Home ‘Het kind is een project geworden’
Opvoeding

‘Het kind is een project geworden’

Door Elke van Riel op 19 mei 2009

05-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Vroeger waren onze kinderen een geschenk uit de hemel, zegt Liesbeth Noordegraaf-Elens. Tegenwoordig kopen we ze daar.‘Ouders spelen nu zelf voor God, ze bepalen zelf wanneer en hoeveel kinderen ze willen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Maar waarom heb je dan kinderen?’ is de vraag die Liesbeth Noordegraaf-Eelens regelmatig te horen krijgt. De filosoof en econoom heeft vier zoontjes (van vijf, drieënhalf en een tweeling van tweeënhalf) en werkt als onderzoeker en docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Fulltime, met om de week een dag vrij, net als haar man. De kinderen gaan drie dagen per week naar de crèche en de buitenschoolse opvang, een dag per week past haar moeder op.
‘Je werkt zeker niet fulltime, hè?’ is een vraag die ze ook vaak hoort. Of, tijdens een sollicitatiegesprek: of de baan niet te zwaar is in combinatie met kinderen. Noordegraaf-Eelens: ‘En vooral moeders doen het nooit goed. Vaders krijgen zulke vragen nooit. Mijn man wordt er in ieder geval nooit op aangesproken, terwijl hij in precies dezelfde situatie zit.’ De druk op vrouwen met jonge kinderen om parttime te werken, is groot, merkt ze. ‘Het is vaak niet eens expliciet, meestal zijn het “veronderstellende vragen”, zoals die vraag dat ik vast niet fulltime werk, en verbaasde reacties als dat wel zo blijkt te zijn.’

Ook de ouder zelf wil zijn kroost graag het maximale bieden, schrijft Noordegraaf-Eelens in haar begin april verschenen boek Kinderen koop je in de hemel: Over zwangerschap, geboorte, kind-zijn en ouder worden. Niet alleen materieel wil hij zijn kinderen alles geven, maar ook qua aandacht. ‘We hemelen ze op, zetten ze op een voetstuk. Als een kind huilt, moet er bijvoorbeeld meteen iets gebeuren.’ Ouders hebben ook enorme verwachtingen van zo’n kind. ‘Het kind wordt een project: je wilt zo graag dat jouw kind de mooiste is en excelleert op allerlei vlakken.’
Volgens Noordegraaf komt dat doordat kinderen tegenwoordig geen ‘geschenk uit de hemel’ meer zijn: je kreeg ze, of niet. Nu ‘koop’ je ze er, aldus Noordegraaf, verwijzend naar de titel van haar boek. ‘Ouders spelen nu zelf voor God, ze bepalen zelf wanneer en hoeveel kinderen ze willen. Ook doordat we steeds meer een beroep kunnen doen op technologie om zwanger te worden.’
 

Tekortschieten?

Heeft Noordegraaf, als werkende moeder, last van het gevoel tekort te schieten tegenover haar kinderen? Moet ze niet meer tijd nemen voor haar kinderen, om die de beste start in het leven te geven die ze maar kunnen krijgen? Zeker, ook Noordegraaf vindt het moeilijk als haar oudste zoon vraagt waarom alle andere moeders op woensdagmiddag wel op het schoolplein staan en hij dan als enige naar de buitenschoolse opvang moet. Of als hij vraagt waarom zijn moeder niet elke donderdag komt helpen met knutselen. ‘Dat leg ik hem dan uit, maar dat vind ik wel vervelend.’
Tegen volwassenen zegt ze dat ze het leven erg op prijs stelt. ‘Dus als ik dat aan iemand kan geven, vind ik dat heel belangrijk, zonder dat ik dan dag in dag uit met die kinderen hoef te zijn.’ Ze vindt het juist belangrijk dat kinderen onafhankelijk van hun ouders leren zijn. ‘Op een kinderdagverblijf kunnen kinderen zich ontwikkelen en leren ze dat er meerdere mensen zijn die iets over hen te vertellen hebben. Daarmee creëer je een kritische houding: ze zien dat er meerdere waarheden zijn.’
 

Verwachtingspatronen

Voor Noordegraaf is een kind geen project, maar een gift. Ze sluit daarbij nauw aan bij wat de Franse filosoof Jacques Derrida daarover zegt. Noordegraaf: ‘Derrida wijst erop dat wat wij een gift noemen dat meestal eigenlijk niet is: je geeft weliswaar iets, maar verwacht ook iets terug. Het is eigenlijk een ruil. Wie zo denkt over een gift, verwacht iets terug van het kind aan wie het leven is gegeven, namelijk dat het kind zijn idealen realiseert. Maar de gift van het leven is op geen enkele manier te compenseren. Je moet als ouder daarom niet denken in termen van investering. Er zijn natuurlijk altijd verwachtingspatronen, maar een kind moet de vrijheid hebben te doen wat het zelf belangrijk vindt, zonder dat het dan de last voelt dat het zijn ouders teleurstelt.’
Volgens Noordegraaf waarborg je op die manier de vrijheid voor zowel ouder als kind. ‘Evenmin als een kind het verlengde is van de ouders, zijn ouders door het kind volledig opeisbaar. Een kind kan dus niet tegen de ouder zeggen: “Jij moet voor mij opdraaien.” Natuurlijk heeft een ouder een zorgplicht, maar dat betekent niet dat je altijd fysiek opeisbaar bent. Je hoeft je als ouder niet voortdurend in het verlengde van het kind op te stellen. Je valt niet samen. Een volledige verplichting is niet te verenigen met zoiets als een gift.’
 

Wijn tijdens de zwangerschap

Het trof haar bij de geboorte van haar laatste zoon dat ze hem helemaal niet kende. ‘Je hebt de neiging dat te ontkennen, bespreekt op wie hij lijkt en communiceert over hem in maten en getallen. Maar een kind is een onbekende ander. Een geboorte confronteert je met het onverwachte, met onvoorspelbaarheid.’ Ze verwijst naar de Duits-Amerikaanse filosoof Hannah Arendt, die het onverwachte van de geboorte verbindt met vrijheid: je weet niet precies wat er gaat gebeuren, daarom kunnen kinderen en ouders hun eigen weg gaan.
Maar het is precies deze onvoorspelbaarheid, en het feit dat een kind een onbekende ander is, die blijkbaar niet eenvoudig te verdragen zijn. En dan gaat het niet eens over ouders – die hun kinderen zien als een project en niet als een gift, of over de directe omgeving, met allerlei impliciete verwijten. Ook de samenleving en wetenschap bemoeien zich ermee. Bij de zwangerschap begint dat al. Het zwangere lichaam wordt gemeten en gewogen, en geplaatst ten opzichte van een norm. Natuurlijk is medische controle goed, maar de normen die eraan worden verbonden, zijn volgens Noordegraaf vaak gekleurd door maatschappelijke opvattingen over wat als normaal wordt ervaren. De thuisbevalling zonder verdoving wordt bijvoorbeeld heel mooi en goed gevonden, want die zou ‘natuurlijk’ zijn. Toch zijn de risico’s die daarmee gepaard gaan misschien wel groter dan die van een glaasje wijn tijdens de zwangerschap. Maar daarop rust weer een groot taboe, volgens Noordegraaf vanwege het grote belang dat toegekend wordt aan de periode in de baarmoeder. ‘Je bent wat je moeder at, of dronk’ is daar volgens Noordegraaf een uitdrukking van.
Een probleem van de benadering van experts is volgens Noordegraaf dat die geen oog hebben voor het unieke van elk kind. ‘Experts bekijken in al hun principes en wijsheden het kind niet als iets bijzonders, omdat zij ervan uitgaan dat hun normen op álle kinderen áltijd van toepassing zijn. Deskundigen bekijken een kind in gemiddelden, in statistieken. Ze praten in algemene wijsheden, in abstracties. Probleem daarmee is dat het grijze gebied zwart-wit wordt gemaakt.’
Dat gevaar ziet ze terug bij de Rotterdamse onderwijswethouder Leonard Geluk, met wie ze tijdens de presentatie van haar boek, op 9 juni, in discussie gaat. Hij heeft pas een ouderschapscontract in het leven geroepen met afspraken waaraan ouders zich moeten houden, en hij heeft een lijst met ‘tien vanzelfsprekendheden’ laten opstellen, en de GGD Rotterdam heeft een jeugdmonitor opgezet. ‘Ik heb er begrip voor dat je wilt ingrijpen bij kinderen bij wie het misgaat. Maar ik heb moeite met die grote initiatieven. Je ziet dat zo algemeenheden over mensen worden uitgestrooid: ze staan te ver af van de dagelijkse gang van zaken.’

Een ander gevaar van de bemoeienis van experts is dat ouders daardoor erg onzeker kunnen worden. Kinderen opvoeden lijkt steeds meer iets dat zij niet alleen afkunnen. In de opvoedprogramma’s op tv vertellen nanny’s en pedagogen hoe je de klus klaart. Daarnaast neemt de bemoeienis van de overheid met de opvoeding sterk toe. Zo leggen de Centra voor Jeugd en Gezin van minister Rouvoet alles rondom het kind vast. De stad Den Haag heeft sinds kort een ‘opvoedingscanon’: een test met zestig vragen waarmee ouders hun kennis over opvoeding kunnen testen. Zonde van het geld en overdreven moraliserend, vindt Noordegraaf.
De verwarring van ouders kan nog groter worden als ze welwillend alle informatie van experts tot zich nemen. De deskundigen verschillen namelijk onderling vaak van mening. Neem de vraag of je een baby op een eigen kamer moet laten slapen, in de ouderslaapkamer, of in het bed van de ouders. De ene stroming redeneert vanuit het belang van ‘rust, reinheid en regelmaat’, de andere vanuit ‘wat is het meest natuurlijk?’. En: moet je een baby (even) laten huilen, of meteen oppakken? Psychologen zeggen: meteen troosten, anders heeft een kind een levenslang trauma; anderen vinden dat je een kind rust moet bieden en dat het best even kan huilen. Noordegraaf: ‘Alle normen en regels zijn het overwegen waard, maar de vrijheid van het ouderschap is dat je je eigen keuzes maakt. Oftewel: de zorg voor een kind is geen dogma, maar een dilemma.’

Kinderen koop je in de hemel. Over zwangerschap, geboorte, kind-zijn en ouder worden, door Liesbeth Noordegraaf-Elens, uitg. Klement, Amsterdam 2009, 128 blz., € 16,95