Patricia Jozef (43) is schrijver en filosoof. Glorie (2017) is haar debuutroman.
Fotografie: Merlijn Doomernik
Ik was al in een ver stadium van het schrijfproces van mijn roman. Ik wilde een verhaal schrijven over werken: over de belangrijke plaats die een baan inneemt in je leven, over hoe je wezen bijna samenvalt met je professionele activiteit. Je bent tegenwoordig wat je doet. Mijn personage Marcel heeft lange tijd geen werk. Ik wilde onderzoeken hoe zijn omgeving naar hem kijkt en hoe dat terugslaat op hemzelf. Hoe ziet hij zichzelf, is hij eerlijk tegenover zichzelf? In deze fase van het schrijven – toen de personages en een groot deel van de scènes er al waren – kwam ik het boek Vita Activa van Hannah Arendt tegen.
Het was een vreemde ervaring om in zo’n boek uit 1958 zulke actuele dingen te lezen. Al die gedachten over arbeid, werk, handelen en consumptie, kunst, vergankelijkheid – die zijn zo accuraat. Deze zin verwoordde precies waarmee ik bezig was: “De grootheid van de mens ligt erin dingen voort te brengen die de stempel van onvergankelijkheid verdienen.” Hoeveel grote en kleine daden komen voort uit de wens om iets achter te laten? Die zin heb ik opgenomen in Glorie.
Zo’n acht jaar geleden besloot ik te stoppen met mijn onderzoek naar Deleuze en Beckett. Filosofie raakte op de achtergrond, maar nu ging de deur opeens weer open. Het was een bevrijding dat ik gewoon dat zinnetje eruit kon halen. Zonder referenties, zonder de juiste voetnoten. Vanaf dat moment ging ik spelen met de ideeën uit Vita Activa, en ontstond er steeds meer samenhang tussen die twee boeken. Ik ben zo blij dat ik als romanschrijver de vrijheid heb om andere dingen met filosofie te doen. Ik kan het abstracte tastbaar maken en het verhevene verbinden met het banale. Dat is heerlijk.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees