Home Geen waardig portret

Geen waardig portret

Door Jannah Loontjens op 29 oktober 2020

Geen waardig portret
Cover van 11-2020
11-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

De Zweedse auteur Ann Heberlein schreef een biografie van Hannah Arendt. Die leest vlot, maar doet Arendt geen recht.

Hannah Arendt (1906–1975) is een van de filosofen voor wie mijn bewondering blijft toenemen. Hoe meer ik van haar lees, hoe meer ik onder de indruk raak: wat een reikwijdte van denken, wat een scherpte en precisie. Dat er met enige regelmaat een nieuwe biografie van Arendt verschijnt, juich ik dan ook alleen maar toe. De jongste in dit genre is van de Zweedse auteur Ann Heberlein (1970).

Heberlein is in Zweden bekend als schrijver van boeken over ethiek en depressie, maar ook als iemand die zich fel uitspreekt tegen immigratie. Ze is lid van een centrum-rechtse partij die gekant is tegen het opnemen van vluchtelingen. Het komt enigszins merkwaardig over dat juist Heberlein ervoor kiest om het leven en denken van Hannah Arendt te portretteren, de filosoof die niet alleen zelf haar land moest ontvluchten, maar die ook indringend over stateloosheid heeft geschreven en het recht op rechten, dat ieder mens in elke situatie zou moeten beschermen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ondanks deze uiteenlopende politieke opvattingen blijkt Heberlein een groot liefhebber van Arendts werk. Sterker nog: in het voorwoord bekent ze: ‘Hannah Arendt is al jaren een vriendin van me.’ Deze wat ongepast intieme toon kenmerkt de bio­grafie, die ik met stijgende verbazing heb gelezen.

De titel Hannah Arendt: Over liefde en kwaad wekte mijn interesse. Vrijwel iedereen die ook maar iets van Arendt af weet, denkt bij zo’n titel aan twee momenten: haar verslag van het Eichmann-proces en haar daarmee samenhangende theorie van ‘de banaliteit van het kwaad’, en aan de complexe liefdesrelatie tussen Arendt en Heidegger. Als Heberlein ingaat op deze gebeurtenissen die Arendts leven tekenden, maar die ook duidelijke sporen nalieten in haar denken, kiest ze ervoor om niet Arendts filosofische teksten te citeren, maar om andere denkers aan te halen. Zo gaat Heberlein uitgebreid in op de Finse romancier Willy Kyrklund, die ooit een ironisch, ridiculiserend essay over ethiek schreef, waarin het goede vrijwel inwisselbaar wordt voor het kwade. ‘Hannah heeft Kyrklunds ironische essay over goedheid natuurlijk niet gelezen, maar ze zou het waarschijnlijk wel gewaardeerd hebben,’ besluit de biograaf. Heberlein grijpt zo vaak terug op volslagen willekeurige denkers, die zogenaamd Arendts filosofische standpunten verklaren, dat je bijna gaat vermoeden dat ze Arendts werk amper kent. Of het niet begrijpt.

Je vermoedt bijna dat Heberlein Arendts werk amper kent

Als Heberlein de ontluikende liefde tussen Heidegger en Arendt beschrijft, acht ze het nodig om allerlei vergelijkingen te maken met romans waarin pijnlijke affaires voorkomen: Anna Karenina, De toverberg en ook Misdaad en straf. Die laatste doet Heberlein opmerken: ‘Sonja luistert naar Raskolnikov zoals Hannah naar Martin luisterde.’ Werkelijk? In Dostojevski’s roman is het personage Sonja een prostituee; wat doet Heberlein ertoe besluiten zo’n ongepaste vergelijking te maken? Later merkt Heberlein gelukkig ook op: ‘Vaak wordt de invloed van Martin Heidegger op het denken van Hannah Arendt benadrukt. Minder frequent wordt de invloed genoemd die zij ongetwijfeld op hem en zijn denken uitgeoefend heeft.’ Inderdaad. En het zou interessant zijn geweest als ze had uitgelegd waar die invloed precies uit bestond, maar dat blijft onbenoemd.

Tijdens het lezen raakte ik meerdere keren ronduit gechoqueerd, niet zozeer door onthullingen over Arendts leven – was het maar waar! – maar door de wijze waarop Heberlein het leven, maar vooral het denken, van deze bijzondere filosoof benadert. Het best zijn de stukken die Arendt niet direct aangaan, waarin de historische ontwikkelingen in de jaren dertig worden geschetst en waarin bijvoorbeeld de vluchtpoging van Arendts goede vriend Walter Benjamin wordt beschreven, tragisch eindigend met zijn zelfmoord.

Tegen het slot van de biografie is er een hoofdstuk aan vriendschap gewijd en noemt Heberlein Men in Dark Times, een boek dat Arendt schreef over mensen die ‘veel voor haar betekend hadden in haar denken en intellectuele ontwikkeling’. Het boek bevat portretten van filosofen met wie Arendt werkelijk bevriend was, zoals Benjamin en Jaspers, maar ook mensen die ze nooit heeft gekend, zoals Rosa Luxemburg. Misschien was het dit boek dat Heberlein deed besluiten Arendt een ‘vriendin’ te noemen? Als dat zo was, verklaart ze dat niet, zoals ze buitengewoon weinig van haar eigen motieven of die van Arendt verklaart. Als er iets positiefs over dit boek te zeggen valt, is het dat het gemakkelijk wegleest, maar een waardig portret is het beslist niet.

Hannah Arendt: Over liefde en kwaad. De biografie
Ann Heberlein, vertaald door Marika Otte| Het Spectrum | 232 blz. | € 26,99