Home Joke Hermsen: ‘Er gebeurt iets in dit gesprek tussen ons’

Joke Hermsen: ‘Er gebeurt iets in dit gesprek tussen ons’

Door Martijn Meijer op 11 november 2016

Joke Hermsen: ‘Er gebeurt iets in dit gesprek tussen ons’
Cover van 12-2016
12-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Omdat het verhaal een eind heeft en er een punt achter gezet wordt, kan er ook weer een nieuw begin gemaakt worden.’ Joke Hermsen, spreker op het festival de Verhalenvertellers, over de kracht van verhalen.

‘Het is raar dat in Nederland de filosofie zich als een afgebakend territorium opstelt en dat strengt bewaakt’, zegt Joke Hermsen. ‘Ik heb dat zelf gemerkt in de jaren dat ik aan de universiteit filosofie doceerde. Zulk territoriaal gedrag is niet van deze tijd. Ik zou willen pleiten voor deterritorialisering ten behoeve van het narratieve, van de kruisbestuiving die tussen literatuur en filosofie kan plaatsvinden. Er zou meer ruimte moeten zijn voor diepzinnige verhalen in de academische filosofie.’

We spreken elkaar in haar huis in Amsterdam, aan een tafel bezaaid met boeken. Als schrijfster en filosofe verenigt Joke Hermsen twee vermogens: vertellen en denken. Als je buiten Nederland kijkt, is dat helemaal geen zeldzame combinatie, zegt ze. ‘Neem bijvoorbeeld Virginia Woolf; die heeft bijna net zoveel essays geschreven als romans. Maar ook in Frankrijk is het al sinds de Verlichting heel gewoon dat je als filosoof niet alleen filosofische teksten schrijft, maar ook romans, toneelstukken en politieke pamfletten. De philosophe, zoals door Diderot beschreven in de Encyclopédie, heeft in die traditie een drievoudige functie: zowel zorgen voor een literaire als een filosofische en politieke betrokkenheid. Daar kan ik me goed in vinden.’

In haar essaybundel Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst (2009) pleit Hermsen voor een ander tijdsbesef, met meer rust en aandacht. In haar boek Kairos. Een nieuwe bevlogenheid (2014), vernoemd naar de Griekse ‘god van het geschikte moment’, gaat het om de inspiratie die ons weer in beweging brengt. Door het succes van haar werk heeft Hermsen het drukker dan ooit, paradoxaal genoeg, met lezingen en andere publieke optredens geven. Momenteel verkeert ze in de laatste fase van het schrijfproces van haar nieuwe roman, Rivieren keren nooit terug, waarin de tijd ook een rol zal spelen. En ze werkt aan het essay voor de Maand van de Filosofie 2017, dat over de ‘melancholie van de onrust’ zal gaan.

Hermsen is afkomstig uit een onderwijsfamilie. Het is dan ook niet vreemd dat de toestand van het onderwijs in Nederland haar aan het hart gaat. In 2013 stuurde ze een tweet de wereld in over de oprichting van de zogenoemde iPad-scholen, waarbij iPads de andere leermiddelen zouden vervangen en de docent nog slechts een coach zou zijn. Hermsen schreef: ‘We willen Hannah Arendt-scholen in plaats van iPad-scholen. Dus: denken, dromen, leren, verbeelden, verdiepen en docenten die mooie verhalen vertellen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het is een van de paradoxen die volgens Hermsen ‘ons moderne bestaan kenmerken’: juist door een tweet kon Hermsens kritiek op digitale technologie tot een groot aantal mensen doordringen. Het leidde tot diverse artikelen, interviews en lezingen, waardoor Hermsen een belangrijke stem werd in het debat over het onderwijs. Onvermoeibaar waarschuwt ze voor de keerzijde van digitalisering en gamification van het onderwijs, en wijst ze erop dat sociale en creatieve vaardigheden leren net zo belangrijk is als cognitieve vermogens ontwikkelen.

In haar tweet formuleerde ze kernachtig haar visie op de rol van de docent, die ‘mooie verhalen’ vertelt. Van grote invloed waren daarbij de filosofen Hannah Arendt en Ernst Bloch, die schreven over het ‘narratieve lesgeven’. Hermsen: ‘Arendt en Bloch legden allebei sterk de nadruk op het vertellen van verhalen en mythen in het onderwijs. Zij wezen erop hoe belangrijk het is om niet alleen de feiten aan te reiken, maar die ook van een bepaalde duiding te voorzien, zodat bij de leerlingen een eigen denken en verbeelden op gang wordt gebracht.
Ik las een fascinerende zin van Isocrates, een Griekse redenaar en pedagoog uit de vierde eeuw voor Christus. Hij schreef dat onderwijs maar één doel heeft: de leerlingen naar Kairos toe brengen, de aandachtsvolle tijdservaring waarin ze tot nieuwe inzichten kunnen komen. Het onderwijs zou niet om punten of toetsen moeten draaien, die competitieve wereld waar je de rest van je leven in terechtkomt, maar zou een kairotisch interval moeten zijn, een tussentijd waarin de leerlingen en studenten hun talenten en geest vrijelijk kunnen ontplooien. Dat betekent dat ze ook ruimschoots inspiratie mogen opdoen bij andere disciplines, zoals menswetenschappen, kunst- en cultuurvakken en filosofie.’

Internet

Het zijn bij uitstek mythen, sagen en verhalen die de verbeelding prikkelen, aldus Hermsen. ‘Vooral de vertellende docent kan inspireren. Het belangrijkste in het onderwijs is leerlingen op de wereld voor te bereiden. Een docent die feiten en meningen opneemt in een verhaal, laat zien hoe complex de wereld is en op welke verschillende manieren ze die kunnen duiden. In het digitale leren wordt nogal eens vergeten dat feiten pas betekenis krijgen binnen de context van een verhaal. Wat op internet is gevonden, wordt vaak kritiekloos als waarheid gezien, zonder enige selectie of duiding. Leerlingen en studenten moeten meer dan ooit leren dat feiten niet gelijkstaan aan de waarheid, maar erom vragen om geïnterpreteerd te worden. En dat de duiding verandert naargelang de context, de tijd, de cultuur, de persoon verandert.

Mijn zoon had op de middelbare school een aardrijkskundeleraar die alle verhalen over klimaatverandering overdreven vond. Het volgende jaar trof hij een jongere docent die liet zien waarom hij die wel als een serieus probleem beschouwde. Als ze verschillende interpretaties van feiten voorgeschoteld krijgen, kunnen leerlingen hun eigen conclusie trekken. Bovendien maakt de docent door zijn verhaal niet alleen iets duidelijk over de feiten, maar ook over zichzelf, en dat is precies wat de leerlingen moeten herkennen. Een digitale coach die niet meer vertelt, laat ook niet meer zien waar hij of zij voor staat. Terwijl je binnen een vertellend lerarenkorps de pluraliteit ziet verschijnen die volgens Hannah Arendt die belangrijkste voorwaarde is voor een democratische samenleving.’

Jij en ik

Het is opvallend hoe bevlogen Hermsen spreekt over het belang van verhalen. Ik luister geboeid naar haar en vergeet even dat dit een interview is. ‘Verhalen scheppen ook verbondenheid, omdat er iets gebeurt tussen de verteller en de luisteraar.’ Ze glimlacht en zegt: ‘Zoals er ook in dit gesprek tussen ons iets gebeurt – iets anders dan wanneer je alleen mijn boek leest. Er vindt niet alleen een uitwisseling van taal plaats, maar er is ook sprake van non-verbale communicatie. Jij en ik zijn voortdurend bezig om onze non-verbale interactie te duiden – de stem, houding, gebaren, blik. Ook daarom is het belangrijk dat docenten verhalen vertellen voor de klas: de leerlingen luisteren dan niet alleen naar wat verteld wordt, maar interpreteren ook de mimiek en lichaamstaal. En dat is noodzakelijk voor de ontwikkeling van onze sociale vermogens, zoals hersenwetenschappers laten zien. Die vermogens nemen af als je alleen via beeldschermen leert en communiceert.’

Waarom legt Hermsen juist zoveel nadruk op creatieve vaardigheden als vertellen en verbeelden? ‘Omdat we in de loop van de eenentwintigste eeuw steeds meer zullen moeten concurreren met de dingen – de robots, de computers. Die zullen veel van onze functies gaan overnemen, maar ontberen creatieve en sociale vermogens. Juist nu moeten we het onderwijs zo inrichten dat het die specifiek menselijke vermogens traint en stimuleert die apparaten nooit zullen hebben. De belangrijkste zijn: creativiteit, dus het scheppen van het onverwachte en onberekenbare nieuwe. En solidariteit,  mededogen hebben met anderen.’

Het onderwijs is een van de weinige plekken in onze maatschappij waar nog een orale verteltraditie bestaat. De meeste verhalen komen tot ons via boeken, tijdschriften, films, televisie. Waarom heeft de mens al die verhalen nodig?
Hermsen: ‘Een goed verhaal heeft muzikale, psychologische en creatieve aspecten, waarmee zowel de verbeeldingskracht als de empathie van de lezer of luisteraar aangewakkerd wordt. Verhalen helpen niet alleen om een beter begrip van de wereld en de anderen te krijgen, maar ook van jezelf. In het dagelijks leven zijn we sterk op de buitenwereld gericht. Als je een goed boek leest, kom je via het verhaal van de ander ook thuis bij jezelf, en dat verruimt niet alleen je bewustzijn, maar schept ook verbondenheid. De vervreemding die we door de toenemende technologisering ten opzichte van onszelf en de anderen ervaren, kan door verhalen een halt worden toegeroepen. Een kind kun je geen groter plezier doen dan door het een verhaal te vertellen; na alle opwinding kan het dan tot rust komen. Dan zie je dat de aandacht, die eerst versplinterd was, weer geconcentreerd en verdiept wordt.

Elk verhaal heeft een begin en een eind. Omdat het verhaal een eind heeft en er een punt achter gezet wordt, kan er ook weer een nieuw begin gemaakt worden. Het is belangrijk dat er na die punt een pauze volgt. Een van de problemen van deze tijd is de oneindigheid van internet. Je kunt van de ene site naar de andere surfen, de ene serie na de andere bekijken of eindeloos games spelen, tot je bijkans bewusteloos naast je beeldscherm ligt. Er wordt niet begrensd. Maar je brein heeft rust nodig om al die input te verwerken, de informatie te selecteren, en blijft alleen dankzij pauzes gezond. Bij mensen die neigen naar een burn-out gaat het geheugen als eerste haperen, vervolgens de creatieve en empathische vermogens. Dat kan mede veroorzaakt worden door digitale overbelasting, het permanent online zijn.’

Technofoob

Hermsen wil zeker niet beschouwd worden als iemand die zich louter verzet tegen de technologisering van de maatschappij. ‘Het gaat mij erom dat we nadenken over de juiste maat bij ons gebruik van technologie. Als je maar enige kritiek uit over deze kwestie, word je al snel als technofoob weggezet. Zoals veel discussies zich tegenwoordig lijken te polariseren in twee extreme kampen of standpunten. Terwijl elke kwestie een kwestie van wikken en wegen is, het juiste evenwicht vinden. Daarom wordt Kairos met een weegschaal afgebeeld: dat verwijst naar zorgvuldige weging van het geschikte ogenblik, de juiste maat en de juiste argumenten. Alleen zo kunnen we een uitweg uit de crisis vinden en veranderingen op gang brengen.

Ik zou wel willen dat ze het hele onderwijs een sabbatical jaar zouden geven. Een time-out waarin iedereen zich kan bezinnen over de keuzes die we moeten maken. Alleen na zo’n periode van rust kan het kairotische momentum komen waarin een nieuwe koers wordt uitgezet. Ja, een keer een punt zetten achter het verhaal en dan een jaar lang zwijgen en nadenken, dat zou voor ons allemaal misschien wel een goed idee zijn.’