Home Jos de Mul: ‘Polderen is het beste antwoord op de huidige paniek’

Jos de Mul: ‘Polderen is het beste antwoord op de huidige paniek’

Door Ivana Ivkovic op 23 mei 2011

Cover van 05-2011
05-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Nederland blijft polderen, ook in tijden van de PVV en politiek gekrakeel. Dat is maar goed ook, zegt filosoof Jos de Mul. Alleen zo kunnen we recht doen aan de tragiek die ons leven nu eenmaal kenmerkt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

‘Polarisatie? Hoezo? Wie goed kijkt, ziet dat het gepolder gewoon doorgaat. PVV’er Martin Bosma heeft een column in het instituut NRC Handelsblad. Als dat geen polderen is?’ – aldus Jos de Mul, cultuurfilosoof aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Na de Fortuyn-revolte werd het poldermodel beschouwd als de oorzaak van de deplorabele staat waarin de politiek plotseling bleek te verkeren. Nu we een decennium verder zijn, blijkt dat het verguisde model sterker is dan de hysterie, betoogt De Mul in zijn nieuwste boek Paniek in de polder.
Polderen is volgens De Mul het beste antwoord op wat hij de ‘tragische dimensie van politiek’ noemt – het feit dat voor veel politieke problemen geen ideale oplossingen bestaan en dat aan alle politieke keuzen nadelen kleven. De kracht van het model is dat het geen ideale oplossingen nastreeft, maar uitgaat van de kunst van schipperen en schikken.Iedereen moet wat inleveren om tot een leefbare situatie te komen – dat is polderwijsheid, die de politieke paniek in de toekomst buiten de deur moet houden.

Hoe komt het dat het poldermodel het afgelopen decennium heeft overleefd?
‘Polderen werd niet uitgevonden in de jaren negentig, maar is al een aantal eeuwen het leidende beginsel van politieke organisatie in Nederland. De strijd tegen het water kan alleen maar worden georganiseerd door veel samenwerking en een sterk lokaal zelfbestuur. De historicus Johan Huizinga wees hier al op. Dit zorgde voor een egalitaire samenleving, gericht op consensus. Daarnaast moest een handelsnatie leren omgaan met verschillen en die overbruggen. Door dit alles is het poldermodel zo diep ingesleten dat het niet snel zal verdwijnen. Ik denk niet dat de gebeurtenissen van het afgelopen decennium het poldermodel voorgoed buitenspel hebben gezet. Zelfs de PVV is volop aan het polderen geslagen. Martin Bosma komt langs bij de Wiardi Beckman Stichting, de denktank van de PvdA, en heeft een column in NRC; en vanwege de gedoogsteun aan de regering heeft de PVV voor het tweede JSF-testtoestel gestemd, terwijl de partij er eigenlijk tegen is.’

In andere gevallen is de opstelling van de PVV veel harder. Denk aan de afgelasting van de Willem Arondéus-lezing van historicus Thomas von der Dunk, na overleg met de PVV, en het gedoe rond de herdenkingslezing van filosoof en Nexus-directeur Rob Riemen aan de Universiteit Utrecht. Dat kun je moeilijk polderen noemen…
‘Er zijn voortdurend momenten dat de PVV de ideologische veren opzet, maar nu is er een gedoogkabinet waarin geen van de kroonjuwelen van de PVV terug te vinden is. Dat zal ook niet gebeuren, denk ik. Veel van hun programmapunten zijn volstrekt onrealistisch, en volgens de Europese regelgeving onmogelijk. Wanneer dat aan het licht komt, zal hun aanhang snel slinken. De Statenverkiezingen waren al minder succesvol dan voorspeld. Daarnaast neemt de PVV nu verantwoordelijkheid voor het beleid van dit kabinet – denk aan de JSF – en daar kunnen ze ook op worden afgerekend. Kiezers die denken: “Wwe moeten niet zoveel geld in defensie stoppen” zullen nu opnieuw bedenken of ze wel of niet op PVV moeten stemmen.’

Tot nu toe lijkt de partij juist met die ‘onrealistische’ standpunten – ook over islam – een groot succes te boeken. Het gaat die PVV-kiezer toch helemaal niet om een haalbaar programma?
‘De PVV-kiezers nemen een veel minder radicale positie in dan Wilders, zeker als het gaat over de islam. Veel stemmen op de PVV zijn eigenlijk proteststemmen, uitingen van maatschappelijke onvrede. De gevolgen van globalisering en van het harde neoliberale klimaat zijn voelbaar in de samenleving. Mensen moeten meer voor zichzelf opkomen, solidariteit wordt telkens weer losgelaten. Vooral voor de mensen aan de onderkant van de maatschappij is dat een hard gelag, want zij gaan er vreselijk op achteruit. Denk aan werkgelegenheid, ziektekosten, onderwijs – ga zo maar door. Wilders pakt die problemen niet aan, maar schuift een zondebok – de islam – naar voren. Dat moeten we aan de kiezers laten zien, en dat kan door bijvoorbeeld meer verantwoordelijkheid aan de PVV te geven.’

Wat als de PVV die verantwoordelijkheid niet neemt, maar zich vooral opportunistisch gedraagt? Als de partij het grootste gedeelte van haar programma gebruikt als wisselgeld, maar op punten als de islam geen duimbreed toegeeft?
‘De enige manier om de verantwoordelijkheid echt te ontlopen, is om het hele democratische model te verlaten. Anders wordt de partij hoe dan ook door die verantwoordelijkheid ingehaald. Hier kleeft een gevaar aan de populistische partijen, want ze spelen eigenlijk dubbelspel. Aan de ene kant doen ze mokkend mee aan het democratisch bestel, aan het spel van verkiezingen en regeren. Tegelijkertijd spelen ze een ander spel, het liefst via de media, niet via een kritische discussie, maar door af en toe een ferme uitspraak te doen of tweets los te laten. Niettemin is ook hier een zekere moeheid aan het optreden. Dat zien we ook bij de kiezers: dat punt kennen we nu wel…’

U schrijft dat we niet slechts praktische middelen moeten zoeken om de democratie te beschermen, maar dat er ook een bepaald ‘tragisch besef’ hoort bij de democratie. Wat hebt u daarmee op het oog?
‘Het tragische besef is het inzicht dat in bepaalde situaties geen “goede” oplossing bestaat. Wat we ook zouden doen, het heeft altijd negatieve gevolgen. Een klassiek voorbeeld is de tragedie Antigone. Antigone wil het lijk van haar broer begraven, terwijl Kreon, de heerser van Thebe, dit heeft verboden, omdat de broer een verrader zou zijn. De enige manier waarop Antigone aan haar familieplicht kan voldoen is door de wet van Kreon te breken, waarvoor zij wordt veroordeeld en levend begraven in een grot. Dit is een radicaal voorbeeld, maar er zijn in de politiek tal van situaties waarin het no win-scenario ons voor grote dilemma’s plaatst. Neem de omgang met de populistische partijen. Als ze te veel ruimte krijgen, kunnen ze schade berokkenen aan de democratie. Maar door te hard tegen ze op te treden, door ze uit te sluiten, brengen we de democratische principes ook in gevaar. Het poldermodel is uitermate geschikt om met zulke situaties om te gaan, want het streeft niet naar ideale oplossingen, maar probeert te schikken. Zo wordt de situatie enigszins leefbaar gehouden.’

Gaan we door inzicht in het tragische andere beslissingen nemen?
‘Ik denk het wel. Neem de ophef over ambtenaren die geen homohuwelijken willen sluiten. GroenLinks noemt de weigering van de ambtenaren volstrekt onacceptabel. Ze zeggen: “Dat is toch wettelijk geregeld?” Maar ik denk dat we ook hier moeten schipperen. Laat die ambtenaren die dat per se niet willen maar zorgen dat in die gemeente homostellen wel door iemand anders getrouwd kunnen worden. Het gaat hier niet om het naleven van de wet, maar om respect voor onze meest fundamentele rechtsbeginselen, zoals de vrijheid van religie, de vrijheid van meningsuiting en het non-discriminatiebeginsel. Deze principes staan soms op gespannen voet met elkaar. Als we één van die principes verabsoluteren lijden de andere te veel schade. Anders dan rechtsregels blijven rechtsbeginselen ook van toepassing wanneer ze niet kunnen worden doorgezet. Ook hier biedt polderen en gedogen een oplossing. Dat is geen ideale oplossing, maar wel een manier om de schade zo veel mogelijk te beperken.’

Maar is het tragische besef niet juist het inzicht dat we met normen soms níét kunnen schipperen? Antigone had toch niets anders kunnen doen dan ze deed?
‘Ik ontken niet dat er een moment kan komen waarop een compromis te ver is doorgevoerd en principieel niet langer te verantwoorden is. Het grote probleem is om in de praktijk te ontdekken wanneer dat precies gebeurt. Ook dat is een deel van het tragische proces, natuurlijk. Het is heel moeilijk het moment te bepalen waarop je zegt: “Nu gaan we een stap te ver.” Dat is het probleem van de burgemeester in oorlogstijd. Maar toch kan meegaan met iets waar je het niet mee eens bent, om erger te voorkomen, getuigen van moed. Het kan zelfs lastiger zijn dan om te zeggen: “Ik doe het niet.” Maar de kern van het probleem is dat we in een tragische situatie nooit alles goed kunnen doen.’

Werkt zo’n inzicht niet te relativerend, waardoor we ons kritisch vermogen verliezen?
‘Volstrekt niet. Het gaat juist om inzicht in eigen grenzen en beperkingen. We verliezen ons kritisch vermogen pas echt als we daar de ogen voor sluiten en stijfkoppig volharden in principes. Dat leidt geregeld tot grote rampen. De Griekse tragedies verbeelden op een grootse manier hoe een dergelijke ramp zich afwikkelt. De protagonisten stevenen blind op het ongeluk af, want de tragische helden zijn altijd de laatsten om het tragisch besef te ontwikkelen. Pas op het eind zien ze in wat zij hebben aangericht. De toeschouwer is daar getuige van, en beseft het wel. Daarom gelooft Aristoteles dat de tragedie een opvoedende rol heeft. Door naar de tragedies te kijken leren de toeschouwers prudent te zijn. Ze leren de positie van de tegenstander beter begrijpen. Dit wakkert het kritisch vermogen juist aan.’

Naast de tragedie is de komedie een belangrijk thema in uw werk. Is er ook voor het komische een rol weggelegd in de politiek?
‘Ik denk dat komedie een veel betere strategie is om met conflictsituaties om te gaan dan tragedie. Daarom ben ik ook blij dat sinds midden jaren negentig in Europa een nieuw filmgenre is ontstaan: de multiculturele komedie. We hadden Jalla! Jalla!, Bend it Like Beckham, in Nederland hadden we Shouf Shouf Habibi!, in Duitsland was er Gegen die Wand, die wat grimmiger was, maar toch. Een film als Shouf Shouf Habibi! werd bezocht door zowel Nederlanders als Marokkanen, en ze lagen allemaal dubbel. Ze lachten niet alleen om de “achterlijkheid” van de allochtoon, maar ook om de hufterigheid van de Hollanders. Dat werkt zeer pacificerend.
Nadat Van Gogh vermoord was, zei de regisseur van Shouf Shouf Habibi! dat zijn volgende film niet meer een komedie, maar een tragedie zou worden. Ik heb destijds als reactie een stuk in de krant geschreven waarin ik ervoor pleitte dat we juist in een dergelijke situatie komedies moeten maken. Komedie kan ook de absurditeit van de tegenstellingen laten zien. Mijn favoriete voorbeeld is afkomstig van de Joods-Amerikaanse komiek Groucho Marx. In de jaren dertig was antisemitisme ook in Amerika wijdverbreid, en sommige clubs waren verboden voor Joden. Groucho komt op een gegeven moment bij het zwembad van een van die clubs met zijn dochtertje, en wordt tegengehouden. Hij zegt: “Goed, maar mijn dochter mag er wel in tot aan de middel, want zij is halfjoods.” Het werkt ontwapenend om de absurditeit van een dergelijke regel te tonen. Dat is ook de kracht van komedie.’

Jos de Mul
Paniek in de polder. Polytiek en populisme in de polder
(Klement)
160 blz. / € 19,95