Home Het koele hoofd of het warme hart?

Het koele hoofd of het warme hart?

Door Marnix Verplancke op 31 mei 2001

03-1998 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Vertrouw me’, zegt de Confidence-man in een van de romans van Herman Melville En intussen draait hij je een loer. Sombere literatuur over laks defaitisme, blind vertrouwen en tragische heldenmoed

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


In het laatste hoofdstuk van Hoe overleven we de vrijheid heeft Herman de Dijn het over de essentiële rol die ‘vertrouwen’ in onze samenleving speelt. Wanneer iedereen de ander wantrouwt, zegt hij, eindigen we binnen de kortste keren niet een gefragmenteerde maatschappij waar het leven een hel is geworden: ‘Bij twijfel aan een wetenschappelijke hypothese moet men op onderzoek uitgaan en pogen zo objectief mogelijk de feiten te achterhalen. In het geval van een vertrouwensrelatie bij opkomende twijfel hetzelfde doen, is geen intellectuele eerlijkheid, maar moreel laakbaar gedrag. Vertrouwensrelaties zijn niet gekenmerkt door blindheid voor de mogelijkheid van bedrog, maar door de weigering zich op deze mogelijkheid te concentreren en veiligheid en bewijs te zoeken.’ De Dijn staat niet deze mening zeker niet alleen. Talloze mensen die over ‘de malaise van onze moderniteit’ praten, trekken de conclusie dat de mensheid ten onder gaat aan een ‘vertrouwensverlies’.
Zo’n anderhalve eeuw geleden, in 1857 om precies te zijn, was er helemaal nog geen sprake van een aflopende moderniteit. Vandaar dat Herman Melville toen op zijn dooie gemak een heerlijk kwaadaardig boek kon schrijven over de nefaste gevolgen van het vertrouwen. In De Maskerade varen we mee op de Mississippiboot Fidèle – een minimaatschappijtje om zo te zeggen – en zijn er getuige van het ineenstorten van de publieke orde doordat iedereen de ander vertrouwt. Aan boord is immers de Confidence-man, de universele bedrieger die zegt: ‘vertrouw me’ en je intussen een loer draait. In ontelbaar veel vermommingen duikt deze zinsbegoochelaar op: als de man die een zakenman inpakt door op zijn medelijden in te spelen, als de beursmakelaar die waardeloze aandelen verkoopt en zijn slachtoffers door hun eigen hebzucht erin laat tuinen en als de kwakzalver die inspeelt op de menselijke ijdelheid. Hij weet iedereen om zijn vinger te winden.
‘Geen krediet’
Licht hij niemand op, dan vertelt de Cotifidence-man allerminst stichtelijke, maar daarom niet minder rake verhalen. Zo verhaalt hij van Tom Geluk – Melvilles namen worden ‘op zijn minst symbolistisch’ genoemd. Tom is een arme maar volmaakt gelukkige jongeling tot hij op een dag door een rijke man een moord in de schoenen geschoven krijgt, in de kerker wordt geworpen, er ziekte en kreupelheid aan overhoudt en ten slotte eindigt als een hopeloos stuk wrakhout op de Fidèle. Tijdens het bedelen vertelt hij altijd dat hij oorlogsinvalide is, omdat de waarheid de mensen al te zeer zou schokken. Zo is dus de wereld, aldus Melville.
‘Wanneer het concrete vertrouwen van mensen diep geschokt wordt, zoeken ze niet zelden naar een metafysisch houvast, naar steun in een metafysische verklaring van de realiteit’, schrijft De Dijn, en dat doen ook de opvarenden van de Fidèle. Maar tevergeefs: de schijnbaar filantropische Confidence-man gooit het op een akkoordje met de kleine, duivelachtige zwendelaar en samen ontdoen ze een oude sukkelaar achtereenvolgens van zijn geld, zijn geloof en zijn leven. De scheepsbarbier die boven zijn toegangsdeur het bordje ‘Geen krediet’
heeft opgehangen, vat de moraal van het boek waarschijnlijk nog het best samen: ‘Hoe, mijnheer, om het eenvoudig te houden, kan een mens dag in dag uit handelen in makassarolie, haarverf, cosmetica, valse snorren, pruiken en tonpets, en tegelijk blijven geloven dat mensen geheel en al zijn zoals hun verschijning doet voorkomen? Ik vrees jammerlijk dat filantropen beter weten wat goedheid is dan wat mensen zijn.’ je kunt je medemensen nooit kennen, zegt Melville, laat staan dat je ze kunt vertrouwen. ‘Niemand weet wie iemand is’, zegt een mysticus in Melvilles De Maskerade. ‘De gegevens die het leven verschaft voor het samenstellen van een getrouwe raming van een willekeurig wezen, zijn even ontoereikend als in de wiskunde één gegeven zijde zou zijn om de driehoek uit af te leiden.’ Geconfronteerd met een gruwelijke wereld waarin je noch jezelf noch je medemens begrijpt, kun je volgens Melville drie wegen inslaan. Zo bestaat de mogelijkheid om je neer te leggen bij de realiteit.
Het is wijsheid om bepaalde grenzen te aanvaarden, beweren bewandelaars van deze weg. En ze voegen er aan toe: we moeten bescheiden zijn; pas op voor hoogmoed. Volgens Melville is dit de weg van de zwakken, de calculerenden, de geestelijk uitgeputten, de egoïsten, de utilitaristen en de volgelingen van het ‘moreel realisme’ dat zegt dat er toch-niets-aan-te-doen is.
Waar deze defaitistische filosofie van het ‘accepteren’ toe leidt, legt Melville uit in Billy Budd. In deze nagelaten roman die pas 33 jaar na Melvilles dood werd gepubliceerd, wordt de jonge matroos Billy berecht omdat hij per ongeluk iemand heeft gedood. Billy heeft niets moreel verwerpelijks gedaan, oordeelt de kapitein van het schip, maar het recht vereist nu eenmaal dat doodslag zwaar wordt bestraft. En dus wordt Billy schuldig of niet geëxecuteerd. De moraal van Billy Budd is duidelijk: je hebt je eigen verantwoordelijkheid. je mag je bij het heersende recht, de normale gang van zaken of wat voor conventie ook, niet zonder meer neerleggen.
Blinde muur
Een tweede optie om je staande te houden in deze waanzinnige wereld is volgens Melville: je zoveel mogelijk uit het leven terugtrekken. Hoe Melville daarover dacht, zien we in Bartleby, een van zijn latere korte verhalen. Bartleby is een notarisklerk die, wanneer de notaris hem zoals gewoonlijk opdraagt een bepaald stuk ter correctie voor te lezen, op een bepaalde dag antwoordt: ‘Dat zou ik liever niet doen’ en verder stilzwijgend uit het raam zit te staren naar een blinde muur. Naarmate de dagen verstrijken, zijn er steeds meer zaken die Bartleby ‘liever niet doet’ en de notaris besluit hem te ontslaan. Maar dat blijkt niet zo eenvoudig want Bartleby, die inmiddels zijn intrek genomen heeft in het kantoor van de notaris ‘zou liever niet weggaan’. Ten einde raad verhuist de notaris en laat hij Bartleby in het lege gebouw achter. Een paar dagen later komt de nieuwe huurder bij de notaris aankloppen met de mededeling dat hij die naarling die hele dagen door het raam zit te kijken ‘liever kwijt wil’. Bartleby wordt door de politie opgepakt en opgesloten. De notaris voelt zich nog steeds verantwoordelijk voor zijn vroegere werknemer, brengt hem voedsel en drank, maar de klerk ‘zou dat liever niet tot zich nemen’. En zo sterft Bartleby, totaal geïsoleerd van de wereld.

Het mag duidelijk zijn dat Bartleby’s voorbeeld geen navolging verdient. Melville wijst daarom op de laatste weg. Die beschrijft hij in zijn meesterwerk Moby Dick. Dit is het verhaal van Ahab, kapitein van de walvisvaarder Pequod. Ahab vaart de wereld rond op zoek naar de reusachtige witte walvis Moby Dick die hem bij een vorig treffen een been heeft afgebeten. Iedere dag stelt hij zich op bij de boeg van zijn schip, wankelend op zijn ivoren kunstbeen en de handen verkrampt in het tuigage gehaakt, wraaklustig turend over de zee. Wanneer de finale – de drie dagen durende        strijd tussen de Pequod en Moby Dick – eindigt, blijkt er maar één overlevende te Zijn: Ishmael, de verteller van het verhaal. Het schip is met de bemanning gezonken. De dodelijk gewonde walvis is samen met de in zijn harpoentouw verstrikt geraakte Ahab in de diepte verdwenen. Wanneer na drie dagen de zeen kalm wordt en alleen Ishmael nog overblijft, lijkt alles tevergeefs geweest. De wereld draait toch gewoon voort, wat je ook doet, zou de defaitist zeggen. Maar daar gaat het hier niet om. Want ook al heeft Ahab niet echt gewonnen, volledig verloren heeft hij evenmin. Door zich tot het uiterste in te zetten, heeft hij getoond over integriteit en doorzettingsvermogen te beschikken. Hij heeft zich een waar mens getoond en in die zin is hij geen verliezer.
De enige goede rol die de mens in conflict met de wereld kan opnemen, zo lijkt Melville te willen zeggen, is die van de tragische held. Tragische helden verzetten zich tegen de gang van de wereld. Omdat het universum is zoals het is, moeten ze wraak nemen, ook al weten ze dat ze nooit kunnen winnen. Voorzichtigheid en matigheid mogen dan wel als deugden bestempeld worden, het zijn zeker geen heroïsche deugden. Een held moet de moed kunnen opbrengen zijn eigen eenzame weg te gaan, ook al heeft dit misschien als consequentie dat hij door de wereld voor gek wordt versleten.

Douanebeambte
Als we uit Moby Dick een les moeten trekken dan zal het wel deze zijn: ‘O, mens! bewonder de walvis en neem hem als voorbeeld! Blijf warm temidden van het ijs! Leef op deze wereld zonder van de wereld te zijn. Wees koel bij de evenaar en houd je bloed vloeibaar aan de pool. Zoals de grote koepel van de Sint Pieter en zoals de grote walvis, behoud, 0 mens! onder alle omstandigheden je eigen temperatuur.’

Blijf warm temidden van het ijs en houd het hoofd koel bij de evenaar. Wat Herman Melville ons aanraadt, is om een eigen koers uit te stippelen. je kunt niet blindelings varen op anderen. Vertrouwen op anderen is een gevaarlijke en oneervolle zaak, zegt Melville, die in het dagelijks leven douanebeambte was. Als je de ander vertrouwt, ontloop je je verantwoordelijkheid en word je onherroepelijk bedot. je moet juist een tikje wantrouwend zijn en kritisch blijven. Spreid een gezonde dosis wantrouwen ten toon en neem je eigen verantwoordelijkheid. Hang je persoonlijkheid hoe dan ook niet zomaar op aan conventie, traditie en gewoonte. We moeten onszelf onomwonden in de ogen kijken, kritisch zijn en we kunnen daarbij niet te lang twijfelen aan onze eigen integriteit. Je moet vertrouwen in jezelf hebben en, als een ware held, doen wat je moet doen. Als je dat niet doet, als je je terugtrekt uit de wereld of je door anderen laat leven, dan loopt het slecht niet je af. Melville laat zien dat de huidige herwaardering van het ‘vertrouwen’ ten minste naïef is. Vertrouwen in de ander is geen basis om te leven, meent de douanebeambte, laat staan om samen te leven.


De Maskerade verscheen bij uitgeverij de
Arbeiderspers