Immanuel Kant, buikspreekpop van de nieuwe Verlichtingsaanhangers, blijkt in een vroege tekst over geestesziener Swedenborg aanzienlijk minder hard in de leer dan zijn eenentwintigste-eeuwse discipelen.
Op een dag in 1745 wordt de Zweedse Emanuel Swedenborg (1688-1772) door een man achtervolgd door de straten van Londen, waar hij dan woont. Het heerschap dringt vervolgens Swedenborgs huis binnen en maakt zich bekend als niemand minder dan Jezus Christus. Het meest wonderbaarlijke is misschien wel dat Swedenborg de man gelooft. Voor Swedenborg zelf kwam de ontmoeting niet uit de lucht vallen, ook al was ze voor hem de klap op de vuurpijl.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Swedenborg studeerde onder andere theologie, filosofie, geologie en astronomie en werd een succesvolle boekbinder, (muziek)instrumentenmaker, ingenieur en anatoom; bovendien had hij grote faam verworven met verhandelingen over mineralogie, economie, kosmologie, enzovoorts, en zo verder. In 1743 raakt deze rusteloze geest in een crisis en krijgt Swedenborg visioenen en paranormale ervaringen. Vanaf dan houdt hij zich steeds meer met esoterische zaken bezig, zoals spiritisme.
Swedenborg neemt zijn geheimzinnige bezoeker volkomen serieus en stort zich met alles wat hij in zich heeft op de schone taak die Christus hem oplegt: hij moet de Bijbel en de wereld opnieuw leren ‘lezen’ en aan de mensheid uitleggen. Swedenborg publiceert tot zijn dood een niet aflatende stroom boeken met bijbeluitleg en verslagen van zijn reizen naar het geestenrijk en ontmoetingen met engelen, doden en geesten.
Swedenborgs verhalen gaan als een lopend vuurtje door heel Europa, tot in alle uithoeken. Ook in de boekwinkel van Johann Jacob Kanter te Koningsbergen zijn ze een geliefd gespreksonderwerp. En zoals overal brengen ze ook hier een waterscheiding teweeg: of je spot met Swedenborg of je dweept met hem, een tussenweg lijkt niet mogelijk.
Boven de winkel van Kanter huurt de vrijgevestigd filosoof Immanuel Kant een appartement. Hij zit dan nog in de periode van zijn leven die later ‘voorkritisch’ is gaan heten en waar pas met de publicatie van de Kritiek van de zuivere rede in 1781 een eind aan kwam. In de jaren rond 1760 ontworstelt hij zich aan de traditionele, ‘dogmatische’ metafysica. Zijn vrienden dagen hem uit een studie te wijden aan het geval Swedenborg. Kant, die gefascineerd en geamuseerd is door de ‘spookverhalen’, neemt de uitdaging aan: in 1766 verschijnt Traume eines Geistersehers, erlautert durch Traume der Metaphysik (‘Dromen van een geestenziener, geïllustreerd door dromen van de metafysica’).
Zelfvoldaan
Van die tekst is nu voor het eerst een Nederlandse vertaling verschenen, onder de titel Dromen. Kritiek van de paranormale ervaring, van de hand van Chris Doude van Troostwijk. Zoals iedereen die zich met de geschiedenis van de filosofie bezighoudt – en dat is toch wat een vertaler, oftewel interpreet doet – moet Doude van Troostwijk als een Odysseus tussen twee klippen door zeilen. Enerzijds moet hij vermijden uitsluitend de rol van historicus op zich te nemen, anderzijds is het de vraag of het filosofisch spannend genoeg wordt: wie de tekst ‘in zijn tijd plaatst’, plaatst hem ook ver weg. Anderzijds, wie probeert de tekst helemaal ‘naar zich toe te halen’, moet zich afvragen waarom hij de filosofische problemen niet rechtstreeks behandelt, zonder de ingewikkelde omweg van de geschiedenis die wemelt van de voetangels.
De tekst is accuraat vertaald en geannoteerd; maar de inleiding maakt meteen duidelijk dat dat geen doel op zich was, en dat de eerste klip dus is omzeild. Groter gevaar lijkt dan ook de tweede klip, die van het anachronisme, want de tekst van Kant wordt ingezet in een hedendaags debat over Verlichting en religie. De flaptekst spreekt duidelijke taal: ‘Door Swedenborgs denkbeelden serieus onder de loep te nemen, is Dromen een oefening in échte Verlichting. Dat in tegenstelling tot het zelfvoldaan wetenschapspositivisme dat tegenwoordig vaak voor Verlichting doorgaat.’
Op het eerste gezicht lijkt het er niet echt op dat Kant Swedenborg serieus neemt. Deze tekst is namelijk een van de zeer zeldzame waarin Kant zich van zijn meer luchtige kant laat zien. Je zou de tekst satirisch kunnen noemen. Hoewel, Kant blijft Kant. Hij maakt dan ook veel werk van het vinden van bezwaren tegen Swedenborgs dweperige verhalen. Kort gezegd is hij volgens Kant onredelijk – maar volgens welke maatstaf? Kants nadenken over deze vraag (naar een criterium voor redelijkheid) zal uiteindelijk culmineren in zijn eerste Kritiek.
Zoals het bij ethisch handelen volgens Kant erom gaat uit te stijgen boven je privé-omstandigheden en je in te leven in andermans situatie, zo gaat het er bij kennisaanspraken om je te verplaatsen in andermans perspectief. Onze oordelen zouden we moeten toetsen aan het algemeen menselijke verstand. Swedenborg claimt daarentegen een unieke, paranormale gave te hebben… en stelt zich daarmee eigenlijk buiten ieder redelijk debat.
Kant zocht en vond een middenweg tussen radicaal scepticisme dat iedere kennisaanspraak onmogelijk maakt, en dweperige goedgelovigheid die iedere twijfel onmogelijk maakt. Swedenborgs aanhangers blijken al snel de laatste weg te kiezen, maar Kant behoedt zich ervoor als reactie daarop het eerstgenoemde te concluderen.
Al doende heeft interpreet Doude van Troostwijk een middenweg gevonden tussen een al te historiserende en een anachronistische benadering. Hij stelt ons Kants manier van redeneren ten voorbeeld. Niet dat we Kant klakkeloos moeten navolgen, juist niet – dat zou dogmatisch zijn.
De tekstbezorger had misschien betere tegenstanders kunnen kiezen dan ‘zelfvoldane wetenschapspositivisten’ – daar is niemand voor. Grote verdienste van deze uitgave lijkt wel dat een kant van Kant die in het huidige debat over Verlichting en religie nogal veronachtzaamd wordt, hier alle aandacht krijgt.
Dromen. Kritiek van de paranormale ervaring, door Immanuel Kant, vert. en inl. Chris Doude van Troostwijk, uitg. Ten Have, Kampen 2005, 153 blz., € 19.95