Home Hoe het voelt om één vlees te zijn

Hoe het voelt om één vlees te zijn

Wie in de rouw is voelt zich niet alleen afgesneden van een verloren dierbare, maar ook van de naaste omgeving. Hoe is dit leed te delen? En waar zit eigenlijk deze geestelijke pijn?

Door Maartje den Breejen op 28 januari 2022

Hoe het voelt om één vlees te zijn Beeld: Levi Jacobs

Wie in de rouw is voelt zich niet alleen afgesneden van een verloren dierbare, maar ook van de naaste omgeving. Hoe is dit leed te delen? En waar zit eigenlijk deze geestelijke pijn?

Cover van 02-2022
02-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Anderhalf jaar geleden kreeg een jeugdvriendin de diagnose kanker. Ze had niet lang meer te leven, dat stond meteen al vast. Haar vrouw en meest intieme vrienden openden een WhatsApp-groep, waarin ze het laatste nieuws over haar gezondheid deelden. Al vrij snel waren de troostende woorden uitgeput en reageerden de leden van de appgroep met een hartje, twee hartjes en nog meer hartjes. Na de uitvaart deelden we sporadisch herinneringen en toen werd het stil, hoewel niemand de groep verliet.

In Logboek van een onbarmhartig jaar, dat ze in 2010 schreef na de dood van haar man Hans van Mierlo, beschrijft Connie Palmen de rouw als een klaagzang van gemis, die nergens gehoor vindt. Ze zit gevangen in een hel van puur persoonlijke betekenissen. De enige die haar intieme taal begrijpt, is nu doof en stom. Palmen citeert het gedicht ‘Essentie van het missen’ van Anna Enquist om te illustreren wat ze bedoelt met de zin: ‘Pas in de rouw voel je lichamelijk wat het betekent om één vlees te zijn.’

(…) De kern
van gemis laat mij koud, geen wijsgerige

held gaat mij helpen. Ik mis
het vlees, het linkshandige lichaam.

We zoeken maar al te graag woorden voor de pijn van rouw of ander diep verdriet, maar de rouwende zelf zoekt liever anderen op die deze pijn kennen. Palmen: ‘Net als vijftien jaar geleden, toen de dood voor het eerst binnenglipte, ben ik opnieuw op zoek naar anderen die me kunnen vertellen of ze dit ook hadden, deze onthutsende smart, probeer ik hun vergane verdriet de maat te nemen, met het mijne te vergelijken, wil ik weten hoe lang de gesel aanhoudt, en of er een manier is om minder te lijden, al is het maar een beetje. Antwoorden blijven uit. Zodra ik over de pijn begin zie ik hoe in de gezichten iets leegs binnensluipt, een herinnering waar ze niet meer bij kunnen.’

De buitenwereld

Na de dood van zijn moeder in 1977 begint de Franse literatuurcriticus en filosoof Roland Barthes zijn Rouwdagboek. Hij schrijft: ‘Voor verinnerlijkte rouw bestaan nauwelijks tekens. Het is de vervulling van de absolute innerlijkheid. Alle wijze samenlevingen hebben echter het uiterlijk vertoon van rouw voorgeschreven en gecodificeerd.’ Maar onze samenleving niet, constateert hij. Sterker nog: onze samenleving ontkent rouw en daardoor ontstaat onbehagen.

Vroeger werd je als rouwende door de nabije gemeenschap ondersteund en waren er algemene rouwrituelen. Vrouwen droegen zwarte kleding, mannen een zwarte band over de mouw, de gordijnen gingen dicht, er was een bepaalde duur van de rouw. Maar deze publieke vormen van rouw lijken geheel verdwenen. Inmiddels zijn we in de moeilijkste momenten van het leven op onszelf aangewezen.

De Britse schrijfster Katherine May beklaagt zich in Winteren. De kracht van rust en afzondering in moeilijke tijden over de tegenwoordige terreur van positief denken, het uitvlakken van de onplezierige aspecten van het leven. ‘Er is een term voor, toxic positivity. Verdrietig zijn, pijn hebben, het is onderdeel van ons mens-zijn. Maar we leven zo gescheiden van elkaar tegenwoordig, in onze eigen huizen, in onze eigen bubbels. We verbergen dingen voor elkaar, we schamen ons als we niet gelukkig zijn of als we ergens mee worstelen.’

MRI-scan

Toch meent Jos de Keijzer, klinisch psycholoog, psychotherapeut en bijzonder hoog­leraar complexe rouw aan de Rijksuniversiteit Groningen, dat wij mensen over het algemeen goed kunnen rouwen. Zijn onderzoek richt zich vooral op de 10 tot 20 procent van de mensen in de rouw die vastloopt en wil weten wat er gebeurt in hun geest en lichaam, en hoe de verwerking weer op gang kan komen. Met MRI-scans kijkt hij welke gedeelten in een brein oplichten als nabestaanden denken aan degene die ze missen en van wie ze veel houden. De Keijzer: ‘Er zijn tal van oorzaken die verwerken moeilijker maken. Wij kijken dan ook niet zozeer naar het proces zelf als wel naar de belemmerende factoren. Negatieve gedachten, vermijding, veel drinken, slecht slapen. Vaak gaan dingen samen en zijn ze allemaal van invloed op het proces. Maar het is zeer uniek, voor ieder mens is het anders.’

Er is in de gezondheidszorg te weinig aandacht voor het feit dat mensen bestaan als belichaamde wezens die in de wereld staan, zegt Jenny Slatman, filosoof en hoogleraar medical humanities. Dat komt doordat lichaam en geest binnen de gezondheidszorg te veel worden gezien als twee verschillende entiteiten.

Slatman doet vanuit een filosofisch en antropologisch kader onderzoek naar het lichaam in de gezondheidszorg. ‘Ons denken over gezondheid en de gezondheidszorg is doordrenkt van dualisme,’ zegt ze. ‘Het dualistische denken is begonnen bij Descartes, die krijgt altijd de schuld. Descartes ging ervan uit dat de mens bestaat uit twee substanties. Het lichaam is een ding dat ruimte inneemt. Maar er is ook een denkend ding, en dat is niet materieel, niet fysiek, niet waarneembaar. Hier ontstaat meteen een probleem, want hoe kan een fysiek ding interacteren met een niet-fysiek ding? Dat kan niet.’

Ze vervolgt: ‘Wanneer je de bron van alle aandoeningen en het geestelijk lijden in de hersenen lokaliseert, reduceer je mensen tot afgesloten individuen, die niet interacteren met de wereld om hen heen, maar enkel worden gestuurd door een niet-materiële substantie, de geest. Het lichaam is in die opvatting het passieve object dat de commando’s van de geest opvolgt. Een uitspraak als the body achieves what the mind believes is daarvan afgeleid.’

Als je geestelijk lijden in de hersenen lokaliseert, reduceer je mensen tot afgesloten individuen

Ziedaar het verplichte positieve denken waar nabestaanden zo vaak tegenaan lopen: niet blijven hangen in de rouw, maar flink zijn, positief denken!

Slatman pleit voor een breder begrip van lichamelijkheid, namelijk een begrip waarbij het lichaam altijd in relatie staat tot de sociale, fysieke omgeving. Ook kennis verwerven we via het lichaam. Denk maar aan de manier waarop je een afstand inschat: dat doe je met je lichaam en dat doe je meer of minder accuraat afhankelijk van je positie in de omgeving.

Sociale normen

‘Er bestaat niet zoiets als een geest of een psyche, geen view from nowhere,’ zegt Slatman. ‘Nee, de wereld opent zich vanuit mij, vanuit mijn lichaam, vanuit het punt dat ik hier en nu voel. Waarnemen, handelen, kennen en zingeving zijn geen kwestie van denken. Subjectiviteit is primair een kunnen, het hebben van mogelijkheden, en ons abstracte denken is daarvan afgeleid. Om met de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty te spreken: het bewustzijn is oorspronkelijk geen “ik denk”, maar een “ik kan”. Als je subjectiviteit benadert vanuit het “ik kan” en – bij ziekte of lijden – “ik kan niet”, of vanuit een “ik kan veel minder”, dan kun je vervolgens nadenken over hoe je in de praktijk een reikende hand kunt bieden bij een aandoening of een trauma als rouw. Dan worden aandoeningen en lijden niet het probleem van één individu. Het gaat in die opvatting van subjectiviteit namelijk altijd om het individu in de omgeving.’

Er bestaat niet zoiets als een psyche

Slatman geeft het voorbeeld van iemand die in een rolstoel zit en niet kan lopen. ‘Diegene heeft een verminderd “ik kan”. Maar als je denkt aan iemand in een rolstoel die in een gebouw komt zonder lift en aan iemand in een rolstoel in een gebouw met lift, maakt dat nogal een groot verschil. Het niet kunnen is dus niet alleen maar gelokaliseerd in de benen die het niet meer doen, maar ook in hoe open die wereld voor iemand is. Het zijn niet alleen dat soort fysieke zaken, maar ook de sociale normen die belangrijk zijn.’

Psychische arbeid

Hoe past rouw binnen de definitie van subjectiviteit als een ‘ik kan’ of ‘ik kan niet’? Slatman: ‘In 1917 publiceerde Freud een kort “metapsychologisch” geschrift: Rouw en melancholie. Beide, zegt Freud, worden gekenmerkt door een verlies van alle interesse voor de buitenwereld, een onvermogen om te beminnen en een hinderlijke geremdheid in alle bezigheden.

In het geval van rouw zijn dat tekenen van een zware, maar nuttige arbeid. In het geval van een depressie zijn het tekenen van zelfverlies. Bij de rouw is het de wereld die arm en leeg is geworden, bij de depressie is dat het “ik” zelf.

Depressie is een aandoening waar je mensen uit wilt halen, omdat die tot zelfvernietiging kan leiden. De normale afloop van het langzame en pijnlijke proces van rouwen, zegt Freud, bestaat erin dat de realiteit uiteindelijk overwint en dat iemand weer vrij en levenslustig wordt. Pas dan kan de rouwende
persoon opnieuw zijn “gewone” positie in het leven en in de gemeenschap innemen.

Als je rouw benadert vanuit het belichaamde nulpunt, het punt van waaruit de wereld zich vanuit mijn lichaam ontvouwt – zou je rouw kunnen zien als een opgesloten zijn. Je kunt je soms moeilijker verhouden tot de toekomst. Je zit vast in het persoonlijke.’

De rouwende zit vast in het persoonlijke

Wat kun je dan doen voor nabestaanden? Slatman: ‘Je kunt de omgeving zo inrichten dat die de rouwende ertoe uitnodigt om uit zijn schulp te komen. Ik denk dat het goed is dat mensen een kader krijgen voor dat rouwen. Maar ik denk niet dat de begeleiding erop gericht moet zijn om het rouwen te stoppen. Zoek het eerder in de affectieve hoek. Het lukt de rouwende niet om de dag aan te zwengelen. Rouwen is vermoeiend; het kost heel veel energie. Ik zou dus ook zeker niet komen aanzetten met ingewikkelde gesprekken; breng liever een pannetje soep. Maar er is natuurlijk geen one size fits all-oplossing. Misschien wil iemand wel juist alles zelf doen om weer grip op het leven te krijgen. Het enige algemene dat je over rouwen kunt zeggen, is dat het een proces is dat een bepaalde tijd nodig heeft. En niet zozeer in de zin van “je moet het uitzitten, want daar word je sterker van”. Maar omdat het bij het leven hoort.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.