Home Geluk komt met de jaren

Geluk komt met de jaren

Door Marco Kamphuis op 22 augustus 2017

Cover van 09-2017
09-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Genot belemmert nuchter denken en is de vijand van het verstand’. Cicero legt uit waarom afnemende lustgevoelens en andere ouderdomsverschijnselen alleen maar een voordeel zijn.

Na een turbulent politiek leven trok Marcus Tullius Cicero (106 – 43 v. Chr.) zich terug in zijn buitenhuis in Tusculum, in de buurt van Rome. Julius Caesar, jarenlang zijn grote tegenstander, die nu de absolute macht bezat, had hem vriendelijk te verstaan gegeven dat zijn leven alleen gespaard zou worden als hij zich voortaan met ongevaarlijke zaken als filosofie zou bezighouden. Kort nadat Cicero zijn intrek in zijn landhuis had genomen, overleed zijn geliefde dochter Tullia. Cicero probeerde zijn tegenslagen te verwerken door het produceren van een stroom boeken waarin hij de Griekse filosofie voor de Romeinen toegankelijk maakte. Zo schreef hij De senectute, ‘over de ouderdom’, door Vincent Hunink vertaald als De kunst van het oud worden, een prettig leesbaar boekje. Het is geschreven in de vorm van een fictieve dialoog, een gebruikelijk filosofisch genre sinds Plato, die vond dat een gesprek de beste manier was om tot de waarheid te komen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Cicero gaf de hoofdrol in zijn dialoog aan een historische figuur, Cato de oudere, een beroemde staatsman, militair en schrijver die al veertig jaar dood was toen Cicero geboren werd. In de inleiding op zijn vertaling beschrijft Hunink Cato als ‘een strenge, zuinige, oud-Romeinse zedenpreker en ultraconservatieve houwdegen’. Deze Cato (niet te verwarren met zijn achterkleinzoon Cato de jongere, die een tijdgenoot van Cicero was) is bij de gymnasiasten van tegenwoordig nog altijd bekend om de uitspraak waarmee hij volgens de overlevering elke redevoering, onverschillig het onderwerp, afsloot: ‘Overigens ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden’.
 

Nabije dood

Waarom koos Cicero juist voor Cato om over de ouderdom te filosoferen? Cato had zich tot een ideale grijsaard ontwikkeld, een en al wijsheid en waardigheid, berustend in zijn eigen nabije dood – en in het overlijden van zijn zoon. Wat Cicero ook aangesproken zal hebben is dat Cato even erudiet en veelzijdig was als hijzelf. 

In Cicero’s dialoog beantwoordt Cato de vraag van twee jonge vrienden (die er daarna nauwelijks meer aan te pas komen) hoe het komt dat hij de oude dag, die toch algemeen als een last wordt gezien, zo licht draagt. Daar is niets moeilijks aan, zegt Cato. Hij onderscheidt vier hoofdredenen waarom er over de ouderdom geklaagd wordt, en die zal hij met genoegen onderuithalen. 

Ten eerste wordt gezegd dat de ouderdom ons inactief maakt. Dat klopt duidelijk niet, zegt Cato, dat ‘is zoiets als wanneer je beweert dat een stuurman tijdens het varen niets zit te doen. Anderen klimmen in de masten, rennen over het dek of scheppen kielwater uit’, maar wat de man met het roer in handen doet is veel belangrijker. ‘Niet fysieke kracht of snelheid of beweeglijkheid tellen bij grote activiteiten, maar wijs beleid, gezag en oordeelsvermogen.’ En die kwaliteiten worden op de oude dag alleen maar groter. Maar wordt het geheugen dan niet minder? Ja, als je het niet oefent! Je moet natuurlijk wel een beetje moeite doen. Er is geen enkele reden waarom een oude man het studeren zou opgeven. De geest verslapt niet, als je hem ‘gespannen als een boog’ houdt.

Ten tweede neemt de fysieke kracht af. Ja, dat is waar, maar waarom zou dat erg zijn? ‘Wat voorhanden is, daar moet je gebruik van maken. Bij al wat je doet moet je handelen naar je krachten.’ Je hebt minder energie – ‘maar energie wordt van de ouderdom ook niet gevraagd […] Geen dwang meer voor ons: niet voor wat we niet kunnen, en zelfs niet voor wat we wel kunnen.’ Bovendien valt het met de aftakeling wel mee als je gezond en matig geleefd hebt. En natuurlijk moet je lichaam en geest blijven oefenen.   

Ten derde ervaar je op hoge leeftijd minder genot. Dat, werpt Cato tegen, is nu juist een voordeel. ‘Genot belemmert nuchter denken en is de vijand van het verstand. Het verblindt, om zo te zeggen, de ogen van de geest en heeft helemaal niets van doen met deugd.’ Als je niet meer kunt genieten van ‘afgeladen tafels en steeds weer bijgevulde bekers’, heb je ook niet meer te lijden van ‘dronkenschap, moeizame spijsvertering en slapeloze nachten’. Wat seks betreft haalt hij met instemming Sophocles op gevorderde leeftijd aan: ‘Graag ben ik daarvan weggevlucht, zoals van een woeste, razende meester!’ Er gaat niets boven het genot van schrijven en studeren, waarvoor de oude dag, vrij van verplichtingen, alle gelegenheid biedt; overigens is een beetje werken in je wijngaard ook geen straf. 

Ten slotte is er de nadering van de dood. Daar ligt Cato ook niet wakker van. Ook wanneer je jong bent, heb je niet de garantie dat je de avond haalt; zijn zoon is eerder gestorven dan hij. En al is het waar dat een oude man in redelijkheid niet mag hopen nog tien jaar te leven, daar staat tegenover dat hij op een lang leven kan terugkijken, terwijl de jongere nog maar moet afwachten of dat voor hem is weggelegd. De ziel is trouwens onsterfelijk – en mocht hij dat niet zijn, dan verdient de dood al helemaal geen aandacht. 

Zo laat Cicero zijn Cato een optimistische visie op de oude dag verkondigen: met de door de leeftijd opgelegde beperkingen valt prima te leven en er gaat niets boven studeerkamergeluk. Helaas wist Cicero zichzelf met die mooie woorden niet te overtuigen. Na de moord op Caesar haastte hij zich naar Rome terug. Nieuwe redevoeringen, applaus, politieke invloed – hij leefde op, eindelijk deed de drieënzestigjarige er weer toe. Maar hij maakte ook nieuwe vijanden, die, anders dan Caesar, geen zwak voor hem hadden. Hij werd gruwelijk vermoord. Geen rustige oude dag voor Marcus Tullius Cicero.