‘Mag ik je wat vragen?’ Een keurig geklede man in een straat nabij het uitgaansgebied, negen uur ‘s avonds. Feilloos kiest hij zijn doelwit, want voor ik mezelf kan tegenhouden zeg ik ‘Ja hoor,’ en houd stil. Binnen de kortste keren zit hij diep in een verhaal over de reddende kracht van het evangelie.
Het is geen vervelende man en geen vervelend gesprek, en toch groeit mijn irritatie – over mezelf. Knikkend en ja-zeggend zoek ik naar mogelijkheden om het gesprek af te ronden en mijn weg te hervatten, maar de regels der beleefdheid laten me geen ruimte. En hoe je die regels beleefd breekt heb ik nooit geleerd.
Beleefdheid is in de theorie van Penelope Brown en Stephen Levinson een poging om gezichtsverlies te voorkomen. Elk mens heeft volgens hen twee ‘gezichten’: we willen met rust gelaten worden (dat is ons negatieve gezicht) en we willen gewaardeerd worden (ons positieve gezicht). In sociaal contact maken we noodgedwongen telkens inbreuk op de twee gezichten van de ander, maar met beleefdheid kunnen we de schending verzachten. Daar was in mijn opvoeding veel aandacht voor. Als je iets vraagt aan iemand, doe je dat voorzichtig en netjes om de ander zo min mogelijk te storen. En als je iets gevraagd wordt, ben je vriendelijk en respectvol.
Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je dan in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Die diep ingesleten omgangsnormen doen mijn hoofd knikken en mijn mond glimlachen, terwijl de man doorpraat over geloof en bekering. Beleefdheid is een deugd die neigt naar maximalisatie. Elke inbreuk op de twee gezichten moet zo klein mogelijk gemaakt worden. In de praktijk loopt dit soort grenzeloze beleefdheid tegen moeilijkheden aan. Zo is er de kwestie van de beleefde leugen. De soep is vies en het gesprek langdradig, maar je verklaart desgevraagd zeer genoten te hebben. Dan heb je nog de communicatieve verwarring. Het antwoord op de vraag of je koffie wil wordt vaag en ingewikkeld door alle verzachtende woorden die je eraan toevoegt: ‘Als je tijd hebt, mocht je toch al bezig zijn…’
Maar het belangrijkste probleem met maximale beleefdheid is dat niet iedereen volgens de regels speelt. Evangelisten verbruiken je tijd met lange verhalen, verkopers aan de deur hebben lak aan koud wordend eten en lompe mensen gaan ongegeneerd op jouw plek zitten. Wie dan nog vasthoudt aan fatsoen, is een leven lang bezig met wachten, luisteren en glimlachen. Zou beleefdheid niet evenveel gaan om het beschermen van je eigen gezicht als van het gezicht van de ander? En heeft echte beleefdheid dus onbeleefde trekjes?
‘Je kunt beter iemand die je op de ene wang slaat een flinke mep teruggeven.’ Terwijl ik eindelijk mijn eigen straat weer inloop, stel ik me voor hoe verbaasd de man zou hebben gekeken.
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.