Home ‘Het Openbaar Ministerie denkt dat het een magisch oog bezit’

‘Het Openbaar Ministerie denkt dat het een magisch oog bezit’

Door Maarten Meester op 22 april 2008

04-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

‘De zeven hoofdzonden voor de waarheidsvinder’ – daaraan maakt het Openbaar Ministerie zich schuldig in vijf strafzaken die wetenschapsfilosoof Ton Derksen bestudeerde. ‘Als je het recht hebt om iemand voor twintig jaar aan te klagen, dan kun je je niet verschuilen achter de opmerking: ik maak algemeen menselijke fouten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Om te voorkomen dat een patiënt overlijdt, zet verpleegster Lucia de B. een te snel lopend infuus zachter. Een ‘vorm van superraffinement’, oordeelt het Openbaar Ministerie. Nog van slag door een mislukte reanimatie, zit Lucia even bij de pakken neer. Verdacht, vindt het OM. Lucia de B. slaat verschillende malen alarm omdat de toestand van patiënten verergert. ‘Een perfecte maskering van haar eigen betrokkenheid,’ volgens het OM.

‘Zo krijgt het OM altijd gelijk,’ stelt wetenschapsfilosoof Ton Derksen. Derksen kreeg landelijke bekendheid, nadat hij in het vorig jaar verschenen Lucia de B. Reconstructie van een gerechtelijke dwaling de zaak tegen de wegens moord veroordeelde Haagse verpleegster langs de meetlat van wetenschappelijke waarheidsvinding legde, en concludeerde dat ze onschuldig moest zijn. Inmiddels is Lucia de B. voorlopig vrijgelaten. Onlangs verscheen zijn nieuwe boek Het OM in de fout.

‘Doet Lucia de B. niets, dan doet ze verdacht. Doet ze wel iets, dan doet ze ook verdacht,’ zegt Derksen nu. ‘Dat is het principe van: kop ik win, munt jij verliest. De “winst” van het OM is gegarandeerd, niet door gewetensvolle waarheidsvinding, maar door hantering van een strategie die altijd tot “winst” leidt. Een open zoeken naar waarheid is niet langer aan de orde.’

Hoe zou Derksen het waarheidsbegrip van het OM dan wel omschrijven? ‘Ik kan alleen maar spreken over de vijf zaken die ik voor mijn boek Het OM in de fout heb bestudeerd. Daaruit blijkt dat het OM verschillende waarheidsbegrippen hanteert; niet omdat het de waarheidsvinding ten goede komt, maar omdat het gewoon beter uitkomt. Daarbij wordt ook niet geëxpliciteerd welk begrip wordt gehanteerd. In eerste aanleg de correspondentietheorie: een uitspraak is waar wanneer de werkelijkheid zo is als de uitspraak beweert dat ze is. Het gaat dan om de ware toedracht.’ Verder gebruikt het OM volgens Derksen de coherentietheorie. Het probeert van de getuigenissen, sporen, de verhoren et cetera een samenhangend verhaal te maken. Het sterkst speelt naar zijn mening de constructivistische waarheidsvisie: waarheid is een constructie, bekrachtigd met het gezag der gewijsde, het rechterlijke gezag.

Vooruitlopend op dat ‘sprongetje van de rechter’ – de sprong van feiten naar conclusie – menen de officieren van justitie en advocaten-generaal van het OM door hun ervaring en kunde zelf letterlijk te kunnen zien of iemand de waarheid spreekt. Derksen: ‘Ik noem dat het “magisch oog”. Rechters denken dat ook te bezitten. Sterker nog: ieder mens denkt het te bezitten. Maar uit onderzoek blijkt dat we het, als we moeten beoordelen of iemand de waarheid spreekt, maar in iets meer dan vijftig procent van de gevallen goed hebben. Zelfs met die wetenschap in mijn achterhoofd denk ik vaak als ik naar een detective kijk: dat is de dader, want die liegt. Die ander spreekt wél de waarheid. Vervolgens stel ik mezelf de vraag: hoe weet ik dat eigenlijk?’

Naamkaartje
Helaas stelt het OM zich die vraag vaak niet, zegt Derksen. ‘Nadat de heer W. was gestorven in het verpleeghuis waar Lucia de B. werkte, verklaarde diens zoon dat zijn vader een injectie had gekregen van een nachtzuster. Hij meende zich te herinneren dat op haar naamkaartje “Lucia de B.” stond. De B. werkte in die tijd echter nog als uitzendkracht, en uitzendkrachten droegen geen naamkaartje. De ziekenhuisdirecteur heeft dat in zijn verklaring nog eens nadrukkelijk bevestigd. Ook heeft de dochter van de heer W., die de bewuste avond ook aanwezig was, in haar verklaring niets gezegd over een injectie. Ten slotte hebben zes deskundigen verklaard dat de heer W. een natuurlijke dood is gestorven. Maar wat schrijft het OM? “Dit alles neemt niet weg dat de verklaring van de zoon van de heer W. volkomen authentiek overkomt. Er is geen enkele reden te bedenken waarom deze man op dit (of enig ander) punt niet de waarheid zou spreken.” Het OM heeft dus zoveel vertrouwen in zijn eigen magisch oog dat het al het ontlastende materiaal niet serieus neemt.’

Maar móét het OM ontlastend materiaal serieus nemen? Is het niet de taak van de advocaat om dat aan te dragen, en kan het OM zich niet beperken tot aanklagen? ‘Nee,’ antwoordt Derksen. ‘Dat systeem zie je in Amerikaanse series, en we denken vaak dat het hier ook zo werkt doordat het OM alleen iemand aanklaagt als het denkt voldoende bewijs voor diens schuld te hebben. Maar volgens de wet moet het zich richten op waarheidsvinding. Als het tijdens een onderzoek ontlastend materiaal tegenkomt, moet het dat ook presenteren.’

Heeft Derksen dat zelf eigenlijk wel gedaan: ontlastend materiaal gezocht voor het OM? Of heeft hij expres een boek geschreven over zaken waarin het OM fout op fout stapelt? ‘Nee, zo gaat dat niet, dat weet je niet van tevoren,’ antwoordt hij. ‘Als je zaken wilt bestuderen, spelen er twee dingen. Ten eerste moet je het requisitoir hebben, ten tweede moet je toegang hebben tot de achterliggende stukken. Ik kreeg toevallig de requisitoiren en de stukken van deze vijf zaken in handen. Maar ik was verbijsterd door wat ik tegenkwam. Bij het OM zag ik voortdurend wat ik “de zeven hoofdzonden voor de waarheidsvinder” noem: onwaarheid spreken, relevante informatie achterhouden, misleidend formuleren, willekeur, cruciale argumentatiefouten maken, geslotenheid voor kritiek en het magisch oog.’

Natuur
Waar komen de fouten vandaan? Derksen: ‘Voor een groot deel door processen die in ons aller denken opereren. Wij mensen maken deel uit van de natuur, we kunnen overleven. Dat betekent dat ons detectieapparaat redelijk werkt. Maar het is niet gericht op waarheid, het is gericht op overleven. In gevaarlijke situaties gaat het om snelheid, niet om waarheid. Organismes die pas handelen als ze zeker zijn van de waarheid, zijn al opgegeten voor ze zich kunnen reproduceren. Als we naar waarheid streven, moeten we dus beseffen dat onze apparatuur daar niet optimaal voor geschikt is.’

Het is vanwege deze mechanismen die bedoeld zijn om te overleven dat het OM vaak vervalt in een van de hoofdzonden. Eén oorzaak die volgens Derksen kenmerkend is, is de attributiefout. ‘In de individualistische westerse cultuur zijn we geneigd onze eigen fouten aan de omstandigheden te wijten, en andermans fouten aan falen van die persoon. Dus terwijl de officier van justitie of advocaat-generaal het voor zichzelf goed zou kunnen verklaren als hij zenuwachtig zou zijn tijdens een verhoor (het is toch ook niet niets als iemand je van moord beschuldigt?), ziet hij het zenuwachtige gedrag van de verdachte als een bewijs van diens schuld (waarom zou hij zo nerveus zijn als hij onschuldig is?).’

Zo is er ook de geloofsvolharding: ‘Als we eenmaal een overtuiging hebben, willen we daar graag aan vasthouden. Een voorbeeld hiervan uit het proces van Lucia de B. Een toxicoloog verklaarde dat een baby was overleden aan een acute vergiftiging. Daarbij merkte hij op dat als het hart zich vlak na het overlijden niet had samengetrokken, dit er sterk op wees dat er geen acute digoxinevergiftiging was. Jaren later, geconfronteerd met het bewijs dat het hart van de betrokken baby zich niet had samengetrokken, hield de toxicoloog toch vast aan zijn oude standpunt.’

Ook speelt het confirmatieoordeel: we nemen argumenten en materiaal alleen serieus als die onze eigen positie bevestigen. Zo zullen we ook zoeken naar argumenten en materiaal die onze positie versterken en zaken die onze positie verzwakken negeren.

Verder stellen we volgens Derksen vaak de verkeerde vragen en denken we niet goed na over waarschijnlijkheid. ‘Ook hier handelt het OM volkomen menselijk. Ik heb de zaak van Henk H. bekeken, die twintig jaar heeft gekregen wegens moord. Het lijk van Ron O., 35 jaar oud, was gevonden in een graf. Volgens Henk H. was hij op een homo-ontmoetingsplaats overleden aan een acute hartstilstand. De aanwezigen waren bang dat hun identiteit zou uitlekken en hadden het lijk begraven. De officier van justitie dacht: wat is nu de kans dat iemand van 35 plotseling dood neervalt? Die kans is heel klein. Dus moet hij wel vermoord zijn. Maar ze stelde zich niet de vraag: wat is de kans dat iemand van 35 vermoord wordt? Nu, de kans dat iemand van 35 een natuurlijke dood sterft, is gering. Toch is de kans dat iemand van 35 vermoord wordt nog veel geringer. In de vijf zaken die ik heb bestudeerd, maakt het OM vier keer deze fout. Die heet grappig genoeg in de literatuur ook the prosecutor’s fallacy, de drogreden van het OM.’

Om het OM zorgvuldiger te laten werken, komt Derksen met twee suggesties. Eén: stel
officieren van justitie en advocaten-generaal aansprakelijk als ze door verwijtbaarheid onwaarheid spreken of verwijtbaar informatie achterhouden. Want: ‘Waarom zou iemand voor diefstal van eigendom wel verantwoordelijk zijn, en voor diefstal van levensjaren niet?’

Twee: stel een onafhankelijke herzieningscommissie in naar het model van de Engelse Criminal Cases Review Commission: een commissie waarin niet alleen juristen, maar ook wetenschappers en intelligente leken zitting hebben en die alle bij haar ingebrachte zaken opnieuw bekijkt.

Niet onvermijdelijk
Gesteld dat Derksen gelijk heeft en dat de waarheid vinden niet primair het doel is van onze cognitieve vermogens, kun je officieren van justitie en advocaten-generaal dan aansprakelijk stellen als zij ten onrechte iemand als verdachte aanmerken? Helemaal omdat Derksen ook stelt dat de rechtenstudie hen niet opleidt voor het empirisch onderzoek dat hoort bij strafrecht. Derksen: ‘Ik som de cognitieve gebreken op om te laten zien dat het onvermijdelijk is dat het OM deze fouten maakt. Maar het is niet onvermijdelijk dat het die altijd en in alle gevallen maakt – dat is een groot verschil. Als jij een waarheidsvinder bent en het recht hebt om iemand voor twintig jaar aan te klagen, dan kun je je niet verschuilen achter de opmerking: ik maak algemeen menselijke fouten.’

Maar waarom beperkt Derksen zich tot verwijtbaarheid en herziening? Waarom pleit hij er niet voor in de rechtenstudie ruimte te maken voor empirische studies? ‘In de rechtenstudie moet inderdaad meer argumentatieleer komen, net als psychologie, evolutiepsychologie, statistiek. Maar dit boek gaat vooral over de vraag: hoe kan het zo verschrikkelijk misgaan? Een andere vraag is: hoe kan het OM beter functioneren? Daar wil ik ook nog weleens over schrijven. Toch maak ik ook in dit boek duidelijk dat falsificerend onderzoek een vaste plaats moet krijgen in het onderzoek. Dus onderzoek dat juist probeert de overtuiging van het OM dat de verdachte schuldig is te weerleggen. “Wat is de beste steun voor een uitspraak?” vroeg de wetenschapsfilosoof Karl Popper. Zijn antwoord luidt: een mislukte poging om die uitspraak te weerleggen. Vandaar dat ik vind dat het OM meer open moet staan voor ontlastend materiaal van de advocaat – dat is namelijk al een poging tot falsificatie, waar Popper op doelt. Vandaar ook dat ik pleit voor een onafhankelijke herzieningscommissie. In Engeland bestond daar veel weerstand tegen, net als hier. De gedachte was dat die het gezag van de rechtspraak zou doen verminderen. Maar het tegendeel bleek het geval te zijn. Door de eigen uitspraken aan kritiek van derden te onderwerpen, heeft het rechtssysteem daar alleen maar aan vertrouwen gewonnen.’

Het O.M. in de fout. 94 structurele missers, door Ton Derksen, uitg. Veen Magazines, Diemen 2008