Home Kan het leven voltooid zijn?
De dood

Kan het leven voltooid zijn?

Door Bart Coster op 03 mei 2018

Kan het leven voltooid zijn?
Cover van 05-2018
05-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom zou een ‘voltooid leven’ een reden zijn om niet meer verder te willen leven? Volgens de stoïcijnen en de boeddhisten is voltooidheid iets om naar te streven, een voorwaarde voor geluk. Maar wat is een voltooid leven precies in hedendaagse termen? En zijn mensen eigenlijk wel in staat om zelf te beslissen over hun levenseinde, of is de invloed van de omgeving daar te sterk voor? We brengen het voltooid-levendebat in kaart aan de hand van vier filosofische stellingen.

Illustratie: Studio Vonq
 

Stelling 1: ‘Voltooid leven’ is te definiëren en daarom een bruikbaar begrip

 
Tegen

‘Wat is voltooid leven?’ is een van de veelgestelde vragen op de website van D66, de partij achter de initiatiefwet voor levensbeëindiging bij een voltooid leven. Het antwoord? ‘Een eenduidige definitie bestaat niet, maar je kunt het beschrijven als “lijden aan een voor mensen te lang geworden leven. Lijden is wat de oudere daar zelf onder verstaat.”’ Ofwel: wat een voltooid leven is, is aan de persoon zelf. Een volledige definitie is niet te geven.

Er is hierbij een interessante parallel met de Wet Toetsing Levensbeëindiging. Hoewel deze in de volksmond de euthanasiewet wordt genoemd, komt het woord ‘euthanasie’ of de letterlijke vertaling ervan, ‘de goede dood’, niet in de wet voor. Tegenstanders van de euthanasie- en de voltooid-levenwet zien het ontbreken van een strakke definitie als een vrijbrief. Zonder heldere definitie vrezen ze een glijdende schaal, waardoor uiteindelijk iedereen die zegt dat zijn/haar leven ‘voltooid’ is gemakkelijk een pil of spuitje kan krijgen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Definities zijn altijd al belangrijk geweest in de (westerse) filosofie; door sommige filosofen worden definitiekwesties zelfs als de kern van de filosofie gezien. Plato verbeeldde dit al in zijn bekende grotallegorie. De meerderheid van de mensen zit volgens hem vastgeketend te kijken naar de schaduwen van de dingen. De taak van de filosoof is los te breken uit zijn ketenen en door te dringen tot de ware aard van de dingen. Om door te dringen tot de definitie van dingen ging zijn leermeester Socrates vaak in gesprek met andere filosofen. Deze gesprekken, opgetekend door Plato, beginnen vaak met vragen als ‘Wat is liefde?’, ‘Wat is rechtvaardigheid?’ of ‘Wat is de mens?’.

Voor
‘De dood heeft mij vergeten’; deze uitspraak van oud-senator Brongersma brengt ons volgens filosofisch levenseindeconsulent Ton Vink dicht in de buurt van ‘voltooid leven’. Een ander goed voorbeeld vindt hij de casus van Moek Heringa. Zij was 99 jaar oud en had geen zin meer in het leven. Dit gevoel was bij haar zelfs zo sterk dat ze de komst van een nieuw kleinkind dat onderweg was niet meer wilde afwachten. Hoewel ‘voltooid leven’ niet eenduidig te definiëren is, kunnen we het misschien wel aanwijzen.

Dit is vaker voorgekomen in de geschiedenis van de filosofie, een discipline die zich veel met definitiekwesties heeft beziggehouden. Zo zei kerkvader Augustinus over de tijd: ‘Wat is de tijd? Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet.’

De negentiende-eeuwse filosoof Ludwig Wittgenstein dacht ook na over dit probleem en kwam uit op een theorie van ‘familieverwantschappen’. In plaats van een definitie geven, zegt Wittgenstein, kun je soms ook voldoen met een lijst van ‘familieverwantschappen’: eigenschappen die veel voorkomen bij een fenomeen, maar niet per se bij alle gevallen. Vergelijk het met een familie waarin niet iedereen rood haar en een hoekige neus heeft, maar dit wel degelijk kenmerken zijn van die familie. Zo kun je ook nadenken over het definitieprobleem bij ‘voltooid leven’: in plaats van een definitie te geven waaraan alle gevallen van ‘voltooid leven’ zouden moeten voldoen, zou je ook genoegen kunnen nemen met een lijst van ‘familiekenmerken’.

Stelling 2: Voltooid, of eerder eenzaam?

Tegen
‘Er wordt gezegd: “Die mensen zeggen wel dat ze een voltooid leven hebben, maar: die zijn eenzaam, of: die voelen zich buitengesloten.” Dat vind ik dus heel irritant!’ Aan het woord is Hedy d’Ancona, lid van de initiatiefgroep Uit Vrije Wil, die 120.000 handtekeningen ophaalde en zo het onderwerp ‘voltooid leven’ op de agenda van de Tweede Kamer plaatste. Als een van de voorstanders van een voltooid-levenwet vindt ze dat je ouderen vooral serieus moet nemen wanneer zij zeggen dat hun leven voltooid is. Zeggen dat ze met ‘voltooid’ eigenlijk iets anders bedoelen, bijvoorbeeld ‘eenzaam’ of ‘verveeld’, doet geen recht aan deze ouderen. Volgens haar draait dit om respect voor de waardigheid van ouderen.

Sinds de opkomst van de psychologie als wetenschap bestaat er al soortgelijke kritiek op het psychologiseren van mensen. Zo vond de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer dat je in een gesprek de woorden van een ander nooit psychologisch moest gaan duiden (behalve in een therapiesessie natuurlijk). Dan is de ander namelijk geen gesprekspartner meer, maar een onderzoeksobject, en voer je geen echt gesprek meer met die ander.

Voor
De term ‘voltooid leven’ suggereert een soort bucketlist die je afgewerkt moet hebben voordat je je leven voltooid mag noemen. Maar het is onduidelijk welke dingen er dan op die lijst moeten staan. Verschillende mensen hebben namelijk heel verschillende opvattingen over wat ze in hun leven per se gedaan willen hebben.

‘Voltooid’ kan ook slechts een gevoel aanduiden dat de oudere heeft over zijn of haar leven. De term ‘voltooid’ suggereert dat je niks meer hoeft, dat je alles hebt gedaan wat je wilde. Dit idee, dat je bijvoorbeeld met de term ‘onthechting’ zou kunnen vangen, is voor veel filosofen, van de Romeinse stoïcijnen tot de boeddhisten, juist een voorwaarde voor geluk. In die zin is het onduidelijk waarom iemand met een voltooid leven zijn leven zou willen beëindigen.

‘Voltooid leven’ is eigenlijk een te positieve term voor wat ouderen voelen als ze zeggen dat hun leven voltooid is, betoogt onder anderen Els van Wijngaarden. Zij sprak voor haar promotieonderzoek met 25 ouderen die hun leven voltooid vinden. Ze hoorde in deze gesprekken vijf klachten die telkens weer terugkwamen: eenzaamheid, er niet meer toe doen, het onvermogen om zich te uiten, geestelijke of lichamelijke vermoeidheid, en weerzin tegen afhankelijkheid. Deze klachten zijn volgens haar niet in lijn met het positieve gevoel van vredige afsluiting dat de term ‘voltooid’ suggereert.

Stelling 3: We kunnen autonoom genoeg nadenken over de beslissing om ons leven te beëindigen

Tegen
‘Wantrouw de vrije wil bij “voltooid leven”,’ kopt Trouw boven een opiniestuk van huisarts Els Stokkers. Zij noemt de wil ‘een gemankeerd instrument’, omdat deze afhankelijk is van ‘omstandigheden van buitenaf en gevoelens van binnenuit’. Vooral over de invloed van buitenaf maken critici van de voltooid-levenwet zich grote zorgen. Een angst die bij hen leeft is dat het invoeren van een voltooid-levenwet een maatschappelijke druk creëert op ouderen om hun leven te beëindigen.

Dit werpt een interessant licht op keuzevrijheid. Het lijkt voor de hand liggend dat meer opties meer keuzevrijheid opleveren. Met meer opties kun je op het eerste gezicht nooit slechter af zijn, want als je een slechte optie aangeboden krijgt, kun je daar gewoon nee tegen zeggen. In dat geval zou het aanbieden van stervenshulp bij voltooid leven geen kwaad kunnen; mensen kunnen daar immers gewoon nee tegen zeggen, mochten ze het als een slechte optie zien.

Een belangrijk psychologisch inzicht in de filosofie over de wil is dat het aanbieden van opties niet zo neutraal is als het op het eerste gezicht lijkt. De aanwezigheid van een optie maakt dat iemand zich tot die optie moet verhouden, iets wat die persoon tot dan toe niet hoefde. Opeens moeten ouderen erover nadenken of ze hun leven voltooid vinden en of ze er daarom een einde aan willen maken. Autonomie en keuzevrijheid steken dus ingewikkelder in elkaar dan we op het eerste gezicht zouden denken.

Voor
Als je ook maar een paar seconden nadenkt over hoe je eigen beslissingen tot stand komen, zie je dat anderen daar invloed op hebben gehad. Toch, zeggen mensen die de autonomie van het individu hoog in het vaandel hebben, neemt het individu de uiteindelijke beslissing. Zeker een beslissing om een einde aan het leven te maken wordt niet genomen door middel van hand opsteken of een andere democratische methode, maar door het individu zelf. Een van de zorgvuldigheidseisen waar artsen op dit moment naar kijken is of de wens om een einde aan het leven te maken voortkomt uit de persoon zelf en niet opgedrongen is door de omgeving.

Bovendien, zegt levenseindeconsulent Ton Vink, tast samenspraak met anderen niet per se de autonomie van een individu aan. Hij maakt onderscheid tussen autonomie en zelfbeschikking. Zelfbeschikking betekent puur en alleen dat het zelf beschikt, zonder dwang of oneigenlijke invloed van buitenaf. Dat is een belangrijke voorwaarde voor een goede zelfgekozen dood, vindt hij, maar daarnaast is autonomie belangrijk. Autonomie betekent letterlijk ‘jezelf de wet opleggen’. Dit heeft iets strengers; om autonoom een beslissing te nemen moet je er goed over nagedacht hebben. Overleg met anderen is hiervoor niet noodzakelijk, maar kan wel nieuwe – soms kritische – perspectieven inbrengen. Daarom komen we vaak pas in samenspraak met anderen tot iets wat autonomie genoemd kan worden, vindt Vink. Als zowel zelfbeschikking als autonomie aanwezig is spreekt hij van ‘gereflecteerde zelfbeschikking’.

Stelling 4: We kunnen zelfgekozen levens-eindes voorkomen door ouderen beter te verzorgen en te waarderen

Tegen
Een goede verzorging van ouderen en meer waardering, daar is natuurlijk niemand tegen. Maar, zeggen voorstanders van de euthanasie- en/of voltooid-levenwet, dat betekent nog niet dat je daarmee kunt voorkomen dat ouderen liever niet meer verder willen leven.

Levenseindeconsulent Ton Vink denkt bijvoorbeeld niet dat betere ouderenzorg en meer waardering voor ouderen zullen leiden tot minder verzoeken tot euthanasie. De euthanasiewet kwam er namelijk niet omdat er een probleem was met de ouderenzorg of met de waardering van ouderen. Bij euthanasie gaat het om een medisch probleem: ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Dat los je niet op met betere zorg – want het lijden is al vastgesteld als uitzichtloos – of meer waardering.

Ook legt hij de bal deels terug bij de ouderen. Niet alleen de samenleving moet ouderdom anders gaan waarderen, ook ouderen hebben als individu de taak om hun ouderdom en de gebreken die daarbij horen onder ogen te zien en te accepteren zoals ze zijn. Dit betekent niet per se dat je met die gebreken moet leren leven; sommige gebreken, zoals dementie, vindt Vink valide redenen om niet meer verder te willen leven, al verschilt dat voor elk individu. Veel mensen willen daarentegen ‘oud worden zonder het te zijn’, naar het populaire boek van Rudi Westendorp. Hoewel de maatschappij wel een rol speelt in hoe gemakkelijk ouderen hun gebreken kunnen accepteren, vindt Vink dat ouderen de verantwoordelijkheid voor hun eigen welzijn niet helemaal op de samenleving kunnen afschuiven.

Voor
‘Als het leven moeilijk wordt, moeten we medemensen niet prijsgeven aan de dood, maar met aandacht, liefde en goede zorg nabij zijn.’ Deze woorden zijn afkomstig van de website van de SGP, tegenstander van alle wetten die een zelfgekozen levenseinde mogelijk maken. De partij vindt dat (hulp bij) een zelfgekozen levenseinde onwenselijk is, en dat we dit soort levenseindes kunnen voorkomen door in te zetten op betere zorg en meer waardering voor ouderen.

Onder filosofen wordt (het gebrek aan) waardering voor ouderen in verband gebracht met een bredere maatschappij- en cultuurkritiek. In onze samenleving zijn actief zijn, je nuttig maken en presteren enorm belangrijk. Dat is wat voor een groot deel zin geeft aan ons leven. Bij ouderen nemen de capaciteiten hiertoe af. Daarom kunnen ouderen al snel als nutteloos worden gezien, of kunnen ze zichzelf zo gaan zien. Maar, zeggen deze maatschappijcritici: je nuttig maken en presteren zijn niet per se de meest waardevolle dingen. Dit lijkt een economische opvatting van waarde te zijn, die populair is geworden in sferen waar die opvatting volgens hen niet zoveel te zoeken heeft. Het goede leven is volgens hen meer dan het maximaliseren van (economische of sociale) waarde. En als we wat we van waarde vinden veranderen, verandert onze waardering van ouderen misschien wel mee.