Home Liefde ‘In het rijk van de verbeelding is overspel de regel’
Liefde

‘In het rijk van de verbeelding is overspel de regel’

Door Alexandra van Ditmars op 25 juni 2020

‘In het rijk van de verbeelding is overspel de regel’
Cover van 07/08-2020
07/08-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat is het verschil tussen droom en fantasie? Hoe sterk is de verbeeldingskracht in onze herinneringen? En waarom zijn de meeste mensen in het diepst van hun gedachten overspelig? Hoogleraar psychologie Douwe Draaisma over erotische verlangens en de waarheid van het geheugen.

Douwe Draaisma is een dagdromer. Op de middelbare school bleef hij tweemaal zitten, onder andere omdat zijn gedachten zo vaak afdwaalden. Urenlang kon hij zogenaamd aan zijn huiswerk zitten op zijn kamer, zonder een letter of cijfer op papier te zetten. Ook tegenwoordig kan Draaisma (1953), emeritus hoogleraar geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, ogenschijnlijk hard aan het werk zijn achter zijn bureau, terwijl hij eigenlijk zit te dromen.

Specifieke of terugkerende droombeelden heeft hij dan niet. ‘Mijn gedachten nemen gewoon de vrije loop. Ik heb bijvoorbeeld onverwachte associaties, denk terug aan dingen die mijn kleindochter zei toen ze kwam logeren, fantaseer over zaken die ik in de toekomst nog ga doen.’ Dagdromen ziet Draaisma als het tegenovergestelde van mindfulness. ‘Bij mindfulness moet je je hoofd leegmaken en in het hier en nu blijven. Bij dagdromen gaat je geest juist op de wieken en hebben je verbeelding, herinnering en fantasie vrij spel. Dat heeft net zo goed een kalmerend en therapeutisch effect.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Draaisma wordt internationaal geroemd om zijn boeken. Zijn publicaties over herinneren en vergeten, en de rol die onze verbeelding daarin speelt, leverden hem de bijnaam ‘de geheugenprofessor’ op. In De dromenwever (2013) brengt hij het onderzoek naar dromen in kaart.

Dat onze fantasie invloed kan hebben op onze dromen weten we. Een jonge voetbalfan kan dromen dat hij profvoetballer is; iemand die onlangs verlaten is, kan ’s nachts gewoon weer een relatie hebben met zijn ex. Draaisma verdiepte zich in de verhouding tussen fantasieën en dromen door te kijken naar erotiek. ‘De vraag is dan: laten dromen met een seksuele lading zien waar we – wellicht onbewust – over fantaseren? Of hebben dromen en fantasieën elk hun eigen repertoire?’

Hoe luidt het antwoord?

‘Dromen zijn nog steeds een nevelig gebied voor ons, dus een sluitend antwoord is er niet. Maar er is wel iets over de overeenkomsten en verschillen tussen erotische dromen en erotische fantasieën bekend. Zo gaan beide vrijwel nooit over de eigen partner. In het rijk van de verbeelding is overspel de regel – bij mannen voor 98 procent, bij vrouwen 80 procent.’

Wat zegt dat?

‘Met deze gezamenlijke voorkeur voor “verboden” personen lijken dromen en fantasieën voor een deel met dezelfde draden te zijn geweven. Maar dat betekent nog niet dat ze met elkaar overeenkomen. Freud was daar wel van overtuigd; hij zei dat dromen en fantasieën wensvervullingen zijn. Omdat ze niet belemmerd worden door praktische beperkingen, zouden ze een realistisch beeld geven van onze verlangens. Voor hem was er weinig geheimzinnigs aan seksfantasieën of -dromen: ze kwamen voort uit een gebrek aan echte seks, ze hadden een compenserende functie. Dat klinkt aannemelijk, maar bij droom en fantasie moet je oppassen met wat logisch lijkt. Zo blijkt uit onderzoek dat seksfantasieën vooral voorkomen bij
mensen die ook seksueel actief zijn. Dat fantaseren doen ze er gewoon bij. Vanuit Freuds theorie zou je eerder verwachten dat mensen die droogstaan juist vaker dit soort fantasieën hebben. Overigens geeft iedereen aan zo nu en dan seksuele fantasieën te hebben.’

 

‘Zelfs in je wildste fantasieën ben je niet helemaal vrij’

Dat bijna iedereen weleens over vreemdgaan fantaseert, betekent dus niet dat iedereen daar ook naar verlangt?

‘Inderdaad. Mensen kunnen allerlei fantasieën hebben, of het nou een vluchtige dagdroom is of in bed tijdens het masturberen, maar dat betekent nog niet dat ze daar werkelijk naar verlangen. Zo fantaseert één op de drie vrouwen erover om met geweld genomen te worden. Vroeger werden dit “verkrachtingsfantasieën” genoemd, maar die term klopt niet helemaal, omdat allerlei elementen van een verkrachting afwezig zijn. Het is eerder seks onder dwang. Het geweld bestaat in de fantasie uit duwen en trekken; er wordt niet geslagen of geschopt en de aanvaller dreigt niet met een wapen. Ook is er geen gevoel van vernedering; in de fantasie willen vrouwen zich seksueel begeerlijk voelen, niet seksueel kwetsbaar. Ze worden bijvoorbeeld door iemand die hen woest aantrekkelijk vindt tegen de muur geduwd, waarna die persoon in ze komt zonder dat zij daar iets tegen kunnen doen. Veel vrouwen vinden dit soort fantasieën opwindend, terwijl ze zo’n situatie nooit werkelijk hopen mee te maken.’

Waarom fantaseren ze er dan over?

‘In de feministische literatuur van de jaren zeventig werden deze fantasieën geduid als resten van werkelijk misbruik. Ze zouden vooral voorkomen bij vrouwen die in hun jeugd tot seks waren gedwongen. Een andere lijn was dat deze fantasieën bewezen hoe maatschappelijke patronen van mannelijke dominantie en vrouwelijke onderwerping geïnternaliseerd worden. Maar voor geen van beide verklaringen is steun gevonden; daarvoor zijn er te veel vrouwen zonder een misbruikverleden die dit als favoriete fantasie hebben en ook te veel uiterst onafhankelijk ingestelde vrouwen die toch geregeld over afgedwongen seks fantaseren. Een recentere duiding is dat de dwang het schuldgevoel reduceert. Als je fantaseert over seks met een verboden partner – je zwager, de baas van je man, een volslagen vreemde – kun je je daar achteraf schuldig over voelen. Maar als je ertoe gedwongen werd, kun je er niks aan doen; je had immers geen keus. Deze verhaallijn maakt zo de weg vrij om over situaties te fantaseren die je eigenlijk niet vindt kunnen. Je schept een soort kader voor jezelf waarbinnen je fantasie vrij is.’

Phryne voor de Areopagus (1861), Jean Léon Gérôme
Phryne voor de Areophagus (1861), Jean Léon Gérôme

Zelfs in onze fantasie ervaren we dus geen volledige vrijheid?

‘Dat klopt. Zelfs in je wildste fantasieën ben je niet helemaal vrij; de vrijheid om te fantaseren is niet onbegrensd. Als je in je fantasie een taboe overtreedt, dan is dat tijdens het fantaseren misschien nog aangenaam, maar hou je er achteraf toch een rotgevoel aan over. Ook in de fantasie vervallen we dus in vaste lijnen en patronen uit de realiteit. Iets soortgelijks zie je bij de verschillende manieren waarop mannen en vrouwen fantaseren. De meeste heteromannen willen seks met zo veel mogelijk vrouwen, al dan niet tegelijk, nemen zelf het initiatief en zijn gericht op de daad. Seks onder dwang komt in hun fantasie dan ook niet voor. Vrouwen willen juist eerder verleiden, nemen de tijd, zoeken emotionele verbondenheid en hebben vaker een verzonnen partner met status.’

Onze fantasie volgt stereotiepe voorstellingen?

‘Ja, en dit zijn stereotypen waar de evolutionaire psychologie wel weg mee weet: de man die niets liever wil dan zo veel mogelijk nageslacht verwekken, de vrouw die kinderen groot moet brengen en daarom behoedzaam en kieskeurig is. Maar ze passen net zo goed in cultureel georiënteerde verklaringen voor maatschappelijke rolverdelingen tussen mannen en vrouwen. Volgens beide theorieën is de vrijheid die we in fantasieën denken te hebben maar schijn. Het voelt alsof onze verbeelding aan het zwerven slaat, maar in werkelijkheid beweegt die zich nog steeds langs vaste lijnen, of die nu door de evolutie in onze neurofysiologische uitrusting werden ingeprent of zijn ingeslepen door de maatschappelijke verhoudingen waarin we zijn grootgebracht. Nu is het onderzoek naar erotische fantasieën wel enkel toegespitst op man-vrouwverschillen. Dan vind je die uiteraard ook; als je alleen een hamer hebt, is alles een spijker. De verschillen tussen mannen en vrouwen onderling blijven dan buiten zicht. Dat vind ik jammer. Of bijvoorbeeld leeftijd, economische status of opleiding verschil maakt voor het soort fantasieën dat je hebt, weten we niet.’

In welk opzicht verschillen dromen en fantasieën?

‘Het belangrijkste verschil is dat je bij een fantasie allerlei zaken kunt uitschakelen waarmee je in de realiteit te maken kunt krijgen. In een overspelfantasie word je bijvoorbeeld nooit betrapt door je partner. Het is altijd het goede moment, alles is haalbaar, je hoeft geen compromissen te sluiten. Aan een droom ben je veel meer overgeleverd. Als je daarin overspel pleegt, kun je al direct schuldgevoelens ervaren of continu de angst hebben dat je betrapt wordt. In onze fantasie genieten we dus meer vrijheid dan in onze dromen; in onze dromen gaan we meer op. Grappig is dat mensen in een erotische droom dingen als opwindend kunnen ervaren die ze overdag niet zo spannend vinden. Hand in hand lopen kan in een droom bijvoorbeeld al buitengewoon opwindend zijn, terwijl je daar misschien niet zo snel over zou fantaseren. En bij dromen is er sprake van bepaalde raadselachtige motieven, die opduiken bij allerlei verschillende mensen. Bijvoorbeeld een droom waarin je naakt bent, een examen opnieuw moet maken of je tanden verliest.’

Heeft onze cultuur invloed op die motieven of zijn ze overal hetzelfde?

‘Dromen zijn deels cultureel gebonden. Bij ons is een gênedroom bijna altijd een naaktdroom, waarin je bijvoorbeeld naakt voor je geklede collega’s staat. Maar in West-Ghana is een typische gênedroom dat je wordt opgejaagd door je eigen koeien. In beide gevallen is er sprake van zorgen over een bepaalde beschaamdheid. Maar hoe die beschaamdheid tot uitdrukking komt in onze verbeelding kan dus per cultuur verschillen. De droom wordt gevormd door de manier waarop de gêne wordt voorgesteld.’

U zegt iets soortgelijks over ons geheugen: door de manier waarop het verleden wordt voorgesteld, worden herinneringen gevormd.

‘Dat is weer een ander deel van onze verbeelding, al spelen herinneringen ook vaak een rol in dromen en fantasieën. Wij hebben vaak het idee dat gedane zaken geen keer kunnen nemen. Maar dat is niet zo. Ons verleden ligt niet vast; herinneringen kunnen een andere duiding krijgen en zo letterlijk andere herinneringen worden. Als je bijvoorbeeld ontdekt dat je door een geliefde in het verleden bent bedrogen, verandert dat al je herinneringen aan die relatie. Door iets wat je meemaakt kun je opeens een ander verleden krijgen. Hetzelfde kan gebeuren door iets wat je je slechts verbeeldt. Misschien is je geliefde niet vreemdgegaan, maar ben jij daar onterecht toch van overtuigd, waardoor je herinneringen ook in dat licht komen te staan. Je verbeelding kan zo je verleden veranderen.’

 

‘Je droomt dat je naakt bent, een examen opnieuw moet maken of je tanden verliest’

Hebben we onze verbeelding ook nodig voor ons geheugen?

‘Ja. Mensen zijn verhalenschrijvers. Als jij terugdenkt aan een verjaardagsfeestje van vroeger, herinner je je misschien wat losse fragmenten. Maar je geheugen is erop gericht van die fragmenten een kloppend verhaal te maken, en daarvoor gebruik je de verbeelding. Dat doe je zonder dat je het merkt. De mogelijkheden om herinneringen te controleren met wat er precies gebeurd is, zijn beperkt. Daarom hebben we de illusie dat we een aardig betrouwbaar geheugen hebben.’

In werkelijkheid fantaseren we er dus maar wat op los wat ons verleden betreft?

‘Fantaseren zou ik het niet noemen; dat is eerder als je vooruitdenkt, bijvoorbeeld aan een huwelijk dat nog moet komen. Maar we kleuren onze herinneringen wel zelf in. Bij autobiografieën zie je dat ook duidelijk. Een beroemd chemicus kan in zijn autobiografie bijvoorbeeld zetten dat hij een scheikundedoos kreeg van zijn ouders toen hij klein was. Maar als hij concertpianist was geworden, was de verleiding om dat feitje in zijn autobiografie te zetten niet zo groot. In die zin is datgene wat je bent geworden sturend voor het soort herinneringen dat je ophaalt als je terugblikt op je leven. Mensen spannen graag een rechte lijn tussen hun jeugd en wat er van ze terecht is gekomen, maar dat is buitengewoon kunstmatig. Veel autobiografisch denken is een illusie, een constructie achteraf. Na verloop van tijd heeft iedereen een soort verhaal van zijn leven klaar, terwijl je formeel gesproken niks anders hebt dan een verzameling van herinneringen en flarden van herinneringen. We doen vervolgens precies wat iedere historicus wordt afgeraden: we beschrijven ontwikkelingen vanuit de wetenschap van het slot.’

Wat zegt dit over de mens?

‘Mensen zien hun herinneringen vaak als een archief of bibliotheek, terwijl ze eerder een wirwar van klimopplanten zijn, waarvan je er zelf een paar uitlicht. De mens is in die zin wat hij zich herinnert. Filosofen en andere denkers zijn graag bezig met wat waarheid is, terwijl ons eigen geheugen daar helemaal niet op gericht is; dat is enkel bezig een verhaal te spinnen. Ons geheugen laat daarmee iets zien dat ons vermogen tot dromen en fantaseren ook toont: de mens is een verbeeldend wezen.’

Portret Douwe Draaisma

Douwe Draaisma (1953) is emeritus hoogleraar geschiedenis van de psychologie aan de universiteit van Groningen. Hij promoveerde met De metaforenmachine (1995), een proefschrift over de metaforische aard van de taal waarin we over het geheugen denken en spreken. Hij brak door bij het grote publiek met Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. Zijn werk werd met zowel wetenschappelijke als literaire prijzen bekroond en werd in vele talen vertaald.

De dromenwever
Douwe Draaisma
Historische Uitgeverij
224 blz. | € 13,90