Home Geen roomse blijheid voor Verhoeven

Geen roomse blijheid voor Verhoeven

Door Coen Simon op 13 maart 2013

08-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Twee jaar na zijn dood is Cornelis Verhoeven alsnog ingelijfd door katholieke denkers. Een ongepaste annexatie, want Verhoeven had zelf verklaard dat zijn geloof was ‘verwaaid in de wind’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Voordat ik gelijk kreeg, had ik het natuurlijk al.’ Een rake zelftypering van Cornelis Verhoeven. De Bossche filosoof was net als Willem Frederik Hermans geestig, scherpzinnig en had ‘altijd gelijk’, maar anders dan WFH was hij de gelatenheid zelve. Zijn typering doet hij in Ger Groots interviewbundel Twee zielen Gesprekken met hedendaagse filosofen. Twee jaar geleden overleed Verhoeven en ter nagedachtenis hebben Ben Schomakers (een bevriend collega) en uitgeverij Damon een intellectuele biografie van Verhoeven samengesteld waarin ook dit gesprek uit 1993 met Groot is opgenomen.

Er zou ‘misschien gezegd kunnen worden, dat het te vroeg na de dood van Verhoeven tot stand gekomen is (…). Als dat zo is, biedt dit boek een voorlopige inventarisatie van het denken van Verhoeven en de motieven die dat in beweging gezet hebben en nog niet een definitieve beschrijving.’ De halfslachtige verontschuldigingen van Schomakers zijn helaas exemplarisch voor het vormeloze resultaat. De veelbelovende biografie Op het tweede oog bevat naast een handjevol interessante bijdragen en een indrukwekkend ijverige ‘autobibliogafie’(een door Verhoeven zelf bijgehouden lijst van primaire en secundaire publicaties) vooral veel biografische en thematische overlappingen en omhalig geschreven stukken van auteurs die terloops laten vallen dat ze een ‘warme vriendschap’ onderhielden met ‘Kees’.
 

Verwaaid in de wind

Halfslachtigheid in stijl en intentie mag dan een kwestie van smaak zijn, spreken met dubbele tong in de interpretatie van deze belangrijke denker is not done. Wat wil bijvoorbeeld Wil Derkse onder het kopje ‘Religieuze binding’? Hij geeft toe met de eigen woorden van Verhoeven dat het geloof Verhoeven al een tijdje ‘een beetje dwarszat’ en het uiteindelijk ‘is verwaaid in de wind, en wat in de wind verwaait komt nooit meer terug’. Maar Derkse vraagt zich dan toch retorisch af ‘wélk geloof’ Verhoeven verloren heeft. Want wie zich bezighoudt met ‘existentiële ervaringen als troost, dankbaarheid, geven, ontvangen, verlangen en barmhartigheid’ moet wel met ‘de beste en echte knooppunten’ van het katholieke geloof verbonden zijn.
Deze hoogstmerkwaardige conclusie is echter nog niet zo problematisch als de dubbele agenda van redacteur Schomakers. Hoewel hij in zijn artikel over de verwantschap tussen Plato en Verhoeven heel helder weet uit te leggen hoe Verhoeven Plato’s allegorie van de grot las, breekt hij ten slotte met zijn belofte niet met een ‘definitieve beschrijving’ te komen. Zijn laatste oordeel luidt dat Verhoeven zich ‘waarschijnlijk gelukkiger gevoeld zou hebben’ met de Plato-interpretatie die hij, Schomakers, zelf geeft.


Verhoevens interpretatie van de allegorie van de grot is zonder meer zijn belangrijkste intellectuele erfenis. In zijn lezing neemt hij afstand van de gangbare uitleg die Plato’s wereld verdeelt in de échte (de wereld van de Ideeën) en de inferieure variant, die aan ons, eindige zielen, verschijnt (de schaduwen in de grot). De ontsnapping uit de grot moet volgens Verhoeven niet gelezen worden als een Verlichte ontstijging aan de onechte wereld van de banaliteit, maar als een metafoor voor een manier van denken, namelijk het denken over het denken zelf. Elk mens zou in principe in staat zijn tot zo’n wijze van denken, of beter van kijken, die hij aanduidde met ‘het tweede oog’.

Verhoeven hanteert altijd het vlijmscherpe scheermes van Ockham, dat geen enkel zijnde zonder noodzaak vermenigvuldigt. Dat zorgt ervoor dat de bescheiden Bosschenaar geen denker is die systemen bouwt, maar een die zijn filosofische activiteit volledig inzet om zijn verwondering te uiten over het eenvoudige, doch duizelingwekkende gegeven, ‘dat er is’. Om die reden is hij altijd wars geweest van metafysica. Transcendentie kan zijns inziens alleen bestaan voorzover die het resultaat is van ons ‘tweede oog’. Dat is ook de reden waarom de ontsnapte holbewoner bij Plato uiteindelijk weer terug moet naar zijn hol. Niet om bekeerd en al terug te keren en ‘zieltjes te winnen’, maar om te benadrukken dat ons denken misschien wel boven zichzelf kan uitstijgen maar nooit boven het simpele feit ‘dat er is’. Schomakers vindt dat niet voldoende, hij meent dat Plato het Goede ‘aan gene zijde van het zijn’ vond.

Maar dat er iets is en niet niets, is volgens Verhoeven genoeg om over te juichen.‘Roomse blijheid’, zei hij al tegen Ger Groot, ‘daar hebben ze mij ook nooit op kunnen betrappen’.
 
Op het tweede oog, intellectuele biografie van Cornelis Verhoeven, red. Ben Schomakers, uitg. Damon, Budel 2003, 444 blz., € 24,90