Fotografie: Merlijn Doomernik
Ammar Alsassa (30) woont sinds twee jaar in Nederland en volgt de lerarenopleiding Engels. In de bibliotheek van Damascus verdiepte hij zich in wetenschap en filosofie.
‘In Damascus bad ik vijf keer op een dag, leerde de Koran uit mijn hoofd, gaf les aan kinderen. Als goede moslim wilde ik ook op de hoogte zijn van de wetenschap; ik wilde de waarheid. Dat leek me geen probleem: mijn religie was de waarheid. Twijfels over het geloof kon ik steeds wegschuiven. Maar dat lukte niet meer toen het meisje op wie ik verliefd was, vertelde dat ze ging trouwen met iemand anders. De pijn was zo groot. Waar ben je, God?
Ik ging niet meer naar de moskee, maar naar de bibliotheek. Ik leerde Engels en ontdekte de leugens die me verteld waren. Ik las over de evolutie, over psychologie, over andere religies en over filosofie. Ik hield van Nietzsches personage Zarathoestra, die de mens zag als een fase tussen dier en Superman. “God is dood”, schrijft Nietzsche. Ik werd atheïst. Maar ik voelde me zo koud buiten het gesloten gebied van het geloof. Het troostte mij om De Profeet te lezen, van de Libanese dichter en filosoof Khalil Gibran, die schrijft over de verbondenheid met het universum. Ik voelde die verbinding met de bomen, met de hoge berg Hermon net buiten Damascus die ik altijd zag vanuit het raam van de bibliotheek.
In Syrië werd het te gevaarlijk. Ik werd bedreigd, atheïstische vrienden werden opgepakt. En ik wilde niet het leger in. Op Wikipedia las ik dat in Nederland maar de helft van de mensen gelovig is. Daar wilde ik wonen. Nog steeds zoek ik een houvast, nu in meditaties. Twee keer per dag mediteer ik drie kwartier: om mijn geest te concentreren, mezelf leeg te maken en mezelf te herinneren aan wie ik ben.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees