Home Geloof niet in de vrije markt

Geloof niet in de vrije markt

Door Frank Mulder op 27 mei 2014

Cover van 06-2014
06-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Het vertrouwen in de heilzame werking van de vrije markt heeft religieuze trekken, meent filosoof Joseph Vogl. In zijn nieuwste boek legt hij uit waarom we ons daarvan moeten bevrijden.

De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat een vrije markt niet automatisch tot orde leidt. Dat wisten we eigenlijk al sinds de dotcom-crisis (2000), de Russische crisis (1998) en de Aziëcrisis (1990). Toch gaan de No­bel­prijzen voor economie nog steeds meestal naar eco­nomen die vinden dat de markt, door alle belangen een prijs te geven, evenwicht schept. In zijn boek Het spook van het kapitaal vergelijkt de Duitse filosoof en literatuurwetenschapper Joseph Vogl dit probleem met de oude theodicee. Daarin werd het geloof in een almachtige, goede God verzoend met het lijden op aarde. Net als in de huidige kapitalistische ‘oikodicee’, aldus Vogl.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat is dat, een oikodicee?
‘De theorie die volhoudt dat vrije markten de chaos in de wereld transformeren in orde en harmonie. En dat grote crises geen bewijs zijn tegen de juistheid van dit systeem, want de markt neigt altijd naar orde. Adam Smith noemde dat de “onzichtbare hand”. De wortels daarvan liggen in de natuurlijke theologie, die geloofde dat er achter de chaotische dynamiek wetten bestaan die de wereld met voorzienigheid besturen. Omdat markten uitvoering leken te geven aan de natuurwet, moest de rest van de maatschappij daarmee in lijn worden gebracht.’

Is dat erg?
‘Ja, want het is een geïdealiseerd model van de wereld. Het geloof in de markt als brenger van harmonie is de basis geworden van het economisch denken, in de vorm van de “efficiënte markthypothese”. Dat zette de deur open voor allerlei wiskundige rekenmodellen. Maar er zijn blinde vlekken, zoals voor de machtsrelaties in markten. Dat er bijvoorbeeld banden zijn tussen economische spelers en politici. Ze doen alsof markten in een gesloten omgeving opereren, maar het kapitalisme is niet één gesloten systeem. Wat wij vrije markt noemen is een wisselwerking tussen allerlei mensen, wetten, mentaliteiten, media en technologieën, die de prijzen en de koersen beïnvloeden. Het model van de markt is maar een klein deel van de werkelijke markt.’

Economen hebben toch altijd benadrukt dat hun modellen maar modellen waren?
‘Toch zijn ze wel gebruikt om de sociale werkelijkheid te herstructureren. Neem het hele idee van concurrentie. Sinds de jaren tachtig is dat alle sociale sectoren binnengedrongen. In beroepen, in onderwijs, in de overheid. Alles moet worden georganiseerd volgens het model van de concurrentie. Zo komt men zelfs tot prijzen voor “relationeel kapitaal” en “menselijk kapitaal”.’

Wat gaat er dan mis?
‘Geld is niet neutraal. Het is meer dan een instrument. Geld is uiteindelijk een relatie tussen een schuldeiser en een schuldenaar. Dat is een machtsrelatie die je niet kunt laten verdwijnen in zuivere ruilmodellen. Ik ken geen enkele markt waar de vrije concurrentie echt heeft geleid tot een eerlijke verdeling en harmonie. Alle steden in Europa zijn kapotgemaakt door de vrije huizenmarkt. De energiemarkt heeft geleid tot enorme monopolies. Dat zijn geen afwijkingen van de markt, de markt zelf doet dit.’

Marktprijzen zeggen dus weinig over de onderliggende waardes?
‘Ja, en dat geldt met name voor de financiële markt zelf. Wanneer prijzen van financiële producten stijgen, nemen de verwachtingen van beleggers over toekomstige prijzen toe. Daar speculeren ze op door die producten te kopen. Dus bij stijgende prijzen stijgt de vraag, en daarmee de prijs. Superbelegger George Soros noemt dat reflexiviteit. Han­de­lingen leiden tot een positieve feedback in het systeem. Omgekeerd, als de prijs daalt, verkoopt iedereen. Tussen beide bewegingen zit een omslagpunt waarbij niemand weet wat de prijzen werkelijk betekenen.’

De financiële markten zijn losgezongen van de realiteit.
‘Nee! Ze zijn er juist mee verweven. Geen ondernemer kan een zaak opzetten zonder kapitaal te lenen van investeerders op de financiële markten. Maar het is wel de droom van het kapitaal: het gewicht van de realiteit verliezen. Dat zien we mooi in de roman Cosmopolis (2003) van Don DeLillo, over een fondsmanager in New York. Die streeft ernaar de winstverwachtingen van de toekomst te gelde maken, ongehinderd door materiële belemmeringen in het heden. Dat is de droom van het kapitaal. Maar er zijn grenzen en die zitten het kapitaal op de hielen. Bovendien bepalen de winstverwachtingen wat er gebeurt in de rest van de economie. Arbeid wordt geflexibiliseerd of ge-outsourced, ondernemingen worden gereorganiseerd.’

Is dat het spook uit de titel? De rekening?
‘Ja. We denken bij spoken aan enge dingen uit het verleden die ons in het heden opzoeken. Maar dit spook duikt op als er iets in de toekomst verkeerd gaat. Als je te veel schulden hebt gemaakt. Je kunt risico’s niet oneindig verkleinen door ze, verpakt in financiële producten, door te verkopen. Er zijn deadlines en als je niet betaalt, ga je bankroet. Dat is wat er in de crisis is gebeurd.’

Hebben we er iets van geleerd?
‘Ik weet het niet. De grote spelers zijn alleen maar groter geworden en de dynamiek wordt nog steeds aangejaagd door goedkoop geld. Het aantal miljonairs is sinds de crisis toegenomen, het aantal armen ook. De krachten die tot de crisis hebben geleid, zijn versterkt door het gevoerde beleid, dat ons nog afhankelijker van de financiële markten heeft gemaakt. Het idee van de vrije markt camoufleert alleen maar de belangen van machtige beleggers. Dat de markt automatisch zal leiden tot een soort zuivere en efficiënte toestand, is een legende. De zuivere toestand bestaat niet. We moeten de economie bevrijden van dit idee van voorzienigheid. We moeten de economie seculariseren.’