Home Jos de Mul: ‘Iedere cultuur wil het noodlot temmen’

Jos de Mul: ‘Iedere cultuur wil het noodlot temmen’

Door Martijn Meijer op 17 april 2006

04-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

We lijden aan een ‘schizofreen wereldbeeld’, stelt Jos de Mul. Aan de ene kant gaan we ervan uit dat we volledig bepaald zijn door evolutie, biologie en genen, en anderzijds verdedigen we net zo fanatiek de vrijheid en autonomie van de mens. Het noodlottige is, dat we het allebei tegelijk zijn: niet vrij en toch verantwoordelijk.

Jos de Mul geeft het ruiterlijk toe: hij is een romanticus, maar wel van de realistische soort. Hij heeft uitgebreid de romantische traditie in de filosofie en de kunst bestudeerd, en dat heeft sporen nagelaten in zijn denken. Maar hij protesteert als ik hem, in zijn huis in Molenhoek bij Nijmegen, vraag of hij in zijn nieuwe boek soms de technologie idealiseert: technologie omschrijft hij immers als een ‘heilig, een ontzaglijk, een subliem fenomeen’?

Romantiseren is iets anders dan idealiseren. Ik hamer er bladzij na bladzij op dat we niet zonder de techniek kunnen, maar tegelijkertijd dat het een illusie is te denken dat we haar in de hand hebben. Daarin ligt precies de tragische dimensie van de technologie. Sophokles wijst in de beroemde ‘Ode aan de mens’ in Antigone reeds op de ontzaglijkheid van de techniek: deze verheft de mens hoog boven de andere levende wezens, maar kan hem ook meesleuren in de ondergang. Het romantische begrip ‘subliem’ drukt een vergelijkbare ambigue ervaring uit: het slaat op het overweldigende dat ons ontzag inboezemt, juist omdat het ons kan vernietigen. De vroege romantiek herneemt het tragische wereldbeeld en kritiseert in dat licht het vooruitgangsoptimisme van de moderne cultuur. Filosofen als Schlegel en Schelling koesterden weliswaar de romantische hoop op verzoening, maar benadrukten ook dat dit een onbereikbaar ideaal is.’

Bijlmerramp
Jos de Mul (1956) is hoogleraar Filosofie van Mens en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn boek De domesticatie van het noodlot. De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie ontstond in een periode van meer dan tien jaar. De eerste aanzet schreef hij kort na de Bijlmerramp in 1992, die hij omschrijft als een ‘noodlottig toeval met een tragische afloop’. Een natuurramp als een tsunami kan noodlottig uitpakken, maar is niet tragisch. De Bijlmerramp is wel tragisch omdat hij het onbedoelde en onvoorziene gevolg was van menselijk handelen. Dat is essentieel voor een tragische situatie, volgens De Mul: dat ons handelen noodlottig uitpakt. En het wordt extra tragisch als we de illusie hebben dat we het lot volledig in eigen hand hebben.

‘Hoe dieper je kunt ingrijpen in de werkelijkheid,’ zegt De Mul, ‘hoe groter de onvoorziene en onvoorzienbare effecten. Toen ik me echt ging bezighouden met informatietechnologie, besefte ik dat het beeld dat Heidegger schetst van de techniek op dit punt niet klopt. In het beroemde interview in Der Spiegel zegt hij: het grote gevaar van de techniek is niet dat het misloopt, maar juist dat juist functioneert. Terwijl iedereen die met techniek werkt, weet dat techniek een groot deel van de tijd niet werkt of iets anders doet dan wij willen. Daarom luidt mijn stelling: het is niet zo dat met de moderne technologie het noodlot is afgeschaft, het is een voortzetting van het noodlot met andere middelen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Iedere cultuur wil het noodlot temmen, dat is de grondstelling van De Mul. In De domesticatie van het noodlot onderscheidt hij drie strategieën die daarvoor zijn ontwikkeld in de Europese geschiedenis; als eerste de heroïsche affirmatie van het noodlottig lijden, die in de Griekse tragedie gestalte kreeg. Daarna volgden de deemoedige acceptatie van de goddelijke voorzienigheid in het christendom en de ‘afschaffing’ van het noodlot in de moderne technologische samenleving. In zijn boek beargumenteert De Mul dat de onbeheersbaarheid van de technologie onze cultuur juist opnieuw een tragische dimensie verleent. Het lijkt of hij daarmee kritisch commentaar geeft op zijn boek Cyberspace Odyssee, dat als beste filosofieboek van 2002 bekroond werd met de Socrates Wisselbeker. Want had De Mul toen niet een overwegend positieve houding tegenover nieuwe technologieën?

‘Dat is een misverstand’, antwoordt hij. ‘Ook in Cyberspace Odyssee onderstreepte ik dat de mens wordt voortgesleept door de techniek. Toch werd het door veel mensen als een optimistisch boek gelezen. Misschien omdat ik ook betoogde dat de onbeheersbare techniek de mens ook steeds weer boven zichzelf heeft doen uitstijgen. Nuances zijn blijkbaar moeilijk. Als het om technologie gaat, is men er idolaat van of men verafschuwt het. Ik heb geprobeerd beide momenten te denken, aan gene zijde van euforie en nostalgie. Wij zijn de scheppers van de technologie en worden er door meegesleurd. Technologie maakt de grootsheid van de mens uit, en is tegelijkertijd in staat hem in de afgrond te storten.’

Dat hij verkeerd begrepen werd, verbaast De Mul niet. Hij bespeurt een zekere vooringenomenheid bij de ‘culturele gemeente’: ‘Als je iets positiefs schrijft over computergames, dan word je al afgeschreven. Hoewel ik zelf van een generatie ben die liever een boek leest, heb ik wel de neiging dat te voeden, door er een klein schepje bovenop te doen.’

Ramkoers

Dit jaar verschijnen maar liefst twee boeken van Jos de Mul: naast De domesticatie van het noodlot komt over een paar maanden ook Database delirium uit, een bundel essays en lezingen waarvan een aantal eerder in NRC Handelsblad stond. In dat laatste boek werkt hij één gedachte uit Cyberspace Odyssee nader uit. ‘De psycholoog Maslow zei ooit dat voor iemand die alleen een hamer heeft, alles een spijker is. Voor een cultuur waarin de computer het belangrijkste instrument is, wordt alles een database. Dan valt de wereld uiteen in elementen die je willekeurig kunt recombineren. Ik vind dat een heel krachtige gedachte. Sinds de negentiende eeuw denken wij in historische termen, alles heeft een begin, een midden en een eind. Nu zien we dat je, aan de hand van overgeleverd DNA, oude diersoorten weer kunt revitaliseren. Of denk aan de cut-and-paste-cultuur, aan het gebruik van samples: popmuziek is niet meer een geschiedenis met opeenvolgende stadia, maar een database waar je uit kunt lichten wat je nodig hebt. Zo krijgen we een “posthistorische” kijk op de werkelijkheid.’

‘Ook het filosofisch onderzoek verandert wezenlijk. Vroeger las een filosoof het werk van Nietzsche van kaft tot kaft. Tegenwoordig scant de onderzoeker de cd-rom aan de hand van een bepaalde zoekterm. Er ontstaat zoiets als een synchrone lectuur. Heideggers werken bieden nog weerstand, die heeft per testament bepaald dat zijn werk niet elektronisch beschikbaar mag worden gesteld. De technologie vond hij gevaarlijk, omdat in onze tijd de mens de ultieme grondstof van de technologie is geworden, niet alleen zijn lichaam maar uiteindelijk ook zijn geest.’

Is de tragische houding tegenover het noodlot de meest eerlijke houding?
‘Het is geen gemakkelijke houding. Maar laten we eerst onderscheid maken tussen tragiek, tragisch besef en tragedie. Tragiek kent iedereen in zijn leven: dat is de situatie waarin we iets willen en juist door onze inspanningen het tegenovergestelde bereiken. Iemand die verliefd is, kan door jaloers of bezitterig gedrag precies datgene bewerkstelligen wat hij wil vermijden: het verlies van zijn geliefde. Een ander voorbeeld dat ik in mijn boek bespreek, is Ayaan Hirsi Ali’s strijd tegen het moslimfundamentalisme. Net als Antigone strijdt zij voor een goede zaak, maar ook zij lijkt door haar ramkoers het tegenovergestelde te bereiken van wat zij nastreeft. Het besef dat dergelijke mislukkingen onlosmakelijk deel uitmaken van ons leven, doet pijn; vandaar dat er allerlei strategieën zijn bedacht om het noodlot te “temmen”. Een voorbeeld is de christelijke strategie: God heeft het gewild, of de moderne strategie: we gaan nu de procedures verbeteren, dan gebeurt het nooit meer. Alleen de Griekse tragische cultuur heeft geprobeerd dat tragische inzicht te leven, en gaf daaraan uitdrukking in de tragedies.’

‘Al snel werd de tragedie verkeerd begrepen, bijvoorbeeld door Aristoteles. Hij zag de tragedie als een praktische waarschuwing: als je zus en zo doet, dan gaat het fout. Denk erom, wees rationeel en laat je niet meeslepen door je hartstochten. Dat is een miskenning van de boodschap van de tragedie, die immers zegt: wees je ervan bewust dat mislukking een integraal onderdeel van het leven is. De tragische houding houdt in dat je probeert die waarheid onder ogen te zien. Het is een heroïsche acceptatie van het lot, die moeilijk vol te houden is. Kijk maar naar de tragedies: helden die dat doen, staan heel hoog, maar vallen ook heel diep. Oedipus steekt zich de ogen uit, Antigone pleegt zelfmoord.’

U roept op tot het aanvaarden van de tragische dimensie en de ‘affirmatie van de ondoorgrondelijke toevalligheid van het leven’. Leidt die aanvaarding uiteindelijk niet tot defaitisme?
‘Neen. Er zijn ook een heleboel gebieden waar we in vrijheid kunnen handelen. Mijn boek gaat vooral over de onvermijdelijke situaties waarin dat niet mogelijk is. En zelfs daar hoeft er geen defaitisme te zijn, maar moeten we verantwoordelijkheid nemen en de onvermijdelijke schuld dragen.’ Terwijl in de Griekse tragedie noodlot en vrije wil elkaar niet uitsluiten, werden die twee polen in de moderne tijd streng gescheiden. Het gevolg was een ‘schizofreen wereldbeeld’, aldus De Mul.

‘Aan de ene kant gaan we ervan uit dat alles gedetermineerd is, en dat we geen vrije wil hebben. Vanuit zo’n wereldbeeld zegt de Britse bioloog Richard Dawkins dat straf onzinnig is, omdat elke misdaad te wijten is aan omstandigheden die worden bepaald door de fysiologie, de erfelijkheid en het milieu van de verdachte. Aan de andere kant verdedigen we net zo fanatiek de vrijheid en autonomie van de mens. Neem de Britse psychiater Theodore Dalrymple die beweert: het zijn niet de omstandigheden, mensen kiezen ervoor om te falen, ze ontkennen hun verantwoordelijkheid, omdat ze willen geloven dat ze gedetermineerd worden door hun genen of milieu.’

De zaak Savanna

‘Aan de hand van de tragedie probeer ik het probleem van deze botsende standpunten te doordenken. Moderne mensen menen: we zijn vrij, en daarom zijn we verantwoordelijk. Maar in de tragedie blijken de helden verantwoordelijk te zijn zonder dat ze vrij zijn. Oedipus wist niet dat hij zijn vader doodde, dat degene met wie hij trouwde zijn moeder was. Als hij er achter komt, neemt hij toch de verantwoordelijkheid op zich. Medea doodt haar eigen kinderen, omdat ze gedreven wordt door een kracht die groter is dan zijzelf, maar ze accepteert deze daimon als de hare, en schuift de schuld niet af. In mijn boek laat ik zien dat het erg verhelderend kan zijn een vergelijkbare situatie in onze tijd in het licht van de klassieke tragedie te plaatsen, zoals de zaak Savanna.’ In september 2004 werd het lijkje van de driejarige Savanna door de politie aangetroffen. De moeder van de peuter werd beschuldigd van zware mishandeling, maar de officier van justitie eiste slechts drie jaar gevangenisstraf met tbs, omdat zij sterk verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn. Er ontstond maatschappelijk beroering over de lage eis, en daarop veroordeelde de rechtbank de moeder tot zes jaar. Volgens De Mul zien we in deze zaak op allerlei manieren dat noodzaak en vrijheid een ‘ambigu geheel vormen, dat zich niet op rationele wijze laat scheiden. Voor beide posities valt evenveel te zeggen, met als gevolg dat de moderne cultuur in een tragische tweespalt blijft steken.’

Aan het einde citeert u de Franse auteur Michel Houellebecq, die suggereert dat er misschien een toekomstige verzoening tussen deze beide polen van noodzaak en vrijheid mogelijk is. 
‘Ik vind Houellebecq een van de belangrijkste Europese auteurs van dit moment. We kunnen drie fasen in zijn werk onderscheiden. In De wereld als markt en strijd, Lanzarote en Platform schetst hij een zeer cynisch beeld van de liberale markteconomie waarin iedereen en alles te koop is. In Elementaire deeltjes lijkt hij een complete ommekeer te maken: in de epiloog blijkt het voorafgaande pessimistische verhaal een terugblik te zijn, geschreven in 2070 door de nieuwe, gekloonde mens die door genetische manipulatie van het lijden is verlost. In interviews ontpopt hij zich tegelijkertijd als een verdediger van het kloneren en het genetisch aanpassen van de mens. In zijn laatste boek, Mogelijkheid van een eiland, werkt hij dat standpunt verder uit. We lezen daarin het meewarige commentaar van twee klonen op hun tragische voorganger van vele eeuwen geleden. Maar dan volgt er weer een epiloog waarin het beeld opnieuw 180 graden draait: een aantal van die mensen, die in een soort cocons leven, krijgt door hun studie van hun tragische oerbeelden het idee dat er iets in hun rimpelloze bestaan ontbreekt. Ze kennen geen pijn, maar ook geen vreugde. Een aantal van hen stapt eruit en die gaan op zoek naar geluk, beseffend dat ze daardoor ook zullen lijden en de dood zullen vinden. Houellebecq toont in zijn roman dat lijden verschrikkelijk is, maar tegelijkertijd noodzakelijk is om geluk te kunnen ervaren. Hoe fragieler het geluk, des te intenser de ervaring. Daarom zijn de Griekse goden – net als die klonen – jaloers op de stervelingen. Op dit punt trekken Houellebecq en ik dezelfde conclusie: lijden is onvermijdelijk, maar maakt ook de menselijke grootsheid uit. Ik noem dat in mijn boek een tragisch humanisme. Dat is een conclusie die aan gene zijde van pessimisme en optimisme ligt.

Maar zo’n veelomvattende stelling maakt het boek en uw positie wel ongenaakbaar. Wie zijn uw tegenstanders?
‘De tegenstanders zijn zij die zich op een van de posities verschansen – Dawkins die zegt dat we volledig gedetermineerd zijn en Dalrymple die zegt dat we volledig autonoom zijn. Beide posities zijn in hun verabsoluterende overdrijving onhoudbaar. De zaak is in werkelijkheid ambigu, en vandaar dat we soms zonder vrijheid verantwoordelijk kunnen zijn, soms zonder verantwoordelijkheid schuldig kunnen zijn. Neem nu de moeder van Savanna. Uit het onderzoek door het Pieter Baan Centrum bleek dat ze als kind zelf zo ernstig was mishandeld, dat ze eenvoudigweg niet in staat was een kind op te voeden. Het tragische is dat dit haar niet van haar verantwoordelijkheid en schuld ontslaat. En wanneer een automobilist een kind doodrijdt, dat zonder uit te kijken de weg op holt, dan laadt ook hij een schuld op zich, zelfs wanneer hij zich keurig aan de verkeersregels hield, en hij daarom in juridische zin niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Dat zijn bijzonder noodlottige gebeurtenissen. Ik geloof dat er, voor mensen die in zo’n situatie zitten, een troostende werking van mijn boek kan uitgaan. Erkennen dat er nu eenmaal zaken zijn die onbeheersbaar zijn, hoe hard je ook je best doet, is vaak verstandiger dan volharden in blinde hoop.’

De domesticatie van het noodlot; De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie, door Jos de Mul, Uitgeverij Klement/ Pelckmans, 340 bladzijden, € 23,50.