Home Handleiding voor de goede smaak
Liefde

Handleiding voor de goede smaak

Door Martijn Meijer op 28 juni 2005

06-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Hoe minder inspanning, hoe aristocratischer: dat is de richtlijn voor de goede smaak op sportgebied.’ Vijf regels voor de goede smaak in verwarrende tijden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 

Drank

A.F.Th. (van der Heijden) drinkt in zijn stamkroeg geen pilsje maar een ‘herenpils’: een groot glas koud bier met ‘bijna kauwbaar schuim’. Met die term probeert hij aan de alcoholische allemansdrank bij uitstek, het biertje, een klasse te verlenen die bij zijn schrijversstatus past. Toch blijft het stijlvoller om, zoals Gerard Reve deed, te poseren met een glas rode wijn.

Bier is van oudsher niet de drank van de heren, het is de drank van de knechten. De knechten van toen, dat zijn de oranjesupporters van nu; niet het soort volk waar een heer van stand zich onder begeeft. De uitdrukking ‘bier na wijn geeft venijn’ doelt dan ook op een maatschappelijke val, die gemener is dan de gemeenste dronkenschap.

Waarom wordt wijn hardnekkig met goede smaak geassocieerd en bier niet? Omdat wijn een intensere smaak heeft dan bier. Bier kunt u zonder nadenken in uw keelgat gieten. Wijn moet aandachtig genoten worden. De concentratie van de drank en de concentratie van de proever moeten op gelijk niveau staan: hoe meer smaak, hoe beter de smaak. En bij die smaak hoort de kennis van wat kan en wat niet kan. Zoals: een zware wijn (Bordeaux, Bourgogne) wordt geserveerd bij gebraden of gegrild vlees. Bij gekookt vlees hoort een droge witte wijn, bij kalfsvlees past rood of wit en in ieder geval geen te zware wijn. Maar probeert u nooit in bloemrijke termen het ‘bouquet’ van een wijn te omschrijven. Met een te nadrukkelijk gedemonstreerde wijnkennis kunt u uw gasten irriteren. Het lijkt dan alsof u een les opzegt die u van buiten heeft geleerd, terwijl de ware smaak iets innerlijks moet zijn dat zich op natuurlijke wijze doet gelden.

Kleding

‘Draag dag en nacht maatwerk.’ Dat is hét kledinggebod van Jort Kelder en Ivo van Regteren Altena in hun stijlboek Extravaganza! Of de Nederlandse man zich nu formeel of informeel kleedt, het ontbreekt hem aan de juiste smaak, concluderen de auteurs. ‘Zo elegant als de gebronsde Zuid-Europeaan zijn roomkleurige ongevoerde linnen pak weet te dragen, zo opzichtig worstelt de Nederlander met “vrijetijdskleding”. Geen kasjmier sokken in handgemaakte soepele leren schoenen, maar een hakloos wit badstof exemplaar met campingslippers.’ Natuurlijk is een mooi linnen pak alleen niet genoeg. U moet uw kleding weten te dragen, met elegantie, een goed figuur en gracieuze gebaren.

De lach is volgens Aristoteles de uitdrukking van een superioriteitsgevoel. Daarom lacht de goede smaak, in de zekerheid van eigen heerlijkheid, om uitwassen van slechte. Maar lacht u niet te hard: niemand is zeker van een plaats in het winnende kamp zolang de smaak met de mode meeverandert. Als u een fashion statement maakt, levert u zich hoe dan ook uit aan het oordeel van anderen. Het ene jaar zal u bewondering oogsten, het andere jaar misprijzen. En hoe goed u zich ook kleedt, in de verkeerde context bent u al snel overdressed.

De smaak heeft dus een sociale structuur. Een persoonlijke smaak ontstaat niet in het luchtledige, maar wordt met anderen ontwikkeld. U kunt uw smaak aanpassen, of er een radicaal afwijkende smaak op nahouden, maar het oordeel van uw naasten blijft in uw eigen smaakoordeel verdisconteerd. Als u in de spiegel kijkt, kijkt u niet alleen naar uzelf: u kijkt door de ogen van anderen.

Vakantie

‘De hel is de ander’, zeker aan de Costa del Sol. Overal duikt de ander op: in de ontbijtzaal, aan het strand, zelfs op uw vakantiefoto’s. De ander is een man die luid praat, veel eet en zo weinig mogelijk uitgeeft. Als u goed kijkt, ziet u dat hij wel wat op u lijkt.

Sommige toeristen vinden het prettig om tussen toeristen te verkeren, het liefst landgenoten met dezelfde smaak. Zo blijft in den vreemde alles toch vertrouwd. U houdt niet van kamperen en besluit naar Azië af te reizen, maar ook daar blijkt u onderdeel van de toeristenindustrie. De folder beloofde een onbedorven oord, maar met zulke prijzen had u beter moeten weten. Privacy, rust en ruimte zijn luxeartikelen op deze dichtbevolkte planeet. Het solipsisme gaat ervan uit dat alleen ‘het ik’ bestaat. In de studeerkamer valt die filosofische positie nog wel vol te houden; op vakantie moet u er dik voor betalen.

Het hoogst bereikbare voor de toerist met geld is een hermetisch afgesloten landgoed. Of een privé-eiland. Voor 25.000 dollar per nacht kunt u alleen of met vrienden logeren op Necker Island in de Caribische zee, het eigendom van Virgin-tycoon Richard Branson. De beloftes van de folder worden daar waargemaakt: ‘adembenemende uitzichten’, ‘maagdelijke stranden’, ‘ongerepte natuur’. En het belangrijkste: de enige ‘ander’ die in het plaatje opduikt, is de bediende die dag en nacht klaarstaat. Op Necker Island kunt u een tweede Robinson Crusoe zijn, maar dan eentje die onbeperkt champagne drinkt, kreeften kraakt en wanneer hij wil per helikopter van het eiland vertrekt. Eén ding mist u op een privé-eiland: de afgunstige blikken van de have nots. Misschien is het toeristisch solipsisme toch niet zaligmakend; u heeft de ander nodig om het verschil te ervaren. 
 

Huisdier

Een kater is een aristocraat, maar dat zegt niets over de mens met wie hij samenleeft. Waarschijnlijk ziet hij u als zijn bediende. Een hond erkent u wel als zijn meerdere. Bovendien kunt u hem mee uit wandelen nemen; met de juiste hond aan de lijn geeft u blijk van goede smaak. Een jachthond heeft het meeste snob-appeal; de jacht is immers het tijdverdrijf van de betere kringen. U komt goed voor de dag met een greyhound (vaak aanwezig op schilderijen van adellijke families), de Saint-Hubert (een van de oudste Europese rassen) en de Bretonse spaniël (geschikt voor de jacht op klein gevogelte). Poedels, herders en schoothondjes zijn natuurlijk uit den boze.

Aan de andere kant moet u ook niet teveel waarde hechten aan het ras. Het karakter van de hond telt ook mee. En doet de genegenheid tussen baas en hond alle genetische tekorten niet vergeten? Thomas Mann verhaalt in Herr und Hund (1919) vol liefde over Bauschan, zijn kortharige Duitse patrijshond. Bauschan  is geenszins een raszuivere patrijshond: hij is wat te klein, zijn voorpoten staan niet recht en de huidplooi rond zijn hals is te ruim. Maar de vacht is fraai en het is een hond met karakter. De schrandere kop, de gewelfde borstkas, de stevige poten, ‘het getuigt allemaal van een wakkere en degelijke viriliteit, het getuigt van boers jagersbloed’, schrijft Mann. ‘Hij is een echte patrijshond, als men het mij vraagt’.

Als u de hond uit wandelen neemt, laat u dan niet voortslepen: dan lijkt het of de rollen zijn omgedraaid. Ook een hond die zich mismoedig mee laat trekken doet afbreuk aan uw distinctie. De hond moet naast u wandelen en af en toe naar u opkijken, in afwachting van een commando. Vanzelfsprekend is uw hond gehoorzaam, u heeft hem laten opvoeden op de beste hondenschool, maar mocht hij een keer niet luisteren, begin dan niet te schreeuwen. Zo etaleert u uw machteloosheid, terwijl u met het bezit van uw hond wilt demonstreren dat u een moeiteloos overwicht heeft op alle levende wezens. (Alles wat hier over honden is gezegd, geldt mutatis mutandis voor kinderen. Ook een welopgevoed kind is een bewijs van goede smaak.)
 

Sport 

Elitaire sporten als golf, squash, polo en tennis werden vroeger in privé-clubs gespeeld. Daar kon de hogere klasse ongestoord een balletje slaan. Met de groei van de welvaart zijn de sociale verschillen in de sport zo goed als verdwenen. Bijgevolg worden op het golfterrein glimmende trainingspakken en blikjes bier gesignaleerd. Het sportleven is hopeloos gedemocratiseerd. Wat kunt u nog doen als u zich een uurtje sportief wil vertreden?

Tennis, hockey en roeien behoren tot de twijfelgevallen. Vanouds worden ze beoefend door de betere standen maar er komt teveel zweet bij vrij. Hoe minder inspanning, hoe aristocratischer: dat is de richtlijn voor de goede smaak op sportgebied. Uw vrijetijdsbesteding mag nooit vermoeiend, laat staan uitputtend zijn. Evenmin mag uw witte tenue vuil worden. Croquet is een goede keuze: het spel wordt regelmatig onderbroken voor een glas champagne, een cucumber sandwich en een goed gesprek.

Castiglione heeft in de zestiende eeuw uiteengezet dat het gedrag van de hoveling gekenmerkt wordt door ‘sprezzatura’, te vertalen als ‘bestudeerde nonchalance’. De hoveling moet ‘in alle omstandigheden een zekere achteloosheid doen blijken die alle inspanning verbergt’. Het is de kunst om de kunst te verbergen, zegt Castiglione. Zo behoudt de hoveling zijn gratie en oogst hij de grootste bewondering. Wat geldt voor de hoveling, geldt ook voor u, als sportman. Nonchalant en trefzeker slaat u zich door de wedstrijd, zonder dat het u lijkt te interesseren of u wint of verliest. Want de enige beloning van betekenis is het genot dat u aan uw behendigheid ontleent, uw achteloze gratie.