Home Interpassiviteit

Interpassiviteit

Door Ivana Ivkovic op 24 april 2014

Cover van 05-2014
05-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Downloadt u weleens series of films? Zo ja, hoeveel daarvan bekijkt u ook daadwerkelijk? Als u ‘nagenoeg geen’ zegt, dan staat u niet alleen.

De meeste mensen die films opnemen, komen er nooit aan toe ze te bekijken. Hoe kan dat? De Oostenrijkse filosoof Robert Pfaller heeft daar een antwoord op: dit is volgens hem een typisch voorbeeld van interpassiviteit. Pfaller lanceerde dit concept oorspronkelijk in de jaren negentig. Hij reageert daarmee op een ontwikkeling in de moderne kunst. Toen Pfaller de term ‘interpassiviteit’ smeedde, was de kunstwereld in de greep van interactieve kunstwerken – kunstwerken die de toeschouwer actief zouden betrekken bij het kunstwerk en hem een onderdeel van het werk zelf zouden maken. Maar Pfaller zag ook een omgekeerde trend ontstaan: niet alle kunstwerken gaven een actieve rol aan de toeschouwer; sommige kunstwerken maakten de toeschouwer juist overbodig – ze nemen de rol van de consument of de toeschouwer op zich.

Zo vertelt Pfaller over een groep kunstenaars uit Linz (Oostenrijk) die zich Human Robotics Laboratory noemt. Deze groep heeft een speciale robot geconstrueerd: de ‘Bar Bot’. De Bar Bot spreekt mensen aan en vraagt om geld. Zodra de Bar Bot genoeg geld heeft, bestelt hij bier aan de bar en klokt dit naar binnen. In plaats van de mens te dienen – zoals de meeste robots doen – consumeert deze robot in plaats van de mens. Het gaat hier niet om meedoen of meeproduceren, concludeert Pfaller, maar eerder om niet eens te hoeven consumeren. In plaats van activiteit over te nemen, wordt hier passiviteit aan een ander afgegeven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De kern van interpassiviteit is dus dat een kunstwerk of een ander medium onze passieve rol op zich neemt, net zoals een videorecorder die een film opneemt. Die kijkt namens ons. Interpassiviteit beperkt zich niet tot de kunstwereld, want kunst is een verlengstuk van de maatschappij. Interpassiviteit is overal te bespeuren.

Vragenlijst
Een kunstwerk dat interpassiviteit meer als een maatschappelijk fenomeen thematiseert, is dat van de Weense kunstenares Ruth Kaaserer, die Pfaller ook bespreekt. Haar werk bestond uit een aanbod: ze ging naar afspraken van andere mensen toe, in ruil voor het invullen van een vragenlijst. Dit lijkt op werk delegeren aan andere mensen, maar dat is het niet. Volgens Pfaller wordt hier een veel onheilspellendere mogelijkheid geopend: ‘Misschien huren we niet alleen schoonmaaksters, computerspecialisten en automonteurs in om voor ons te werken, terwijl wij onze vrienden ontmoeten; misschien willen we soms liever mensen inhuren om onze vrienden te ontmoeten, terwijl we zelf – ja, wat doen?’

Koortsachtig

De Sloveense filosoof Slavoj Zizek heeft de term ‘interpassiviteit’ ook omarmd, en hij benadrukt dat deze vorm van uitbesteding van consumptie en beleving uitstekend past in een kapitalistisch systeem. Volgens Zizek is het essentieel dat bij interpassiviteit niet onze activiteit, maar juist onze passiviteit wordt uitbesteed aan een ander medium. Maar dit betekent niet dat we daarna leeg en rustig achterblijven. Want nadat we die films hebben opgenomen om ze níét te bekijken, blijft er tijd over om andere dingen te doen. Dus in plaats van dat we pakweg anderhalf uur voor de tv zouden zitten lummelen, kunnen we ons overgeven aan een andere activiteit. Dankzij interpassiviteit worden we juist overmatig en koortsachtig actief – en dit past uitstekend bij het kapitalistische arbeidsethos.

Zizek ziet interpassiviteit ook in de religieuze sfeer. Denk bijvoorbeeld aan een Tibetaanse gebedsmolen. Zo’n gebedsmolen is een cilinder waarop een gebed wordt opgeschreven. Mensen geven er een slinger aan, en als de molen draait, dan ‘bidt’ deze in plaats van zijn gebruiker. In zekere zin is dit bevrijdend: ik hoef me niet te concentreren op de religie of de activiteit van het bidden zelf. Ik kan zelfs denken wat ik wil, want wat ik ook denk, ik ben objectief aan het bidden zolang de molen draait. Deze vorm van religiositeit is niet aan het boeddhisme voorbehouden. Wanneer een katholiek een kaarsje aansteekt in een kerk, doet hij feitelijk hetzelfde. Nadat hij de kerk heeft verlaten, blijft de kaars nog een tijdje branden in zijn plaats. En volgens Zizek is de figuur van Christus het ultieme voorbeeld van religieuze interpassiviteit, want zijn ‘daad’ voor de mensheid is juist om het lijden, de passieve ervaring bij uitstek, op zich te nemen. Zo bezien is interpassiviteit een diep ingebed mechanisme om beleving uit te besteden. Dit mechanisme is te breed en te veelvormig om het simpelweg te categoriseren als goed of slecht. Interpassiviteit heeft een gevaarlijk randje, waar de activiteit die overblijft na het uitbesteden van de passiviteit ontaardt in hyperactiviteit. Het gevaar is dat we alles uitbesteden en niets meer beleven. We kijken niet meer naar de opgenomen film, wat een betekenisvolle activiteit is, maar we verliezen ons in een tal van dingetjes die we nog even moesten doen en die op zichzelf genomen niets betekenen. Tegelijkertijd heeft interpassiviteit iets ontlastends en zelfs subversiefs in zich. Stel je voor dat je alles altijd ten diepste zou moeten beleven, elke keer dat je naar de film kijkt, elke keer dat je een kerk binnenkomt – dat zou verpletterend zijn. Beleven is een opgave. In het beste geval schuilt in interpassiviteit daarom een kiem van bevrijding.