2012
06-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

In muziek kunnen wij de harmonie van de kosmos ervaren, zo dachten Plato en Pythagoras. Een verouderd idee? Niet volgens  filosoof en muziekkenner André Klukhuhn: ‘Iedereen is volgens mij op zoek naar die goddelijke muziek.’

‘Hoe zeg ik in woorden wat in muziek meteen duidelijk is?’ verzucht André Klukhuhn (1940). ‘Nietzsche schreef al dat hij sommige dingen niet kon uitleggen in woorden, maar er muziek voor nodig had. Je ziet dat in zijn teksten; zijn zinnen eindigen vaak met van die aarzelende puntjes. Het meest wezenlijke zegt hij ná de puntjes. Tegen dat probleem hikte ik ook aan toen ik aan mijn nieuwe boek werkte: de aarzelpuntjes van Nietzsche.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het boek, Ongehoorde symfonie, is er inmiddels. Het maakt deel uit van een reeks waar de inmiddels gepensioneerde scheikundige en filosoof al jaren aan werkt. Het idee daarvoor ontstond toen hij nog voor Studium Generale in Utrecht werkte: het moest een groot boek worden over alles. Of althans, alles… ‘Alles wat voor de vorming van de academische student noodzakelijk is, alles wat die moet weten buiten zijn eigen vakgebied’, aldus Klukhuhn. Eerder verschenen al onder meer De geschiedenis van het denken (2003) en Alle mensen heten Janus (2008), waarin filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst uitgebreid aan de orde kwamen. Een aantal onderwerpen bleef liggen, omdat hij er moeite mee had. Niet vanwege een gebrek aan belangstelling – eerder vanwege een teveel eraan. Zo lukte het hem nog niet om iets over de thermodynamica te schrijven, zijn oorspronkelijke vakgebied. ‘Hoe meer je ergens van weet, hoe moeilijker het is om erover te schrijven voor een breed publiek.’

Datzelfde gold dus voor de klassieke muziek. Hij is er een groot liefhebber van. De hele dag klinken in zijn statige woning aan de Amsterdamse grachten symfonieën, opera’s, oratoria en wat al niet meer. Maar erover schrijven bleek lastig. Totdat hij een treffende tekst vond van Ludwig Wittgenstein, die de conclusie van zijn boek kon vormen. ‘Gek toch hoe dat werkt. Zodra ik wist met welk citaat ik zou afsluiten, schreef de rest zich vanzelf. De sluisdeuren gingen open, en voor ik het wist telde het boek vierhonderd  pagina’s.’ Het citaat van Wittgenstein luidt: ‘Het is voor mij onmogelijk in mijn boek ook maar één woord te zeggen over alles wat de muziek in mijn leven betekend heeft. Hoe kan ik dan ooit hopen begrepen te worden?’

Symfonie

Klukhuhns boek is zelf ook op vernuftige wijze gecomponeerd. Het is een symfonie in drie delen. Het eerste deel, de ouverture, noemt Klukhuhn het ‘platoonse’ deel. Hierin behandelt hij namelijk de ‘idee’ van de muziek aan de hand van wat wij weten over de oudste vormen ervan in de prehistorie, de Oudheid en de Middeleeuwen. Daarna volgt een omvangrijk middenstuk, waarin hij de filosofische vergezichten laat voor wat ze zijn, en sec het leven en werk beschrijft van een lange trits componisten van de Renaissance tot en met vandaag. Dit is, aldus Klukhuhn, het empirische of ‘aristotelische’ gedeelte: ‘Vanuit de gedachte: zet alles maar naast elkaar, dan kom je vanzelf wel ergens.’ In de korte maar krachtige finale brengt hij de beide benaderingswijzen weer bij elkaar, met de woorden van Wittgenstein als slotakkoord.

De rode draad van het boek vormt de ‘ongehoorde symfonie’ uit de titel, een notie die teruggaat op de oude Grieken. In het antieke denken waren muziek en kosmologie nauw met elkaar verweven, zo legt Klukhuhn uit. Pythagoras en zijn volgelingen bestudeerden de bewegingen van de hemellichamen en herkenden er meetkundige patronen in, die correspondeerden met de toonintervallen die zij op zelfgemaakte instrumenten konden voortbrengen. De wetmatigheden die zowel de macrokosmos (de planeten, het heelal) als de microkosmos (onze eigen menselijke wereld) regeerden beschreven zij zo als een ‘kosmische harmonie’. Klukhuhn: ‘Plato voegde eraan toe dat wij die volmaakte kosmische muziek niet kunnen horen. Wij kunnen immers als stervelingen het volmaakte niet kennen. We zien er slechts schaduwen van. Onze aardse muziek is volgens Plato dan ook slechts een onvolmaakte afspiegeling van de kosmische harmonie.’

Hoewel onhoorbaar de kosmische harmonie onhoorbaar is, moeten wij ons leven wel inrichten naar de principes ervan, en dat betekent volgens Plato concreet: lichamelijke oefening en muziek in evenwicht brengen in je leven, om zo het aloude ideaal van mens sana in corpore sano te bereiken: een gezonde geest in een gezond lichaam. Joggen met je iPod op is, kortom, zo gek nog niet: ‘Hij die muziek in de juiste mate afwisselt met lichamelijke oefening’, aldus Plato, ‘en ze het best met de ziel in overeenstemming brengt, mag terecht de ware musicus genoemd worden.’

Het platoonse denken over de onhoorbare, maar invloedrijke kosmische harmonie zette zich ook in de christelijke tijd voort. Klukhuhn: ‘De Idee werd vervangen door God, en het kosmische gezang van de Sirenen werd vervangen door de hemelse engelenkoren, maar de achterliggende gedachte bleef hetzelfde. Gewone stervelingen kunnen die harmonie niet horen, maar moeten wel hun leven dusdanig inrichten dat ze haar uiteindelijk kunnen horen – dus dat ze de hemel, de volmaaktheid bereiken.’

Experimentele muziek

Het zijn denkwijzen die kenmerkend zijn voor het klassiek-Griekse en middeleeuwse denken, maar Klukhuhn wil ze niet te snel als antieke curiosa terzijde schuiven. Niet voor niets kwamen de verwijzingen naar de onhoorbare kosmische muziek telkens weer terug in de muziekgeschiedenis, bijvoorbeeld toen in de Renaissance het klassieke denken werd herontdekt, maar ook in de experimentele muziek van de twintigste eeuw, met veelzeggende compositietitels als Die Harmonie der Welt en Universe Symphony. ‘Iedereen is volgens mij op zoek naar waar die kosmische harmonie model voor staat. Het volmaakte, het goddelijke. Je weet dat je het niet kunt vinden, maar je blijft er toch naar zoeken – net als met de steen der wijzen van de alchemisten.’

Rationalistisch dedain voor dergelijke benaderingswijzen vindt Klukhuhn niet op z’n plaats. ‘Ik ben wat dat betreft een pluralistisch realist: er is niet één verhaal. In mijn hoofd zit een klein parlement, met meerdere stemmen die de verschillende benaderingswijzen vertegenwoordigen. Daar klinken de stemmen van de wetenschap, de kunst en de religie voor alles wat we niet begrijpen – wat veruit het meeste is. Als filosoof kan ik al die stemmen aanhoren en ze vergelijken. Op basis waarvan ik een beslissing kan nemen.’

Louter de stem van de natuurwetenschappen brengt ons sowieso niet veel dichter bij de essentie van het raadselachtige fenomeen dat de muziek is. Enigszins speculatief kan zij wel een licht werpen op het ontstaan ervan: sommige wetenschappers stellen dat muziek ontstond uit de ritmische hantering van primitieve agrarische werktuigen; anderen menen dat het trillen van de boogpees van prehistorische jagers een muzikaal eureka-moment opleverde. Maar het precieze nut van muziek blijft voor de wetenschap in nevelen gehuld. Klukhuhn: ‘Veel van de bestaande theorieën benaderen het probleem verkeerd. Er wordt veel gebakkeleid over wat de kunst überhaupt en de muziek in het bijzonder in godsnaam heeft bijgedragen aan ons bestaan. Wat was het evolutionaire nut? Kreeg wie het mooist kon fluiten soms de mooiste vrouw? Maar als je er zo over denkt kom je altijd op een punt dat je moet concluderen: muziek is nutteloos; ze is maar een bijproduct van de evolutie.’

‘Ik vind echter dat je een verhaal zo nooit kunt beginnen. Je moet beginnen bij de feitelijke constatering dat muziek veel betekent in ons leven, en daar moet je dan een verklaring voor zoeken. Wij zijn de enige soort die muziek kent. Wij zijn ook de enige soort met bewustzijn. Dus daar heeft het mee te maken, vermoed ik. Juist doordat wij ons bewust zijn van de wereld om ons heen, plaatsen wij onszelf erbuiten; we objectiveren de wereld, willen er grip op krijgen. Zo vervreemden we ons van de wereld waar we zelf bij horen. De troost voor de pijn die dat met zich meebrengt, dat is kunst. De kunstenaar doet verslag van hoe het is om te bestaan, van de pijn die door ons bewustzijn wordt veroorzaakt. Dat is mijn definitie van kunst.’

Hoogste sferen

Binnen het geheel aan kunstvormen neemt de muziek een bijzondere plek in, meent Klukhuhn. ‘Wat de wiskunde is voor de wetenschap, is de muziek voor de kunst: de meest abstracte én de meest directe vorm ervan. Abstract omdat de grondstof van de muziek niet tastbaar is. Als een schilder ’s avonds klaar is met werk is hij vuil; zijn hele atelier zit onder de klodders. Hij levert is een fysiek gevecht met de materie. Beeldhouwers doen dat ook. Maar de musicus verkeert in de hoogste sferen; die hoort iets van de ongehoorde symfonie en vertaalt dat, op onvolkomen wijze, zodat wij het ook kunnen horen. Het is een heel abstracte manier van je bestaan beschrijven.’

Aan de andere kant is muziek toch ook heel direct. Poëzie en beeldende kunst moet je leren waarderen, maar muziek komt direct binnen. Bijna iedereen heeft er wel iets mee. ‘Dat komt door de ongemedieerdheid. Poëzie kun je niet onmiddellijk begrijpen, al is het maar omdat je eerst de taal moet leren. Bij beeldende kunst moet je vaak ook iets van de culturele context snappen. Neem de middeleeuwse schilderkunst. Die zat vol met symboliek: het hondje dat onder tafel ligt, een bepaalde bloem, iemand die zijn hand op een bepaalde manier houdt. Allemaal symbolen die je moet kennen om het kunstwerk te begrijpen. Maar muziek heeft een soort oerkracht die iedereen begrijpt. Kinderen reageren al drie maanden voor hun geboorte aantoonbaar op muziek. Dat vermogen zit kennelijk in een oerstructuur. Het is de meest directe manier om met de werkelijkheid in contact te komen.’

‘Het is lang geleden dat ik een gedicht of een boek las dat me echt ontroerde. Maar ik kan je zo een aantal muziekstukken noemen waar ik niet met droge ogen naar kan luisteren. Steeds opnieuw. Ze gaan door merg en been.’ Klukhuhn staat op en loopt naar zijn computer. Zoekt de muziek op die – vrij naar Wittgenstein – méér zegt dan hij in zijn dik vierhonderd pagina’s tellende boek zeggen kon. De muziek van na Nietzsches aarzelpuntjes. De fragmenten zijn inmiddels ook op de website van Filosofie Magazine (www.filosofiemagazine.nl) te vinden: Strauss’ Vier letzte Lieder, Ravels Don Quichotte à Dulcinée en als klap op de vuurpijl de adembenemende sterfscène uit de opera Dido en Aeneas van Purcell.

‘Zowel Wittgenstein als Nietzsche heeft gezegd dat zij zich geen leven kunnen voorstellen zonder muziek’, zegt Klukhuhn na een lange stilte. ‘Ik sluit me daarbij aan. Zonder muziek is het leven de moeite niet waard…’