Iris van der Graaf (28) is filosoof en beeldend kunstenaar. Ze schreef het kinderfilosofieboek Is nergens ergens? (2017).
Fotografie: Merlijn Doomernik
‘Op de kunstacademie hield ik van bondige opdrachten als “hout en horizontaal”. Zelfs bij zo’n opdracht, waarbij je maar één materiaal mag gebruiken, moet je op zoek naar nieuwe begrenzingen. Neem het materiaal hout: daar bestaan wel duizend soorten van. Die vrijheid van de beeldende kunst trekt me aan en stoot me tegelijkertijd af. Zonder kaders verval je al snel in vrijblijvendheid en betekenisloosheid. Ook voor dit domein geldt: pas binnen een begrenzing ben je werkelijk vrij.
Ergens heb ik altijd een sprankje hoop dat er iets moois te vinden is, dat er weer houvast komt. Maar wat je ook maakt, het blijft ontoereikend. Schrijver en filosoof Patricia De Martelaere schrijft daar mooi over in Het verlangen naar ontroostbaarheid. Ze wijst erop dat de schilder juist wil componeren of beeldhouwen of schrijven.
Dat je je altijd wilt uitdrukken in een ander medium is heel herkenbaar. Als ik schrijf verlang ik naar beeld, en als ik schilder verlang ik naar woorden. “Misschien is de kunstenaar altijd degene met het verkeerde talent”, schrijft De Martelaere. Dat gegeven zorgt voor frustratie, waardoor je blijft streven naar nieuw werk. Waarom zou je nog doorgaan met dingen maken als je al precies hebt kunnen uitdrukken wat je wilde uitdrukken? Dat is de kern van beeldende kunst: je doet steeds weer een poging, en een werk heeft altijd een onaf karakter.
Als De Martelaere concludeert dat de kunstenaar iets probeert te doen met de verkeerde middelen, moet ik daar wel om lachen. Zo’n relativerende houding is troostrijk. Die helpt om door te gaan en het allemaal niet al te serieus te nemen.’