Home Kleine geschiedenis van de vrijheid

Kleine geschiedenis van de vrijheid

Door Daan Roovers op 23 maart 2010

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Vijf sleutelideeën over vrijheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Middeleeuwen: Hebben wij een vrije wil?

We denken dat we vrij zijn. We denken dat we uit vrije wil beslissingen nemen. Maar of mensen werkelijk een vrije wil hebben is al eeuwenlang een discussiestuk. De middeleeuwse filosoof Johannes Buridanus (1292-1360) vertelde het verhaal van een ezel om aan te tonen dat dieren geen vrije wil hebben (en de mens wel). De ezel van Buridanus staat op gelijke afstand tussen twee even grote balen hooi. Voor de hongerige ezel is er geen verschil tussen de ene en de andere baal en dus geen reden om de ene boven de andere te verkiezen. En zo sterft de arme ezel van de honger. Wie geen vrije wil heeft, kan niet kiezen, aldus Buridanus. Het feit dat de mens in dit soort situaties wel kan kiezen, bewijst dat de mens wél een vrije wil heeft.
De ervaring dat we kunnen kiezen, herkent iedereen, maar betekent dat ook dat we een vrije wil hebben? Volgens moderne cognitiefilosofen als Daniel Dennett (1942) en de Portugese neuroloog Antonio Damasio (1944) is de vrije wil een illusie. Uit neurofysiologisch onderzoek blijkt: er is al hersenactiviteit nog voordat je een beslissing neemt – bijvoorbeeld om je arm op te tillen. Ergo: Je tilt eerst je arm op en pas daarna denk je dat je besluit dat te doen. En wat betekent die ervaring van de vrije wil nog, als blijkt dat een beslissing, neurologisch gesproken, al genomen is nog voor je ervan bewust bent?
 

17e eeuw: het liberalisme

Het belang van economische vrijheid werd voor het eerst naar waarde geschat door John Locke (1632-1704). ‘In the beginning the world was America’, schrijft in Two treatises on Government. Amerika staat symbool voor een groot, onontgonnen land waar men opnieuw een samenleving kan inrichten. Ieder mens heeft een eigen stukje grond, en kan dat zelf bewerken. Met de politieke waardering van eigendom en de vrijheid om daar zelf handel mee te bedrijven ontstaat het liberalisme. Om eigenrichting te voorkomen bij de bescherming van zijn eigendom sluiten de burgers een sociaal contract: ze dragen de bescherming van hun eigendom over aan de staat, die daarvoor het monopolie op geweld krijgt.
Een andere founding father van het liberalisme is John Stuart Mill (1806-1873). Hij formuleerde het basisprincipe zo: ‘De enige vrijheid die deze naam verdient, is die om ons eigen welzijn op onze eigen manier na te streven, zo lang wij niet trachten anderen het hunne te ontnemen, of hun pogingen om dit te bereiken in de weg te staan.’ Mijn vrijheid wordt pas begrensd, aldus Mill, als ik de vrijheid van een ander in gevaar breng.
Vlak na de val van de muur stelde de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama (1952) in The end of history (1992) dat de geschiedenis voltooid was. Met de val van de Muur en het ineenstorten van de communistische regimes in Oost-Europa heeft het kapitalisme definitief gezegevierd en is de liberale democratie uiteindelijk de beste staatsvorm gebleken, aldus Fukuyama. Zijn boek werd een bestseller, maar sinds de kredietcrisis lijkt het ongebreidelde liberale kapitalisme over zijn hoogtepunt heen.

De Verlichting: Durf te denken!

Met de leuze ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ eiste het Franse volk in 1789 tijdens de Franse revolutie de macht op. Het is het hoogtepunt na een eeuw waarin denkers als Spinoza, Pierre Bayle en Voltaire de macht van de adel en de kerk betwisten. Men zette zich af tegen bijgeloof en een op religie gebaseerde moraal en fundeerde zijn mens- en wereldvisie voortaan op de rede, het menselijk verstand. ‘Durf te denken!’ riep Immanuel Kant (1724-1804) uit. Kant riep iedereen op om mondig te worden en zijn eigen verstand te gebruik. Neem nooit zomaar wat van een ander aan: vorm je eigen oordeel.
Vrijheid van denken, vrijheid van meningsuiting en tolerantie zijn kernwaarden van die Europese Verlichting. Vooral sinds de moord op Theo van Gogh worden deze waarden fel verdedigd als verdienste van de westerse democratie: zó fel dat de vrijheid van meningsuiting zelf geen tegenspraak duldt en soms zelfs ontaardt in ‘het recht op beledigen’. Het fanatisme waarmee mensen als Ayaan Hirsi Ali, Afshin Ellian en Paul Cliteur deze verlichtingswaarden verdedigen bracht onder anderen Ian Buruma (1951, zie pag .28) tot de term Verlichtingsfundamentalisme: het dogmatisch geloof in het eigen gelijk.

20e eeuw: Negatieve en positieve vrijheid

Kunnen kiezen is prettig maar een teveel aan keuzemogelijkheden leidt tot verlamming. Maar wat heb je aan die vrijheid als je geen idee hebt wat je met je leven aan wilt? ‘Voor iemand die niet weet waar hij heen wil, is geen enkele wind gunstig’, aldus de dichter Alexander Pope. Friedrich Nietzsche (1844-1900) spreekt de mens in Alzo sprak Zarathustra streng toe: ‘Vrij waarvan?, wat kan Zarathustra dat nou schelen. Vrij waartoe!’
Vrijheid begint met negatieve vrijheid: bevrijding van onderdrukking en autoriteit, emancipatie. Niet gehinderd worden door anderen om je doelen na te streven. Maar dat is niet genoeg. Het gaat uiteindelijk om de vrijheid om je te ontwikkelen, om een goed leven te leiden en daarvoor de verantwoordelijkheid op je te nemen – en daar is veel meer voor nodig. Negatieve en positieve vrijheid, noemt Isaiah Berlin (1909-1997) dat. Probleem is, aldus Nietzsche en Berlin, dat veel mensen denken dat ze klaar zijn bij negatieve vrijheid, maar nee, de opdracht werkelijk vrij te worden begint daar pas.
‘Keuzestress’ is het etiket dat de Amerikaanse psycholoog Barry Schwartz er in 2004 gaf aan de overdonderende aanbod aan mogelijkheden dat ons omringt: Nynke Wijnants spreekt in haar gelijknamige boek uit 2008 van het dertigersdilemma: ‘Wil ik reizen, veel geld verdienen, kinderen of toch liever een eigen onderneming opzetten?’ En de veel gekozen oplossing: zo lang mogelijk zo veel mogelijk opties openhouden, brengt je natuurlijk niet dichter bij de echte, positieve vrijheid.

Na WO-II: ‘Wij zijn veroordeeld tot vrijheid’

Vrij zijn betekent positie innemen en kleur bekennen. Ben je voor of tegen de oorlog in Vietnam, voor of tegen het communisme, steun je wel of niet het verzet tegen de nazi’s? Jean Paul Sartre (1905-1980) gebruikte de politieke situatie van zijn tijd om ons voor te houden dat ieder mens voortdurend moet kiezen. Elke dag, in elke situatie weer. ‘We zijn veroordeeld tot vrijheid’.
Hoe je ook ter wereld komt: zwak, lelijk, misschien zelfs gehandicapt: het gaat erom hoe je ermee omgaat. En daarin heb je volgens Sartre altijd keuze. De neiging om je verantwoordelijkheid van je af te schuiven en je achter de omstandigheden te verschuilen is menselijk al te menselijk, maar volgens Sartre een vorm van ‘te kwader trouw’ zijn. Sartre, zelf scheel, heel klein en uitzonderlijk lelijk, wist waar hij het over had (meer over Sartre op pag. 70)
Omdat de wereld geen zin en geen betekenis heeft, moet ieder individu die er zelf aan geven. Dat zadelt ons op met een grote vrijheid maar ook een grote verantwoordelijkheid. Een opdracht waar we niet onderuit kunnen. Dat is onontkoombaar en zwaar, maar ach: ‘Het is me altijd opgevallen dat als iemand zei “het leven heeft geen zin”, dat die op een zeker medelijden kan rekenen’, constateert filosoof en psycholoog Jaap van Heerden (1940). In zijn essay ‘Wees blij dat het leven geen zin heeft’ (1996) beziet hij de positieve consequenties van deze levensbeschouwelijke leegte. Niemand schrijft nog voor wat waardevol is: het is allemaal aan ons!