Home Gereedschap voor het overvolle heden
Aandacht Werk

Gereedschap voor het overvolle heden

Door Marli Huijer op 13 maart 2013

10-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Werknemers moeten flexibel en alert zijn, bereid om op elk moment te veranderen van woonplaats en identiteit. Daarnaast moeten ze vriendschappen en relaties onderhouden, sporten en gezond leven. Hoe plan je een loopbaan als alles tegelijkertijd moet? Door timing en tuning
‘Ik ben een fraaie exponent van totale immobiliteit’, stelt Herman Pleij in een interview in NRC Handelsblad van 15 september. De kritiek op de gesloten Nederlandse universitaire cultuur, die een aantal hoogleraren de week ervoor in Maandblad M formuleerde, legde hij als gezeur terzijde. Hij werkt veertig jaar aan dezelfde universiteit, is levenslang aangesteld, en beschouwt dat als een goede zaak. Pleij staat model voor de traditionele carrière; hij volgt een loopbaan waarin met het verstrijken der jaren een steeds hogere status wordt bereikt.

 

Lang was dit ook de maatschappelijke norm. Een carrière heeft naar deze norm een duidelijk omschreven cadans: om de zoveel jaar is het tijd voor een overstap, een stap omhoog welteverstaan. Mensen die zich binnen de gestelde tijdspannes omhoog weten te werken, worden meer gewaardeerd dan de tragere soortgenoten. Stilstand, onderbrekingen, uitstel, traagheid of – nog erger – stappen terug, worden in dit zogeheten lineaire loopbaanmodel negatief gewaardeerd.

Hoewel het lineaire model dominant aanwezig is, zijn er belangrijke culturele verschuivingen aan het optreden. Andere tijdsnormen doorkruisen het immobiele beeld: sabbaticals geven de mogelijkheid de loopbaan even te onderbreken, terwijl commerciële bureaus sessies met bedrijfspsychologen aanbieden die helpen bij het ontwerp van een loopbaan-op-maat. Een andere ontwikkeling die de lineaire tijdsindeling doorkruist is de ‘24/7′- tijd van het bedrijfsleven. Een goede werknemer is op elk moment bereid te veranderen van werkplek, woonplaats, levensstijl, uiterlijk of identiteit. De ‘negen tot vijf’-cultuur, waarbinnen mensen in een tijdspanne van dertig jaar naar de top van hun carrière werkten, raakt daardoor vermengd met andere manieren om tijd te organiseren, waarbij instant tijd, momentariteit, gelijktijdigheid en cycliciteit de sleutelwoorden zijn.

Dit past in wat de Poolse socioloog Zygmunt Bauman het ‘lichte modernisme’ noemt. Niet de reeks verleden-heden-toekomst speelt daarbij de hoofdrol – zoals bij een klassieke opvatting van carrière als één lijn omhoog – maar het nu.

De vraag is wat dit betekent voor nieuwe vormen van carrièreplanning. Flexibilisering biedt kansen aan hen die in het lineaire model door de onbeweeglijke ‘grijze prop’ niet kunnen doorstromen naar de betere banen. Zoals deeltijdwerkers, mensen die niet kunnen of willen voldoen aan de norm van de voltijdse werkweek. Of juist carrièremakers, die om allerlei redenen – bijvoorbeeld omdat ze vrouw zijn – tegen het in tijd en plaats starre model aanbotsen.

Maar aan de gerichtheid op het nu zitten ook veel nadelen. De samenballing van tijd tot één punt – het nu – botst met de veelheid aan tijden die eigen zijn aan het sociale en individuele leven. Alle e-mails lezen op het moment dat ze binnenkomen en ze meteen beantwoorden, is niet te combineren met het geconcentreerd schrijven van een artikel of beleidsnota. Wie wel alles tegelijk tracht te doen, loop groot risico te verstijven – de broodnodige flexibiliteit te verliezen – of om letterlijk opgebrand te raken. Willen we de voordelen van flexibilisering uitbuiten, dan moeten we naast het lineaire model nieuwe manieren vinden om de verschillende tijden waar werknemers mee te maken hebben en het idee van een loopbaan op elkaar af te stemmen. Deze nieuwe afstemming moet de mogelijkheden van de ‘lichte moderniteit’ openhouden, en tegelijkertijd ervoor waken dat het ‘alles in het nu’ zo dwingend wordt dat het resultaat lijkt op de circusact met de Chinese bordjes. In dit geval zijn de bordjes die draaiende gehouden moeten worden je werk, je gezin, je relatie et cetera. Ik noem die nieuwe tijdsindelingen timing en tuning.

 

Sinds kort kan ik vanuit mijn huis in Amsterdam in alle elektronische databases en tijdschriftenbestanden van de universiteitsbibliotheek in Groningen. Ik hoef de deur niet meer uit. Ruimte en tijd zijn tot vrijwel nul gereduceerd. De wereld staat letterlijk tot mijn beschikking. De zoekmachine Google – die dagelijks vele tientallen miljoenen zoekopdrachten verwerkt – is inmiddels zo populair, dat weinig werknemers zich voor kunnen stellen zonder te moeten doen. In Tirannie van het moment. Onze strijd tussen snelle en langzame tijd stelt Thomas Hylland Eriksen dat de overvloed aan informatie, die ongehinderd ons leven binnenrolt, ertoe leidt dat tijd ‘verzadigd’ raakt. Er is geen ‘voor’ en ‘na’, geen ‘hier’ en ‘daar’ om gebeurtenissen in tijd of plaats te onderscheiden. Alles gebeurt tegelijkertijd. ‘We leven met onze blik gefixeerd op een moment ongeveer twee seconden in de toekomst.’

De gerichtheid op het nu speelt zich af tegen een decor waarin het heden overvol is geraakt. Eind jaren tachtig beschreef de Oostenrijkse wetenschapsfilosoof Helga Nowotny deze culturele achtergrond als het ‘uitgebreide heden’. Het heden is zo vol met gegevens over verleden en toekomst dat we geen tijd en ruimte over hebben voor iets anders dan het nu. Internet en vliegverkeer – en in een eerdere fase drukpers, trein, radio en telefoon – stellen de westerse mens in verbinding met grote aantallen andere, simultaan bestaande werelden, en daarmee met een ongekend aantal potentiële mogelijkheden om het leven op dit moment anders te leven. Om zo min mogelijk te missen, moeten we 150 procent uit elk moment halen. Het hoogste doel is een ‘instant-leven’, waarin het eeuwenoude verlangen naar onsterflijkheid heeft plaats gemaakt voor een verlangen naar onsterfelijke en oneindig volle momenten.

Mobiliteit en flexibiliteit beperken zich niet tot iemands image of werkstijl, deze normen worden ook opgelegd aan het menselijk verkeer. Wie mee wil tellen in het nu-tijdperk moet zich flexibel kunnen bewegen in snel wisselende netwerken van ‘vrienden’, bondgenoten, geliefden, collega’s en kennissen. Vanzelfsprekend moet dat er vlot en ontspannen uitzien. Als het al moeite kost, mag dat zeker niet zichtbaar zijn.  

En hier begint het te wringen. De dynamiek van de ‘lichte moderniteit’ kan zeer aantrekkelijk zijn, maar te ver doorgevoerd leidt ze tot fricties. Dit, omdat er tal van andere tijden zijn waar een mens mee te maken heeft. De meest basale (en banale) constatering is dat het menselijk leven verankerd is in de lineariteit en cycliciteit van het fysieke en fysische bestaan. In de natuurkundige wereld waar we onderdeel van zijn, wijst de pijl van de tijd onomkeerbaar vooruit – zonder dat lineariteit gelijk staat aan vooruitgang, overigens. Organismen als het menselijk lichaam worden altijd ouder; in de cyclus van de seizoenen is het altijd lente voor het zomer wordt; en in de cyclus van het leven zijn dochters altijd jonger dan hun moeders. Waar organisaties trachten het nu te verbreden en tijd tot nul te reduceren, is de onomkeerbaarheid van het menselijke bestaan een storend gegeven. Van mensen en dingen in ‘instant-tijd’ wordt verwacht dat ze makkelijk inzetbaar zijn. Ze zijn in staat snel, alert, mobiel, flexibel en creatief te reageren op wisselingen in de samenleving, op de markt of in de wetenschappelijke wereld.

 

De gevolgen daarvan zijn evident. Mensen worden objecten die ‘cyclisch’ worden ingezet. Iemand kan als een ster rijzen, bereikt een verzadigingspunt en wordt afgedankt, om plaats te maken voor een volgende ster. De welhaast heiligverklaring van het jong-zijn past in deze trend. Hoewel mensen steeds ouder worden, en ook steeds gezonder oud, worden veertigers tegenwoordig al bestempeld als ‘oudere werknemers’, die niet meer in staat worden geacht volledig mee te kunnen met het moderne tempo. Hebben ze de pech op straat te komen staan, dan zijn ze veelal uitgerangeerd.

Het is goed dat er wordt gemord aan de starre, lineaire tijdsopvatting van carrière, maar tijd tot nul reduceren is menselijkwijs onmogelijk. In plaats daarvan moet er oog komen voor de verschillende soorten tijd (sociale tijd, lichaamstijd, kloktijd, open-einde tijden, machinetijd, computertijd, ‘real time’, zomertijd, openingstijden, tijd voor kinderen, bedrijfstijden, kwalitijd, lege tijd, tussentijd, bedtijd) en hoe die met elkaar botsen. Dat begint al met het gegeven dat alles – elk individu, elk ding, elke lichaamscel – een eigen tijd heeft. ‘Eigen tijd’ is een begrip waarmee wordt aangegeven dat er niet één vorm en soort tijd is, maar een heterogeniteit aan gelijktijdig bestaande tijden.

Voor het individu heeft eigen tijd de betekenis van zelf-tijd, de tijd die bij iemand past. De één is een ochtendmens, de ander een avondmens. Eigen tijden zijn tot op zekere hoogte door het individu vorm te geven. Lichamelijke klachten, ouderdom, schooltijden van kinderen, reistijden, vergaderingen, en tal van andere factoren botsen op de eigen tijd die iemand bij zichzelf vindt passen. In deze wirwar van botsende tijden moet het individu de eigen tijd zien af te stemmen op de eigen tijden van organisaties of andere mensen.

Hoe ziet dat afstemmen eruit? De opties die het individu heeft, zijn simpel gezegd te duiden als timing of tuning. In het eerste geval poogt hij handig in te spelen op de tijden van de organisatie – op het juiste moment aanwezig zijn, een handeling verrichten, gezien worden -, in het tweede poogt het individu de eigen tijd die bij hem of haar past en de tijd van de organisatie op elkaar af te stemmen.

Timing is een vorm van strategisch handelen. Het individu moet keer op keer bepalen wat het juiste moment is om zichzelf onder de aandacht te brengen of ‘zichzelf’ te veranderen. Doel van timing is vooruitgang: je moet er beter van worden. Alertheid, snelheid, inzicht in de regels van de organisatie en lef zijn de kwaliteiten die iemand in zich moet hebben om het ver te schoppen. Timing veronderstelt dat het individu zelf voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de positie en status die zij of hij in een organisatie heeft.

Enige timing is waarschijnlijk niemand vreemd. Weten bij welke bijeenkomst je moet zijn en waar je rustig weg kunt blijven is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren op niveau. Timing biedt de mogelijkheid aan carrièremakers om snel de top te bereiken. Niet langer is het wachten op jouw beurt voor promotie, maar het is de kansen grijpen als ze komen.  

Tuning houdt, evenals timing, een bepaalde aanpassing in aan de situatie of organisatie. Bij tuning is dit echter geen eenzijdige aanpassing, maar een afstemming waarin elke deelnemer ernaar streeft dat zowel de delen als de som der delen zo goed, prettig of mooi mogelijk klinken. Tuning is een streven om met de tijd die bij het individu past een eigen muzikale notenreeks te leveren aan de klank (of eigen tijden) van de organisatie. Het is een gereedschap om met meervoudigheid van tijd om te gaan. Tuning vraagt besef van eigen tijd: welke tijd past bij mij? Preciezer geformuleerd: Welke tijd past op dit moment van mijn leven en in mijn situatie bij mij? De erkenning dat het menselijk leven verankerd is in het fysische en lichamelijke bestaan hoort daar bij. Ten tweede vraagt het een besef van waar eigen tijd botst met de tijden van organisaties. Wie snel omhoog wil in de universitaire wereld, de kunst of het bedrijfsleven, zal zich moeten realiseren dat de norm nog steeds wordt bepaald door voltijds werkende mannen die frequent hun werktijd overschrijden – en zal zich de vraag moeten stellen welke tijdsfricties dat oplevert. Ten derde is tuning een vaardigheid om de eigen tijd en die van het sociale en werkleven op elkaar af te stemmen. Deze vaardigheid kost tijd, tijd om na te denken over de tijd die bij het zelf past, over de eigen tijden van het sociale leven, waar fricties optreden, en vooral welke emoties dat oproept.

Zelfs organisaties waarin loopbanen van oudsher lineair verliepen ontsnappen niet aan de temporele eisen van de ‘lichte moderniteit’. Dit levert fricties op die verder gaan dan de spanningen tussen de tijden van een organisatie en de tijden die bij iemand passen.

‘U bent de ideale werknemer’, zei de baas van de universiteit waar ik vorig jaar werd aangesteld. Geheel in Amerikaanse stijl is het mijn vierde universiteit. Het lag op het puntje van mijn tong te zeggen dat ik graag met Herman Pleij wil ruilen. Maar het leek me niet het juiste moment om dat te zeggen. Bovendien weet ik inmiddels dat mijn klank op sommige plekken beter uit komt dan op andere. Of dat voor Pleij ook geldt, zullen we nooit te weten komen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.