De woke-beweging zou ervoor zorgen dat we geen open debat meer kunnen voeren en dat kunst niet meer controversieel mag zijn. Klopt dat beeld wel? Nietzsche laat zien dat een discussie over nieuwe waarden noodzakelijk is om onze eigen ondergang te voorkomen.
Beeld Flight Deck 53
Op 6 juni 2020 stuurt Harry Potter-auteur J.K. Rowling een tweet de wereld in waarin, vrij vertaald, staat: ‘“Mensen die menstrueren.” Er was toch ooit een woord voor dat soort mensen? Laat iemand me helpen. Vruwben? Vrimen? Vroowen?’
De tweet kwam Rowling op het verwijt van transfobie te staan. Immers, transvrouwen menstrueren niet en zijn desalniettemin vrouwen, terwijl sommige transmannen nog menstrueren en toch mannen zijn. Acteurs uit de Harry Potter-films namen in uitgebreide verklaringen afstand van de tweet en fans keerden zich massaal tegen de auteur. Online werd opgeroepen om optredens van Rowling voortaan te boycotten en haar boeken niet meer te kopen.
Rowling liet het er niet bij zitten. Op 7 juli in datzelfde jaar was ze medeondertekenaar van een open brief in Harper’s Magazine. In die brief waarschuwde ze samen met 152 andere auteurs – onder wie ook prominente filosofen als Noam Chomsky en Francis Fukuyama – voor de teloorgang van het open debat wanneer mensen met afwijkende meningen het zwijgen wordt opgelegd.
Vrijheid inperken
Een rel zoals die rondom Rowling, waarbij bekende mensen geboycot worden nadat ze aan kritiek zijn blootgesteld – meestal na een storm van verontwaardiging op sociale media – wordt tegenwoordig onder het fenomeen cancel culture geschaard. Al sinds het begin van de MeToo-beweging in 2017 komen varianten op dit fenomeen met enige regelmaat voorbij. Hoewel de term in de Harper’s-brief niet voorkwam, is cancel culture vooral sinds die publicatie een veelgehoorde term geworden in debatten over censuur en vrijheid van meningsuiting. Het is een term die vooral gebruikt wordt door critici om de woke-beweging als politiek correct te framen.
Die framing gaat grofweg als volgt. In de tweede helft van de twintigste eeuw is er een emancipatorische revolutie op gang gekomen in westerse landen. Langzaam maar zeker taande de invloed van vooral het geloof, wat de mogelijkheid schiep voor het individu om zonder beperkingen te denken, te spreken en te creëren, uitmondend in de culturele revoluties van de jaren zestig en zeventig. Sindsdien hebben we in het Westen – en in Nederland specifiek – een verregaande vrijheid van meningsuiting en vrijheid van ideeën.
De woke helden van vandaag zouden nu volgens dit frame het ene puriteinse juk verruilen voor het andere. Zij willen de gewonnen vrijheid weer inperken. Kunstwerken mogen niet meer schuren, meningen mogen niet meer controversieel zijn en je mag niet meer tegen de stroom in denken. Althans niet op manieren die haaks staan op woke waarden als gelijkheid tussen man en vrouw, homoacceptatie en antiracisme. Wie deze waarden hekelt krijgt het woke legioen over zich heen en wordt gecanceld.
Concreet betekent dat: je lezingen of andere optredens worden geboycot vanwege controversiële uitspraken, net zoals in het geval van Rowling. In sommige andere gevallen wordt een kunstwerk of andere culturele uiting zelf gecensureerd of verwijderd omdat het elementen bevat die ingaan tegen de woke moraal, zoals gebeurde met afleveringen van de televisieserie Little Britain waarin witte acteurs met blackface-schmink te zien zijn.
De laatste mens
De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) bespreekt in zijn werk hoe we ons moeten verhouden tot de lastige vrijheid die ontstaat met het wegvallen van waarden en normen die heel lang vanzelfsprekend waren. Hij spreekt in deze context over de dood van God, het idee dat in de westerse wereld het geloof in de christelijke God invloed aan het verliezen is. In zijn boek De vrolijke wetenschap (1882) gaat hij in op de gevolgen daarvan. Die lijken in eerste instantie positief.
Nietzsche schrijft: ‘Eindelijk ligt de horizon weer voor ons open, zelfs al is hij niet helder, eindelijk mogen onze schepen weer uitvaren, welk gevaar er ook dreigt, elk waagstuk van de kennis is weer toegestaan.’ Maar, vraagt Nietzsche zich af, is dat het hele verhaal? Zijn degenen die vooral het positieve, de mogelijkheden zien ‘misschien nog te zeer onderhevig aan de eerste gevolgen van deze gebeurtenis?’. Wat zijn dan de verdere gevolgen? Nietzsche schrijft over een ophanden zijnde ‘afbraak, verwoesting, ondergang, omwenteling’ en een wereld die ons ‘met de dag avondlijker, wantrouwiger, vreemder, ouder’ toeschijnt.
Na de dood van God heerst er eerst opluchting. We werpen de kerkelijke ketenen van ons af, we mogen alles weer denken, zeggen en onderzoeken. Naar deze openheid en vrijheid verwijzen de critici van cancel culture. Maar wat zij niet zien, is de vertwijfeling die toeslaat na het initiële gevoel van opluchting. Langzaam dringt door wat er allemaal is ingestort met de dood van God. Niet alleen het christendom zelf, maar ook de vanzelfsprekende christelijke moraal en de betekenis van de wereld als schepping vallen weg.
Na de dood van God staat de mens oog in oog met een leegte. Waar waarden en betekenissen vroeger vastlagen, gewaarborgd door het bestaan van God, plaatst Zijn dood ons voor een opgave. We moeten zelf waarden en betekenissen scheppen in de wereld om ons heen; die verantwoordelijkheid kunnen we niet meer afschuiven op God. Nietzsche vraagt zich af: zijn we in staat onszelf opnieuw uit te vinden en nieuwe waarden te scheppen, of betekent de dood van God uiteindelijk ook onze eigen ondergang?
Dit bespreekt hij verder in Aldus sprak Zarathoestra (1883). Nietzsche onderscheidt twee toekomstperspectieven: de übermensch en de laatste mens. In tegenstelling tot hoe eerstgenoemde term in het nationaalsocialisme betekenis kreeg, staat de übermensch bij Nietzsche niet voor een bestaand menstype met een bepaalde etnische achtergrond. Met de übermensch bedoelt hij de toekomstige mens die in staat is zichzelf te overstijgen en in de leegte na de dood van God nieuwe waarden te scheppen.
De übermensch is volgens Nietzsche in staat om ‘dat wat verleden is in de mens te verlossen en alle “Er was” te herscheppen’. Tegenover deze übermensch plaatst Nietzsche de laatste mens, ‘de verachtelijkste mens, die zichzelf niet meer verachten kan’. In de leegte na de dood van God streeft de laatste mens alleen nog maar kortstondig genot na. Hij is niet in staat iets nieuws te verrichten, want hij neemt niets serieus. Nietzsche noemt dit zwak nihilisme. Een samenleving van laatste mensen is daarom gedoemd aan decadentie ten onder te gaan.
Grinnikend afglijden
Bezien vanuit deze diagnose van de Europese cultuur is wat rechtse critici cancel culture noemen in feite een discussie over nieuwe waarden. Gegeven dat alles mogelijk is – dat er geen kerk of staat is die bepaalt wat we wel of niet mogen zeggen, schrijven, schilderen, denken – moeten we onszelf bezinnen op de vraag: wat vinden we toelaatbaar en wat niet? Wat is waardevol en wat is destructief?
We kunnen de verantwoordelijkheid om een antwoord op deze vragen te geven niet langer uit de Bijbel halen; we moeten ons zelf bezinnen op welke waarden we belangrijk vinden. Dat betekent in de eerste plaats dat je als kunstenaar, schrijver of politicus verantwoordelijk bent voor je eigen uitingen, maar in de tweede plaats dat ieder mens de verantwoordelijkheid moet nemen een ander aan te spreken op zijn of haar uitingen.
Dat wil niet zeggen dat je nooit meer iets controversieels mag zeggen, of dat kunst nooit meer mag schuren, maar wel dat je zelf verantwoordelijk bent voor je uitingen. Dat wil zeggen: verschuil je niet achter bestaande waarden, omdat het nu eenmaal zo is. Maar ook niet achter het relativisme, omdat alles mag.
Betekent dat dat de discussie vanuit de woke hoek altijd constructief gevoerd wordt? Zeker niet. Waarden scheppen en discussiëren over wat toelaatbaar is in een wereld waarin alles mogelijk is, is niet pijnloos of gemakkelijk. Zo kun je je afvragen of het constructief is om nooit meer een Harry Potter-boek te lezen vanwege een tweet van de auteur.
Daarnaast is het open debat waar critici toe oproepen in de Harper’s-brief inderdaad belangrijk. Maar een open debat betekent niet dat alles toelaatbaar is, en dat je kunst bijvoorbeeld niet langs de morele meetlat zou mogen leggen.
De cancel culture doet een poging om na te denken over nieuwe waarden na de dood van God, terwijl verontwaardigde en verontruste critici soms alleen nog maar oog hebben voor de leegte die de dood van God heeft achtergelaten. Een leegte waarin alles mogelijk is, maar niets betekenis heeft. Een leegte waarin we zittend voor onze televisie, zacht grinnikend om de racistische ‘grappen’ van televisiepersoonlijkheid Johan Derksen, langzaam afglijden richting de decadentie van de laatste mens. In de woorden van Nietzsche: ‘Een beetje gif af en toe: dat geeft zoete dromen. En veel gif ten slotte, om zacht te sterven.’