Maarten van der Graaff (31) is dichter en romanschrijver. Wormen en engelen (2017) is zijn romandebuut.
Fotografie: Merlijn Doomernik
‘Als je schrijft ben je in een gemoedstoestand die niet heel actief is. Je doet wel van alles, maar je bent voornamelijk dingen aan het vinden die je niet zocht. Je legt verbanden die je van tevoren niet ziet, maar die zich bijna aan je opdringen. Zo ben ik nu bezig met gedichten waarin ik passages uit de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening naast modellen over inburgering en integratie zet. Daar meng ik dan weer citaten doorheen van Ramses Shaffy. Als je snel wilt handelen bij het schrijven mis je iets – je moet afwachten.
De Franse filosoof Simone Weil schrijft over decreatie, ontschepping – dat begrip vond ik interessant. Weil spreekt over een God die afstand heeft genomen van de schepping. God trekt zich terug: door zelf minder te worden, kan alles bestaan. De mens imiteert die beweging: je ontledigt jezelf, je persoonlijkheid doet er niet meer toe. Je treedt dat grotere, anonieme tegemoet – dat is ontscheppen. Schrijven zie ik meer als decreëren dan als creëren: je schept wel wat, maar als je schrijft, stem je je ook af op iets wat groter is dan jij. Weil spreekt over aandachtig afwachten, “passief-actief” zijn – in die vorm kan decreatie zich voordoen.
Toen ik Wormen en engelen aan het schrijven was, las ik veel van Weil. Haar werk is caleidoscopisch. Ze is een mysticus, maar schrijft ook over politieke partijen, het recht, onderwijs, macht, geweld en onderdrukking. Haar ongrijpbaarheid maakt haar interessant. Steeds geeft ze je iets wat je niet verwacht. Dat is nastrevenswaardig – ik vind het leuk dat mijn werk moeilijk te categoriseren is. Weil komt ook voor in mijn roman. Sommige mensen vinden dat ik te veel namen noem. Ik zie het meer als een soort openheid van zaken.’